De persconferentie na het aannemen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Parijs, 1948)
© UN PHOTO

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ontstaan

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) is in 1948 opgesteld op basis van verschillende rechtsbronnen uit de westerse geschiedenis. Hier lees je de ontstaansgeschiedenis in 10 vragen.

1. Hoe kwam de UVRM tot stand?

Mensen met allerlei beroepen, overtuigingen, ideologieën en culturele achtergronden waren betrokken bij het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ze baseerden de tekst op rechtsbronnen van de westerse geschiedenis, maar lieten hierbij verwijzingen naar godsdiensten en tradities achterwege. Uiteindelijk is in de verklaring een breed scala aan mensenrechten komen te staan, waaronder sociaaleconomische rechten, dankzij de verschillende achtergronden van de deelnemers. Op 10 december 1948 namen de toen 58 leden van de Verenigde Naties de verklaring aan. Er waren geen tegenstemmen, maar wel acht onthoudingen. Later is de verklaring wél door alle staten van de wereld erkend.

2. Welke teksten waren grondslag voor de UVRM?

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is gebaseerd op grondwetten, verdragen, godsdienstige teksten en commentaren uit alle delen van de wereld. Veruit het belangrijkste waren de grondwetten en verdragen van westerse landen. Een comité van Unesco deed een onderzoek naar mensenrechten in alle culturen en religieuze stromingen. Er staan grotendeels dezelfde beginselen in als in de UVRM, al besteedden de opstellers van de UVRM er weinig aandacht aan. Ook negeerden zij een document van internationale antropologen dat betoogde dat er geen echt universele waarden bestaan. In 1999 herriep de internationale vereniging van antropologen dat door een verklaring uit te brengen dat ze de universele beginselen van de UVRM aanvaardt.

3. Zijn er religieuze of ideologische sporen te zien in de UVRM?

Het overgrote deel van de tekst bestaat uit de juridische taal van grondwetten en verdragen. Gelijkheid en non-discriminatie zijn de leidende beginselen. Individuele vrijheid en rechtsbescherming staan voorop. Vrijheid kan alleen worden ingeperkt voor zover dat nodig is voor de mensenrechten van anderen. Zo is een beperking aan de vrijheid van meningsuiting oproepen tot discriminatie, omdat dat anderen schaadt.

Slechts enkele bepalingen lijken ideologisch-religieus geïnspireerd, zoals die over het gezin als ‘de natuurlijke en fundamentele groepseenheid van de maatschappij’ (art. 16). Er werd van verschillende kanten, onder meer door de Nederlandse afgevaardigde pater Leo Beaufort, aangedrongen op het noemen van God als de bron van mensenrechten. Maar de uiteindelijke tekst van de UVRM verwijst niet naar God: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen’ (art. 1).

4. Hoe kwamen de sociaaleconomische rechten in de UVRM?

De oproep om sociaaleconomische rechten in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens op te nemen kwam vooral van de Latijns-Amerikanen. Zij hadden eerder in 1948 al een Inter-Amerikaanse Verklaring van de Mensenrechten aangenomen. De sociaaleconomische rechten vonden weerklank bij twee belangrijke auteurs van de tekst, John Humphrey en René Cassin, die beiden socialistische idealen koesterden. De Sovjetstaten brachten het beginsel van non-discriminatie sterk naar voren, vooral om de Amerikanen dwars te zitten (de VS kenden toen nog een beleid van rassensegregatie).

Omdat de sociaaleconomische rechten (of ESC-rechten) in de UVRM staan, worden ze beschouwd als net zo belangrijke rechten als alle andere mensenrechten. Later is dat de ‘ondeelbaarheid van alle mensenrechten’ genoemd: het ene recht kan niet boven het andere worden gesteld. Het recht op voedsel is niet belangrijker dan het recht op vrije meningsuiting of geloof. Vanzelfsprekend verschillen wel de middelen om die rechten te verwezenlijken. Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen mensenrechten waar de overheid vooral iets niet moet doen, bijvoorbeeld martelinggevangenschap en censuur en waar ze vooral wel iets moet doen, zoals helpen werk, voedsel en huisvesting te krijgen.

5. Was de UVRM een reactie op de Holocaust?

Diverse auteurs stellen dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens op de eerste plaats is ingegeven door de ervaringen van de Holocaust. In de Preambule (inleiding) van de UVRM staat de overweging ‘dat terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens geleid hebben tot barbaarse handelingen die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan …’. Rechten als die op erkenning als persoon voor de wet, de gelijkheid voor de wet, en de keuzevrijheid in huwelijk, beroep en onderwijs waren bij uitstek door de nazi’s geschonden. Het recht op asiel was door de Jodenvervolging heel belangrijk geworden.

Die rechten, en de meeste andere van de UVRM, waren echter al eerder en soms lang vóór de Holocaust erkend in grondwetten, verdragen en rechtszaken. Opvallend is dat in de UVRM niets te vinden is over de bescherming van minderheden. Dat gebrek in bestaande verdragen was juist door de Holocaust naar de voorgrond gebracht. Ze ontbraken ook in de UVRM omdat veel staten, zowel communistische als die met koloniën, beducht waren voor een sterkere positie van minderheden op hun grondgebied.

6. Hoe was de stemming in de vergadering die de UVRM aanvaardde?

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties nam de UVRM aan op 10 december 1948. Er waren geen tegenstemmen. 48 staten stemden vóór en 8 onthielden zich (Tsjechoslowakije, Polen, Joegoslavië, Sovjet-Unie, Oekraïne, Wit-Russische Socialistische Sovjetrepubliek, Saudi-Arabië en Zuid-Afrika).

Bij de laatste stemming legde de Sovjet-Unie een heel lange verklaring af. De redenen van onthouding waren, in de woorden van Eleanor Roosevelt: ‘De Sovjet-Unie en haar satellietstaten onthielden zich omdat de Russische delegatie ons voorhield dat de verklaring de nadruk legde op “18e-eeuwse rechten” en niet voldoende op economische, sociale en culturele rechten. De gedelegeerde van Saudi-Arabië onthield zich, zeggende dat hij er heel zeker van was dat de koning niet zou instemmen met de interpretatie van de Koran. Zuid-Afrika onthield zich tot mijn verdriet ook; zijn vertegenwoordiger zei dat zij hun mensen basismensenrechten hoopten te geven, maar dat de verklaring te ver ging.’ Daarnaast stemden twee landen niet: Honduras en Jemen.

7. Hoeveel verzet was er tegen de Universele Verklaring van de Rechten van Mens?

Tijdens de vergaderingen eind 1948 kwam, volgens secretaris John Humphrey, een hoogleraar uit Canada, het belangrijkste verzet van de Sovjet-Unie en staten waarover zij heerschappij had, en van katholieke delegatieleden zoals Cuba. Humphrey noteerde kort voor de aanvaarding over de Cubaanse afgevaardigde: ‘Mocht de Universele Verklaring er niet komen, dan is dat meer zijn fout dan die van iemand anders.’

Sovjet-afgevaardigde Andrej Vysjinski, die hoofdaanklager was geweest in de stalinistische showprocessen, noemde in een lange slotverklaring de UVRM ‘een ontoelaatbare inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van staten’. Behalve Saudi-Arabië stemden de landen met een moslimmeerderheid vóór: Afghanistan, Egypte, Iran, Irak, Jemen, Syrië, Indonesië en Turkije. Later hebben alle landen van de wereld de UVRM bevestigd.

8. Wie waren de initiatiefnemers?

De besprekingen over de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, van januari 1947 tot 10 december 1948, vonden plaats in New York, Genève en ten slotte in het Palais Chaillot in Parijs. Sleutelfiguur was Eleanor Roosevelt, die actief was als echtgenote van de Amerikaanse president en na zijn dood in 1945 voorzitter werd van de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens. Roosevelt drong aan op een niet-bindende minimum-verklaring die brede instemming zou krijgen. Initiatiefnemers voor de UVRM waren onder meer niet-gouvernementele Joodse organisaties in de Verenigde Staten, de Britse jurist Hersch Lauterpacht en de Franse intellectuelen Henri Laugier en Jacques Maritain.

9. Hoe was de diversiteit onder de opstellers?

De vijftig mensen die het meest actief waren bij het opstellen van de UVRM kwamen uit bijna alle continenten. Maar zó groot was hun diversiteit niet:

  • Onder de vijftig prominente mensen waren zes vrouwen. Onder hen de cruciale persoon in de voorbereidingen: Eleanor Roosevelt.
  • Er waren beduidend meer mensen van een humanistische, socialistische of liberale overtuiging (zo’n twintig) dan mensen die zich op de eerste plaats als christen identificeerden (zo’n tien). Verder noemden vier mensen zich joods, drie moslim en zeven communist. Alle communisten onthielden zich aan het slot van stemming.
  • Vijftien mensen waren afkomstig uit West-Europa, zeven uit Oost-Europa, negen uit Noord-Amerika en Oceanië, acht uit Latijns-Amerika, acht uit Azië, drie uit het Midden-Oosten en geen uit Afrika. Veel Aziatische en bijna alle Afrikaanse landen waren in 1948 nog koloniën en daarom niet vertegenwoordigd in de Verenigde Naties.
  • De grote meerderheid van prominenten van buiten Europa en Noord-Amerika had in een westers land gestudeerd of was als diplomaat werkzaam in een westers land.

10. Hoe universeel is de Universele Verklaring?

Ondanks het gebrek aan diversiteit van de opstellers van de UVRM, is de verklaring later wel breed erkend. De lidstaten van de Verenigde Naties besloten zonder tegenstem om de Universele Verklaring níét aan te passen in 1968 (Teheran) en 1993 (Wenen). Dat betekent dat alle lidstaten van de Verenigde Naties, en niet alleen de landen die in 1948 instemden, de UVRM nu hebben aanvaard. Ook Taiwan, dat in 1971 uit de VN werd gezet, onderschrijft de UVRM. Sinds 1948 hebben de Verenigde Naties zo’n driehonderd verdragen en verklaringen op het gebied van mensenrechten aangenomen. Ook zijn verwijzingen naar de Universele Verklaring in de grondwetten van meer dan negentig landen te vinden.

Meer over dit onderwerp