Demonstranten voor het homohuwelijk in Paraguay (2015).

Identiteit, identiteitsbeleid en mensenrechten

Identiteit is in de psychologie de aanduiding voor wat als kenmerkend wordt beschouwd voor je persoonlijkheid. Je ervaart je identiteit als het resultaat van onder meer afkomst, geslacht, seksuele oriëntatie, en ook van ervaringen, verworvenheden en sociale banden.

Bescherming van mensenrechten houdt ook bescherming van je identiteit in, mits het beginsel van universaliteit van mensenrechten wordt gewaarborgd: de rechten die een bepaalde groep of individu toekomen, gelden ook voor iedere andere groep of individu.

Groepsidentiteit

Vanaf de jaren 1970 kwam het begrip ‘identiteit’ op in de betekenis van een groepsidentiteit waaraan bepaalde rechten of aanspraken kunnen worden ontleend. Die beweging begon in de Verenigde Staten, waar aanvankelijk vooral Afro-Amerikanen en lhbti+’ers zich profileerden. Doordat ze een bewustzijn van groepsidentiteit creëerden en uitdroegen, konden de pioniers grote aantallen mensen tot actie brengen om iets te doen aan achterstelling. Mensen die eerst voornamelijk slachtoffer waren, haalden nu trots uit hun gezamenlijke strijd tegen hun onderdrukking. Identiteit in de zin van het behoren tot een bepaalde groep speelt een grote rol in emancipatie.

Intersectionaliteit

Een individu heeft niet een enkele (groeps)identiteit, maar bevindt zich op het snijvlak van verschillende identiteiten. Dat wordt ‘intersectionaliteit’ genoemd, een term die bedacht is door Kimberlé Crenshaw. Zo kan iemand een zwarte trans vrouw zijn en te maken hebben met racisme, transfobie en seksisme. Deze drie vormen van onderdrukking treden in het geval van deze vrouw niet apart, maar gelijktijdig op. Daardoor ontstaat er een nieuwe vorm van onderdrukking die alleen gevoeld wordt door zwarte trans vrouwen. Zo zijn er veel meer soorten identiteiten en onderdrukking, die snel onzichtbaar worden voor een ander die deze identiteit niet heeft. Daarom is het belangrijk om door een intersectionele lens naar elke situatie te kijken, zodat je zo volledig mogelijk kunt opkomen voor de mensenrechten van iedereen.

Aangeboren, ontstaan of gekozen

Een identiteit kan zijn aangeboren (zoals door huidskleur), of later in het leven ontstaan (zoals bij veteranen, overlevenden van ernstige ziektes of trauma’s), of gekozen (zoals een politiek standpunt). Maar in veel gevallen is de grens tussen wat zelfgekozen en wat gegeven is, niet zo duidelijk. Religie is het gevolg van een keuze, maar wordt door velen beschouwd als een gegeven, iets dat een individu door herkomst heeft gekregen en heel moeilijk kan of wil veranderen.

Geboren worden als lid van een culturele minderheid is een gegeven, maar sommige mensen willen zich juist uitdrukkelijk losmaken van de culturele identiteit (taal, religie, gewoonten) die ze bij de geboorte hebben meegekregen. Vaak is er verband tussen de ene en de andere identiteit, maar automatisch is dat zeker niet. Niet elke vrouw is feminist, niet elke plattelandsbewoner is natuurliefhebber, niet elke immigrant voelt dezelfde verbondenheid met zijn herkomstland.

Universaliteit van mensenrechten

Onder de universaliteit van mensenrechten gelden dezelfde rechten voor iedereen ongeacht plaats, herkomst of welk onderscheid dan ook. Maar tegelijkertijd beoogt internationaal recht de gelijkheid te bevorderen door speciale aandacht voor de praktijken die schadelijk of kwetsend kunnen zijn voor mensen van een bepaalde identiteit.

In het internationaal recht worden zo’n twintig soorten identiteit erkend. Er zijn verdragen en verklaringen over de mensenrechten van vrouwen, kinderen, ouderen, mensen van kleur of mensen met albinisme, gelovigen, sprekers van een minderheidstaal, lhbti+’ers, beoefenaars van bepaalde beroepen, veteranen, etnische minderheden, migranten en zo meer. Mensen van zo’n identiteit kunnen aanspraak maken op speciale bescherming. In het algemeen: hoe minder keuze er is in de identiteit (zoals bij huidskleur, geslacht, leeftijd), hoe uitgesprokener de bescherming die het internationaal recht geeft. De verdragen tegen racisme en tegen de achterstelling van vrouwen en jongeren zijn door het grootste aantal landen bekrachtigd.

Zwarte en witte identiteit

Wat mensen binnen een bepaalde groepsidentiteit sterk verbindt, is dat ze kwetsbaar of gemarginaliseerd zijn. Ze hebben ervaringen met aanvallen, onderdrukking, misbruik en uitbuiting door mensen van buiten de identiteitsgroep, of door instellingen die hun identiteit niet serieus nemen. In de Verenigde Staten bleven Afro-Amerikaanse mensen een zwaar onderdrukte groep, ook nadat de slavernij officieel was afgeschaft. Het benadrukken van een identiteit lokt bij anderen benadrukking van hún identiteit uit. In reactie op het steeds sterker bewustzijn van ‘identiteit’ bij minderheden ontstond een beweging van witte mannen die vinden dat hun positie in de maatschappij wordt aangetast door de opkomst van vrouwen, etnische minderheden en migranten.

Identiteitspolitiek

Rond 1980 werd identity politics (identiteitspolitiek of -beleid) belangrijk, het eerst in de VS. Met dat beleid wordt beoogd groepen met een bepaalde identiteit speciale aandacht en bescherming te geven. Zo’n beleid is gericht op bijvoorbeeld het tegengaan van geweld tegen vrouwen of lhbti+’ers, of het gelijktrekken van de achterblijvende positie van etnische minderheden of nieuwkomers. Aan elke maatregel van ‘positieve actie’ (ook wel positieve discriminatie genoemd) kleven ook risico’s.

Identiteitsbeleid kan het zicht op economische tegenstellingen vertroebelen en kan voorbijgaan aan de onderlinge verschillen binnen een identiteitsgroep. Het kan als onrechtvaardig worden gevoeld dat groepen worden ‘voorgetrokken’ om redenen die niet te maken hebben met hun opleiding, talenten of verdiensten. In Nederland is er altijd discussie over beleid dat de kansen van een groep wil bevorderen door speciale maatregelen. Dat speelt bijvoorbeeld als er wordt voorgesteld om quota in te stellen die verplichten dat vrouwen, leden van etnische minderheden, mensen met een beperking of een andere groep een bepaald percentage moeten vormen van een werkorganisatie. Ook hierbij geldt dat het beschermen van de rechten van gemarginaliseerde groepen niet betekent dat de rechten van de meerderheid worden ingeperkt en dat deze gedachten het waarborgen van mensenrechten juist tegenhoudt.

Identiteitsbeleid en universaliteit

Identiteitsbeleid is een belangrijk deel van mensenrechtenbeleid, zoals naar voren komt in de verdragen en verklaringen die de mensenrechten van bepaalde identiteitsgroepen benadrukken. Maar identiteitsbeleid kan op gespannen voet staan met het beginsel van universaliteit: alle mensenrechten gelden gelijkelijk voor alle mensen ongeacht plaats, herkomst en welke identiteit dan ook.

Om te bepalen of identiteitsbeleid wel of niet in overeenstemming is met de universele mensenrechten, zijn de volgende uitgangspunten van belang (tevens de uitgangspunten van alle Amnesty-acties):

  • Gelijkheid: identiteitsbeleid moet als doel hebben dat bestaande ongelijkheid erdoor vermindert. Het opheffen van het nadeel van de ene groep mag echter niet leiden tot de inperking van de rechten van anderen.
  • Vrijheid: identiteitsbeleid moet altijd gebaseerd zijn op het beginsel van zelfbeschikking. Het mag er niet toe leiden dat groepen worden gedwongen om afstand te doen van hun vrijheid van keuze.
  • Rechtvaardigheid: identiteitsbeleid moet gebaseerd zijn op de beginselen van eerlijkheid in de toegang tot recht en voorzieningen. Het opkomen voor een bepaalde groep mag er niet toe leiden dat anderen daardoor minder toegang krijgen.

Zie ook filosofie van de mensenrechten.

Meer over dit onderwerp