Slavernij en mensenrechten
Slavernij is onvrije arbeid, waarvan het resultaat geheel of gedeeltelijk moet worden afgestaan en waarbij de werker lijfelijk eigendom is van de meester.
Verwante, maar minder strikte vormen van slavernij zijn horigheid, lijfeigenschap en schuldslavernij. In deze vormen is vaak een eerdere, soms vóór de geboorte van de werker ontstane schuld of contractuele verplichting de grond voor de verplichting tot arbeid ten behoeve van een bepaalde meester. Slavernij komt ook voor als dwangarbeid bij (krijgs)gevangenen.
Internationaal recht over slavernij
Bij een verdrag dat de koloniale mogendheden in 1890 in Brussel sloten, werden slavernij en slavenhandel tot misdrijven tegen de mensheid verklaard. In 1920 werd door het internationaal Verdrag tegen slavernij elke vorm van slavernij verboden, zonder dat het begrip echter nauwkeurig werd omschreven. Het ILO-verdrag van 1930 verbiedt slavernij en dwangarbeid. ILO-verdrag 105 uit 1957 veroordeelt vijf omschreven vormen van dwangarbeid. In Afrika bestaan her en der nog geïsoleerde gevallen van ‘klassieke’ slavernij, vooral onder de nomaden van de Sahara.
Sommige auteurs menen dat er in de hedendaagse wereld zo’n 200 miljoen tot slaaf gemaakten zijn. Zij duiden daarmee op al degenen, vooral vrouwen en kinderen in ontwikkelingslanden, die door contracten en horigheid tot bepaald werk voor bepaalde werkgevers zijn gedwongen. Andere schattingen van slavernij, waarin alleen de werkelijk gedwongen vormen van werk zijn geteld, komen op ongeveer 28 miljoen. De VN-conferentie tegen racisme (2001) veroordeelde slavernij als een der misdrijven tegen de menselijkheid, maar legde staten geen juridische verplichting tot compensatie voor slavernij uit het verleden op. Hedendaagse tot slaaf gemaakte mensen komen internationaal-rechtelijk wel voor compensatie in aanmerking.
Geschiedenis van de slavernij
Athene had rond 600 v.C. tienduizenden tot slaaf gemaakten, meestal krijgsgevangenen en slachtoffers van mensenroof in minder ontwikkelde gebieden. De meesten werkten in de landbouw en de mijnen. In Rome beschikten rijke burgers vaak over honderden huisslaven, zelfs in beroepen als arts en leraar. Aan het eind van de 1e eeuw zouden er in Italië twee keer zoveel tot slaaf gemaakten als vrijen zijn geweest. De strikte vorm van slavernij verdween met de val van het Romeinse Rijk. Ze keerde terug na de ontdekking van Amerika (1492), waar eerst de inheemse bevolking werd gebruikt en later tot slaaf gemaakte inwoners uit Afrika werden geïmporteerd. Naar schatting zijn 1,5 miljoen Afrikanen in de 19e eeuw als slaaf naar Spaans-Amerika overgebracht, 1,5 miljoen naar het Caraïbisch gebied, 3,5 miljoen naar Brazilië en 400 duizend naar Noord-Amerika.
In nazi-Duitsland en in de Sovjet-Unie onder Stalin bestond slavernij op grote schaal. Grootschalige dwangarbeid kwam later voor in onder meer Indonesië (politieke gevangenen), Democratisch Kampuchea (het huidige Cambodja, 1975-1978), China en Vietnam (heropvoedingskampen), Myanmar en andere communistische staten. Het leed veroorzaakt door slavernij kan een leven lang duren, net zoals trouwens de strijd om herstel. Naar schatting 200 duizend vrouwen uit heel Azië werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Japanse keizerlijk leger gedwongen te werken in militaire bordelen. Deze ‘troostmeisjes‘ begonnen pas vanaf eind jaren tachtig erkenning op te eisen voor de gewelddadigheden die zij hadden ondergaan.
Slavernij en abolitionisme
Het abolitionisme (beweging tot afschaffing van de slavernij) ontstond toen de Quakers in de Amerikaanse staat Pennsylvania de slavernij afschaften. William Lloyd Garrison stichtte in 1833 de American Anti-Slavery Society op, die onder meer ontsnapte tot slaaf gemaakten uit het zuiden hulp bood. Harriet Beecher-Stowe’s boek Uncle Tom’s Cabin (1852) maakte veel sentimenten los. De strijd tussen voorstanders van afschaffing (in het noorden) en tegenstanders (in het zuiden) werd een hoofdelement van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-65). Een groot deel van het verzet tegen slavernij kwam overigens minder voort uit morele overtuiging dan uit de conclusie dat slavernij economisch onwenselijk was.
In Engeland richtten Thomas Clarkson, Thomas Fowell Buxton en andere abolitionisten in 1839 de Anti-Slavery Society op. Deze organisatie, nu de langst functionerende internationale mensenrechtenorganisatie ter wereld, richt zich tegenwoordig niet alleen tegen restanten van slavernij zoals in Afrika, maar ook tegen schuldhorigheid (Engels: bonded labour), praktijken die schadelijk zijn voor vrouwen en kinderen, zoals vrouwenbesnijdenis en kinderarbeid, en onmenselijke arbeidsomstandigheden waar ook ter wereld. De afschaffing van de slavernij werd een feit in Engeland (1833), Frankrijk (1848), de VS en Nederland (1863, alhoewel de tot slaaf gemaakten nog tien jaar lang moesten doorwerken tot in 1873)). In 2002 werd in het Amsterdamse Oosterpark een monument geplaatst ter herinnering aan het lot van de door Nederlanders verhandelde tot slaaf gemaakten.
Historisch varieerde de mate van slavernij sterk. Onder het ‘totalitaire’ regime van de Egyptische farao’s waren er nauwelijks slaven (de piramiden werden vooral door betaalde arbeiders gebouwd), maar in het ‘democratische’ Athene van de 5e eeuw v.C. was naar schatting een kwart van de bevolking slaaf.
Hedendaagse slavernij
Slavernij komt ook nu nog voor. Anti-Slavery International noemt een aantal van ten minste 40 miljoen mensen die in een vorm van moderne slavernij leven. In zijn boek Disposable People (1999) beschrijft de Britse deskundige Kevin Bales de slavernij in de moderne wereld. Hij omschrijft twee algemene vormen van slavernij. De ‘oude’ slavernij was gebaseerd op bezit dat wettelijk werd erkend en op het onderscheid naar etnische en raciale kenmerken. Tot slaaf gemaakten waren duur en de relaties tussen hen en de slavenbezitters waren vaak voor lange tijd, soms van generatie op generatie.
De ‘nieuwe’ slavernij daarentegen is niet gebaseerd op officieel bezit, maar op andere wettige documenten, zoals contracten en schulden. Deze hedendaagse tot slaaf gemaakten zijn goedkoop, er is snel van hen af te komen, en het zijn eerder armen, kwetsbaren en ontheemden dan mensen met een bepaalde huidskleur of uit een bepaalde etnische groepering.
De hedendaagse slavernij omvat:
- ‘Pure’ slavernij van een mens die aan een meester is verkocht en geen rechten heeft.
- Schuldslavernij, gedwongen tewerkstelling bij een bepaalde meester vanwege eerdere, soms voor de geboorte van de werker ontstane schuld of contractuele verplichting.
- Dwangarbeid met het oog op productie, in onder meer gevangenissen, werkkampen en krijgsgevangenschap.
- Gedwongen werk en uitbuiting in de prostitutie, vooral jonge kinderen en slachtoffers van mensenhandel.
- Werk onder dwang en in onmenselijke omstandigheden tegen geen of ongeregelde betaling, zoals minderjarige meisjes die in Chinese fabrieken worden ‘opgesloten’ en wier loon wordt achtergehouden.
- Gedwongen werk en opsluiting voor huishoudelijke werksters, een praktijk die in het Midden-Oosten maar bijvoorbeeld ook in Europese hoofdsteden voorkomt.
- Gedwongen huwelijken. Wanneer iemand tegen zijn wil is getrouwd en niet kan vertrekken. De meeste kindhuwelijken kunnen als slavernij worden beschouwd.
De organisatie Walk Free schat dat 40,3 miljoen mensen slachtoffer zijn van moderne slavernij en dat van hen 71 procent vrouw is en 29 procent man. Van de slachtoffers van moderne slavernij verrichten 24,9 miljoen mensen gedwongen arbeid, onder wie 4,3 miljoen kinderen, en zijn 15,4 miljoen mensen slachtoffer van een gedwongen huwelijk.
De top 10 van landen waar moderne slavernij met meest voorkomt bestaat volgens Walk Free uit 1. Noord-Korea, 2. Eritrea, 3. Burundi, 4. Centraal Afrikaanse Republiek, 5. Afghanistan, 6. Mauritanië, 7. Zuid-Sudan, 8. Pakistan, 9. Cambodja en 10. Iran.
Slavernij: Amnesty’s visie
Amnesty International ijvert voor het uitbannen van alle vormen van slavernij en van arbeid die in op slavernij gelijkende omstandigheden moet worden gedaan, bijvoorbeeld in werkkampen, in de prostitutie of in huishoudelijke arbeid.