Het recht op vrijheid van meningsuiting betekent dat je mag uitkomen voor je mening én dat je overal informatie mag verzamelen, want op basis daarvan kun je je een mening vormen.
Het recht op vrije meningsuiting is een mensenrecht. Veel van de mensenrechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staan ook in de Nederlandse grondwet. Zo staat in artikel 7 dat je openbaar mag maken wat je denkt, zonder dat je daar vooraf toestemming voor moet vragen. Maar in hetzelfde artikel staat ook dat je met het uiten van je mening geen wetten mag overtreden.
In het wetboek van Strafrecht staat dat het in Nederland niet is toegestaan om iemand bewust te beledigen op basis van ras, godsdienst, levensovertuiging, beperking of seksuele geaardheid. Andere voorbeelden van een beperking van de vrije meningsuiting zijn:
Ook zijn er artikelen tegen smaad, laster en opzettelijke belediging van de koning. Voor overtreding van deze wetten kun je een boete of gevangenisstraf krijgen. In 2008 werd een man veroordeeld die in een dronken bui de toenmalige koningin voor ‘kankerhoer’ had uitgemaakt. In oktober 2018 werd een man tot zeventien dagen gevangenisstraf veroordeeld, waarvan veertien voorwaardelijk, omdat hij meerdere Twitterberichten met ernstige bedreigingen naar PVV-leider Wilders stuurde. ‘Sociale media zijn geen vrijplaats voor grensoverschrijdend gedrag’, aldus de rechter.
Persvrijheid is opgenomen in artikel 7.1 van de grondwet: ‘Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Voor media als radio en televisie geldt dat in grote lijnen ook. Voor reclame gelden aanvullende regels, bijvoorbeeld beperkingen op wat je mag zeggen over concurrenten. De grenzen die in de wet aan de vrije meningsuiting worden gesteld, gelden ook voor de pers. Zo zijn het aanzetten tot geweld tegen minderheidsgroepen, ongegronde belediging, het openbaar maken van bepaalde bedrijfsgeheimen, en het bezitten en verspreiden van kinderporno verboden.
Censuur is het vooraf verbieden dat bepaalde meningen worden geuit of bepaalde informatie naar buiten komt. In beginsel mag een Nederlandse rechter alleen achteraf oordelen. Dat betekent dat de rechter je niet kan niet verbieden dat je een bepaalde mening gaat uiten of informatie gaat verspreiden. Er zijn bijzondere gevallen waarin een rechter wel vooraf een verbod kan opleggen voor het openbaar maken van informatie. Dat kan bijvoorbeeld als blijkt dat in de media militaire geheimen dreigen te worden onthuld. Anderzijds kan openbaarmaking van militaire geheimen gerechtvaardigd worden als de praktijken duidelijk in strijd zijn met de mensenrechten.
In ons land werd in 2014 de wet op godslastering geschrapt. Mensen die zich beledigd voelen, kunnen zich nog wel beroepen op artikel 137c in het wetboek van Strafrecht over beledigen van groepen wegens ras, godsdienst of levensovertuiging. Maar daar staat niet in dat het beledigen van goden strafbaar is.
In Nederland is holocaustontkenning verboden. Het wordt gezien als ‘strafbare discriminatie’. De achterliggende gedachte is dat de historische feiten van de massavernietiging van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog overduidelijk zijn. Ontkenning daarvan is een vorm van discriminatie (antisemitisme). Amnesty zal iemand die voor holocaustontkenning in de gevangenis zit dan ook niet als gewetensgevangene beschouwen.
Homofobie – vrees voor of afkeer van homoseksuelen – is niet strafbaar. En het is ook niet verboden om je laatdunkend over lesbiennes, homo- en biseksuelen, transgenders of intersekse personen (LHBTI) uit te laten. Maar discriminatie van LHBTI’s, bijvoorbeeld door een baan te weigeren vanwege iemands seksuele voorkeur, en het aanzetten tot haat zijn wel verboden.
Pornografie is in ons land niet verboden, met uitzondering van kinderporno. Maar het is niet toegestaan om iemand onverhoeds met porno te confronteren.
Bij het zoeken naar informatie moet je wel rekening houden met iemands privacy. Stiekem iemand afluisteren of fotograferen mag dus niet. Je schendt ook iemands privacy als je ongevraagd een foto van een ander op Facebook plaatst. In 2018 werd een nieuwe wet van kracht die onze privacy beschermd. Die wet moet voorkomen dat er zomaar onthullingen over jouw privéleven openbaar worden gemaakt. Als dat gebeurt, beslist de rechter of de onthulling een maatschappelijk belang dient. In het algemeen is het zo dat hoe ‘publieker’ iemand is, hoe meer er mag. De rechter komt vooral op voor mensen die niet bekend zijn. Zo moest een winkelier een foto uit zijn zaak weghalen van een vrouw die iets had gestolen.
Lees meer over mensenrechten en privacy.
Mensenrechten kunnen ook met elkaar botsen. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst vindt iedereen belangrijk, maar heb je dan ook het recht om op te roepen tot geweld tegen mensen met een ander geloof? Heeft een christelijke of een islamitische school het recht een homoseksuele leraar te weigeren? Of mag je lelijke dingen roepen over vluchtelingen die niet waar zijn, maar waardoor anderen ze als gelukszoekers gaan zien? Dat zijn lastige kwesties.
Bij twijfel over het toepassen van mensenrechten beslist in een rechtsstaat, zoals Nederland, de rechter. In hun uitspraak kijken rechters naar wat de wet zegt en niet naar wat de regering vindt. In een rechtsstaat word je pas veroordeeld als je de wet hebt overtreden, niet om wat je mening is.
Het recht op vrijheid van meningsuiting en op vrijheid van godsdienst geldt voor iedereen. Toch zijn er voorstellen om de verheerlijking van terrorisme strafbaar te stellen, zonder dat er opgeroepen wordt tot geweld of haat jegens anderen. Hierdoor kan het recht op vrijheid van meningsuiting in het geding komen. Ook zijn er voorstellen om alle salafistische organisaties te verbieden, ongeacht of iemand of een groep zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing of andere strafbare feiten – het salafisme is een fundamentalistische stroming binnen de islam. Dit soort voorstellen raakt het recht op vrijheid van religie en op vrijheid van vereniging van religieuze minderheden in Nederland die zich op vreedzame wijze op hun religieuze leven richten. Ook zij kunnen getroffen door een verbod op salafistische organisaties.
Dagelijks worden we overspoeld met nieuws via de krant, radio, televisie, internet en via sociale media. Zo kom je te weten wat er in de wereld gebeurt. Soms maken journalisten en anderen een foutje of zijn ze niet duidelijk genoeg. Maar wat als in berichten opzettelijk wordt gelogen? Als het om nepnieuws gaat dat niet op waarheid berust en bewust wordt verspreid om de publieke opinie te beïnvloeden?
Nepnieuws wordt ook wel desinformatie of fakenieuws genoemd. Vooral op sociale media zoals Facebook en Google wordt nogal wat nepnieuws verspreidt. Nepnieuws kan gevaarlijk zijn, zeker als een bericht klakkeloos wordt geloofd. En dat gebeurt vaak, want je onderzoekt niet steeds de bron van een bericht. Als nepnieuws jouw ideeën bevestigt, dan neem je het al snel voor waar aan.
Als er gericht en op een professionele manier desinformatie – opzettelijk misleidende informatie – wordt verspreid, kunnen kwaadwillende staten inspelen op de zwakke plekken in een democratische samenleving. Verschillende bevolkingsgroepen kunnen ermee tegen elkaar opgezet worden door online berichten te verspreiden die niet waar zijn.
Amnesty zet zich in voor mensen die worden vervolgd omdat ze hun recht op vrijheid van meningsuiting gebruiken, binnen de grenzen van het internationaal recht. Amnesty voert ook actie tegen discriminatie. De vrijheid van meningsuiting mag nooit een excuus zijn om doelbewust haatdragende uitlatingen over personen of bevolkingsgroepen te doen. Aangezien het in Nederland goed geregeld is met de vrije meningsuiting, richt Amnesty zich vooral op landen waar dit recht wordt onderdrukt.
We roepen regeringen op de volgende maatregelen te nemen:
Koop je kerstkaarten bij Amnesty