De activisten Wei Xiaobing, He Lin, Liu Guangxiao, Li Shujia, Wang Meiju en Qin Mingxin werden gearresteerd nadat ze een herdenkingsbijeenkomst hadden gehouden voor de overleden Nobelprijs voor de Vrede-winnaar Liu Xiaobo.
© Privéfoto

Activisme, civil society en ngo’s in China

Homepage China-informatieplatform

 

Activisme in China is springlevend, ook al wordt dit streng gecontroleerd door de partijstaat. Daarbij geldt: alles en iedereen die een bedreiging kan vormen voor de almacht van de Communistische Partij wordt genadeloos uit de weg geruimd.

Civil society

Chinees activisme wordt vaak georganiseerd vanuit civil society: het geheel van maatschappelijke organisaties en initiatieven wat mensen samenbrengen om sociale of politiek verandering af te dwingen. Civil society wordt in Nederland meestal geassocieerd met het behoorlijk functioneren van de democratie en rechtsstaat , maar hetzelfde geldt niet altijd voor China.

Vóór de hervormingen die Deng Xiaoping in 1978 doorvoerde was er geen sprake van een Chinese civil society. Op papier bestond enkel de Chinese partijstaat en het individu; een ongelijk systeem waarin de staat beslist wat de behoeften zijn van het volk – zonder dat burgers daar zelf over mee kunnen praten.
Door de economische en politieke hervormingen van Deng werd de afstand tussen de partijstaat en het individu groter. Eigen initiatieven van de bevolking werden meer en meer aangemoedigd, en er ontstonden steeds grotere gaten in het zorgvuldig uitgebouwde systeem van algehele controle door de partijstaat. Het werd voor de partijstaat steeds moeilijker om alles te organiseren. Onder het oude systeem werd iedereen min of meer op zijn plaats gehouden, maar nu ontstond er grotere (sociale) mobiliteit. Boeren verlieten het platteland en trokken naar de steden. In de steden ontstond voor het eerst een groep welvarende mensen die hadden geprofiteerd van de hervormingen en zodoende meer macht kregen. Tegelijkertijd begon de aanzienlijke armere meerderheid zich te roeren omdat de partijstaat zich minder dan vroeger bekommerde om hun welzijn.
De samenleving begon dus uiteen te vallen in verschillende groepen van mensen die allemaal verschillende aspiraties en verlangens hadden. Dit was een ideale bodem voor de opkomst van een civil society. Meer en meer sociale en activistische organisaties die opkwamen voor de belangen van het gewone volk verschenen op het toneel. Zij stelden zich vaak onafhankelijk op van de partijstaat, maar trachtten deze natuurlijk wel te beïnvloeden.

Organisatie van de civil society

Met het verdwijnen van de radicale planeconomie en het liberaliseren van de economie verloor het Chinese regime ook deels het inzicht in de behoeften en klachten van het volk – daarmee werd het ook moeilijker om controle te blijven uitoefenen. Chinese leiders realiseerden zich dan dat contact met civil society noodzakelijk is: maatschappelijke organisaties staan dichterbij het volk en helpen dus niet alleen met het verkrijgen van inzicht in de verwachtingen en behoeften van gewone mensen, maar kunnen het regime ook helpen bij het implementeren van beleid en partijnormen.

De groeiende markteconomie in China heeft grote ongelijkheden teweeggebracht – een beruchte katalysator voor maatschappelijke onrust. Civil society biedt mogelijke oplossingen en stelt de staat in staat om een vinger aan de pols te houden bij de bevolking. Tegelijkertijd wil de partijstaat echter nog steeds zo veel mogelijk de controle houden. Daarom wordt het Chinese maatschappelijke organisaties stelselmatig onmogelijk gemaakt om zich effectief te organiseren: wanneer deze organisaties te machtig worden vormen ze namelijk een bedreiging voor de Communistische Partij en haar ideologie.

Maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met thema’s die worden beschouwd als niet bedreigend voor de macht van de CCP kunnen rekenen op een zekere tolerantie binnen het Chinese systeem. Organisaties die als bedreigend worden ervaren worden echter niets ontziend vervolgd. Door de jaren heen zijn verschillende vormen van activisme en de onderwerpen waarover maatschappelijke organisaties zich mogen uitspreken steeds verder beperkt. Voor de desbetreffende organisaties is het echter moeilijk te bepalen waar de grens ligt; de zogenaamde ‘rode lijnen’. Doordat de autoriteiten geen uitspraken doen over wat wel en niet mag, leidt de dreiging van de zware straffen voor het overtreden van deze arbitraire regels dikwijls tot zelfcensuur onder activisten en mensenrechtenverdedigers.

Gedwongen huisuitzettingen in het Haidan-district in Beijing in 2013. De autoriteiten hadden de grond verkocht aan projectontwikkelaars.
Gedwongen huisuitzettingen in het Haidan-district in Beijing in 2013. De autoriteiten hadden de grond verkocht aan projectontwikkelaars.

GONGO’s

Voor een aantal belangrijke sociale thema’s heeft de Chinese partijstaat zelf een soort van “maatschappelijke organisatie” opgericht. Deze worden ook wel GONGO’s genoemd (Government-Operated Non-Governmental Organization). Enkele voorbeelden van dergelijke GONGO’s zijn de All-China Youth Federation, de All-China Women’s Federation en de All-China Federation of Trade Unions. Dit zijn massaorganisaties die hiërarchisch zijn georganiseerd en vertakkingen hebben tot in de kleinste dorpjes. Eigenlijk zijn ze een deel van het regime, maar tegelijkertijd doen ze zich voor als belangenorganisaties voor de bevolking en domineren ze het debat over belangrijke grote maatschappelijke thema’s zoals bijvoorbeeld arbeidsrecht en vrouwenrechten. Hierdoor krijgen daadwerkelijk onafhankelijke maatschappelijke organisaties niet de kans om mee te praten.

Registratieregels voor maatschappelijke organisaties

Om controle te kunnen behouden over het groeiende aantal organisaties binnen civil society, stelde de regering in 1998 speciale registratieregels in. Een van de voorwaarden voor registratie is het vinden van een partijorganisatie of GONGO (zie hierboven) die overzicht houdt over de werkzaamheden en financiën. Deze “sponsor” zorgt ervoor dat de desbetreffende organisatie binnen de lijnen blijft van wat de partijstaat aanvaardbaar acht. Daar staat tegenover dat organisaties kunnen rekenen op tal van voordelen als de registratie rond is: staatssteun bijvoorbeeld, of toestemming om zelf fondsen te werven.

Alleen organisaties die zich inzetten voor goedgekeurde maatschappelijke thema’s kunnen zich registeren. Zo is het bijvoorbeeld erg moeilijk voor LHBT+-organisaties om zich te laten registreren, omdat dit officieel niet erkend wordt als een belangrijk maatschappelijk thema.

Volgens een schatting in 2018 waren er destijds in totaal meer dan 700.000 geregistreerde maatschappelijke organisaties in China. Sommige daarvan kunnen als GONGOs worden bestempeld en kunnen dus gezien worden als het verlengde van het staatsapparaat. Er zijn ook organisaties die min of meer onafhankelijk van de staat kunnen opereren; dit betreft voornamelijk kleine maatschappelijke organisaties met doelstellingen die in grote lijnen overeenkomen met de partijdoelstellingen. Het ‘sponsor’-systeem geldt ook voor religieuze organisaties: zij moeten zich registreren bij één van de zeven officiële religieuze verenigingen, welke onder controle staan van de staat (klik hier voor meer informatie over religieuze organisaties in China).

Niet-geregistreerde organisaties

Er zijn ook heel wat maatschappelijke organisaties die niet officieel zijn geregistreerd. Soms registreren ze zich als een commercieel bedrijf; soms opereren ze zonder enige vorm van officiële registratie. In alle gevallen geldt: zolang ze geen te grote bedreiging vormen voor de partijstaat wordt hun bestaan oogluikend toegestaan.

Soms willen organisaties zich wel registeren, maar kan het niet omdat hun sociale thema geen groen licht krijgt van de partijstaat. Andere organisaties willen zich niet registreren, omdat ze de algehele controle door de partijstaat willen vermijden. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan feministische organisaties die een andere visie hebben op empowerment dan het soort empowerment dat wordt gepropageerd door de “All-China Women’s Federation”, en zich niet willen plooien naar een dergelijke “sponsor”.

Sinds het aantreden van Xi Jinping is de ruimte voor niet-geregistreerde organisaties steeds kleiner geworden en is het voor hen steeds moeilijker om te overleven. Zo kwam er een sterke inperking op het aantal maatschappelijke thema’s waarop werk door niet-geregistreerde organisaties werd getolereerd. Sinds 2013 worden (niet-geregistreerde) organisaties die opkomen voor arbeidsrechten stelselmatig opgerold, terwijl ze voorheen grotendeels werden getolereerd. Ook (niet-geregistreerde) vrouwenrechtenorganisaties liggen steeds meer onder vuur, zeker sinds de detentie van de Feminist 5 (klik hier voor meer informatie over de Feminist 5 en andere mensenrechtenverdedigers in/voor China) en de onderdrukking van de Chinese #MeToo-beweging. Bovendien kunnen niet-geregistreerde organisaties geen aanspraak maken op staatssteun, en is het voor hen zeer moeilijk om fondsen te werven. Onder Xi Jinping werd de regelgeving rondom financiering van NGO’s verder aangescherpt: voor geregistreerde organisaties werd het makkelijker om fondsen te werven, voor niet-geregistreerde steeds moeilijker. Met de invoering van de Wet op de Buitenlandse NGO’s in 2017 werd financiering vanuit het buitenland in één klap onmogelijk gemaakt, en dat terwijl niet-geregistreerde organisaties voorheen dikwijls werden gesteund door buitenlandse stichtingen en organisaties.

Studentenopstand op het Tiananmenplein in Beijing, juni 1989
Studentenopstand op het Tiananmenplein in Beijing, juni 1989

Repressie

Elke Chinese (semi-) onafhankelijke civil society organisatie krijgt vroeg of laat te maken met een vorm van repressie door de overheid. Voorbeelden te over:

  • Een “sponsor” die een gevoelig project van een geregistreerde organisatie verbiedt;
  • Autoriteiten die een activist “uitnodigen op de thee” (he cha) en duidelijk maken dat er negatieve consequenties volgen als een bepaald project of een bepaalde samenwerking niet wordt stopgezet;
  • Een publiek maatschappelijk evenement dat door de autoriteiten wordt stopgezet;
  • Een website die wordt neergehaald of een social-media-account dat wordt afgesloten;
  • Het verplicht ontbinden van een organisatie en de vervolging van betrokken activisten.

Organisaties en individuen die zich bezighouden met “politiek gevoelige” onderwerpen worden systematisch vervolgd of verdwijnen. Zulke onderwerpen omvatten bijvoorbeeld de drie T’s (Taiwan, Tibet, Tiananmen – klik hier voor meer informatie over Taiwan en Tibet en hier voor meer informatie over Tiananmen), kritiek op de legitimiteit van de Communistische Partij, en het pleiten voor (meer) etnische autonomie.
Wat “politiek gevoelig” ligt wordt bepaald door de Communistische Partij, en kan sterk verschillen van jaar tot jaar of zelfs van dag tot dag. Alles wat enigszins een bedreiging kan vormen voor de Chinese staat of de Communistische Partij wordt hard aangepakt. Zo kan het zijn dat een organisatie die jarenlang getolereerd werd, toch plotseling wordt vervolgd omdat ze te groot wordt en mogelijk een bedreiging vormt voor de autoriteit van de partij. Dat gebeurde bijvoorbeeld met de Falun Gong-beweging. Deze werd tot voor het einde van de jaren ‘90 getolereerd als een van de vele bewegingen die zich bezighielden met qigong en meditatie. Falun Gong groeide uit tot een beweging van vele miljoenen mensen, wat angst veroorzaakte in de gelederen van de Communistische Partij. De beweging dreigde te ontsnappen aan de controle van de partijstaat. Mede door het effectieve organiserend vermogen en de ideologische bedreiging van deze spirituele beweging zag de Communistische Partij in Falun Gong een noemenswaardige vijand. In 1999 werd Falun Gong bestempeld als een sekte, en sindsdien worden haar leden genadeloos vervolgd (klik hier voor meer informatie over de Falun Gong.

De positie van internationale ngo’s

De Wet op de Buitenlandse NGO’s (Foreign NGO Management Law), van kracht sinds 2017, bevat strenge regels op het gebied van registratie, rapportering, bankzaken, communicatie en fondsenwerving. De wet wil voorkomen dat buitenlands ngo’s “politieke activiteiten” verrichten of zich inlaten met activiteiten die worden beschouwd als “het in gevaar brengen van nationale eenheid, nationale veiligheid of etnische eenheid, of het schaden van de nationale overheid van China”. De wet specificeert niet wat deze activiteiten zijn.
Buitenlandse ngo’s opereerden in het verleden grotendeels in een “grijze zone”; alleen een aantal ngo’s dat zich te nadrukkelijk bezighield met mensenrechten werd nauw in de gaten gehouden of geweerd. Sinds de invoering van deze wet is registratie bij de openbare veiligheidsorganen voor alle buitenlandse ngo’s streng verplicht, en het is heel moeilijk om succesvol door het registratieproces heen te komen. Zowel voor als na registratie worden de buitenlandse ngo’s streng gecontroleerd. De wet geeft de openbare veiligheidsorganen ruime bevoegdheden om:

  • NGO-vertegenwoordigers voor ondervraging op te roepen;
  • Inspecties ter plaatse uit te voeren;
  • Documenten in beslag te nemen;
  • Navraag te doen bij banken en rekeningen te bevriezen;
  • Activiteiten op te schorten;
  • De registratie in te trekken;
  • Organisaties “onwelkom” te verklaren bij verdenking van “illegale” activiteiten;
  • NGO-medewerkers aan te houden;
  • Buitenlands personeel uit het land te zetten, zonder recht op beroep.

Sinds de invoering van de wet is het praktisch onmogelijk geworden voor buitenlandse ngo’s om (na registratie) samen te werken met Chinese organisaties die niet zijn geregistreerd. Ook voor andere Chinese organisaties betekent samenwerking met buitenlandse ngo’s heel wat meer administratieve en politieke zorgen. In het algemeen vormt de wet een nieuwe rem op civil society-activiteiten, zeker als er sprake is van buitenlandse werknemers of geldstromen.

Interviews met ngo-medewerkers

Twee interviews (uit veiligheidsoverwegingen geanonimiseerd) illustreren het effect van de wet op Chinese ngo’s.

Li Meinan (pseudoniem), ngo-medewerker uit Zuid-China

‘De wet heeft een enorme impact gehad op de organisatie waar ik voor werk, zowel op partnerschapsniveau als op financieel vlak. Mijn ngo zag af van een nieuw project waarbij potentiële buitenlandse partners betrokken waren. Lokale partners maken zich zorgen over de bronnen van onze financiering, omdat ze niet in de problemen willen komen. Zo hebben advocaten bijvoorbeeld geaarzeld om geld van ons te ontvangen. Ook weigerden banken buitenlandse valuta in te wisselen voor geld dat we kregen van buitenlandse overheden en vroegen ze om documenten waaruit moest blijken dat de financiering legaal was. Ze zeiden dat we de details van ons werk met de betrokken Chinese overheidsdiensten moesten bespreken. Als gevolg daarvan is de financiering afgenomen. Werk met betrekking tot onderwerpen die nog relatief nieuw zijn en die als gevoeliger worden gezien: dat moeten we zeker niet uitbreiden. Veel ngo’s laten bepaalde werkterreinen vallen of liegen over wat ze doen om hun kansen op registratie te vergroten. Dat schept wantrouwen en heeft een negatieve invloed op de mogelijkheden om coalities te bouwen: hoe weet ik of de groepen die voldoen aan de eisen van de overheid nog steeds mijn bondgenoten zijn?’

Chen Qing (pseudoniem), ngo-medewerker uit Guangdong

Fu Hailu, Chen Bing, Zhang Junyong en Luo Fuyu werden in 2017 aangeklaagd voor “ het aanzetten tot ondermijning van de staat”, omdat ze plannen maakten voor een “baiju”-merk (Chinese alcoholische drank). Het label van de fles zou hebben moeten verwijzen naar het neerslaan van de studentenopstand op het Tiananmenplein in Beijing op 4 juni 1989.
Fu Hailu, Chen Bing, Zhang Junyong en Luo Fuyu werden in 2017 aangeklaagd voor “ het aanzetten tot ondermijning van de staat”, omdat ze plannen maakten voor een “baiju”-merk (Chinese alcoholische drank). Het label van de fles verwijst naar het neerslaan van de studentenopstand op het Tiananmenplein in Beijing op 4 juni 1989.

‘Mijn organisatie wordt geïntimideerd door verschillende overheidsinstellingen. Ik moest de organisatie verhuizen naar een appartement dat ik onder de naam van iemand anders huurde. Dat werd een week later door ambtenaren ontdekt en we moesten het kantoor sluiten. Nu ontmoeten we elkaar in een coffeeshop of ergens anders. Het maakt samenwerking met andere activisten erg lastig. Onze medewerkers, vooral de vrouwen met jonge kinderen, voelen de risico’s. Nadat de wet was ingevoerd moesten we onze strategie wijzigen. In plaats van op belangenbehartiging en juridisch werk, hebben we ons meer gericht op coalities met andere groepen die zich bezighouden met onderwerpen zoals huiselijk geweld en arbeidsrechten. Organisaties voor mensenrechten en arbeidsrechten hebben het zwaarder te verduren dan groepen die zich bezighouden met minder gevoelige onderwerpen, zoals het milieu. Voor ons is de wet een zwaard van Damocles.’

Hedendaags activisme

Hoeveel mensen op grond van hun (politieke) werk of overtuiging in China gevangenzitten is niet bekend. Over lang niet alle gerechtelijke procedures wordt publiekelijk bericht; ook worden mensen zonder vorm van proces opgesloten. Hier kan je meer lezen over enkele andere mensenrechtenverdedigers.
Mensenrechtenverdedigers krijgen vanwege de censuur weinig toegang tot de publieke ruimte, en communicatie via internet wordt vaak gemonitord (lees meer hier over censuur in China. De surveillance van en controle op Chinese burgers wordt steeds strikter en omvangrijker (meer informatie over surveillance in China kan je hier vinden). Dat betekent echter niet dat er zich onder de oppervlakte niets afspeelt. Er bestaan wijdverspreide informele netwerken via welke mensenrechtenverdedigers onderling contact houden.
Om vervolging door de autoriteiten te voorkomen maken activisten gebruik van verschillende tactieken en strategieën. Zo gebruiken ze censuur-ontwijkende tactieken zoals foto’s van tekst of codewoorden. Ze vermijden aanstootgevende taal of gevoelige termen zoals “mensenrechten” (renquan) in hun publicaties; ze vermijden (publieke) uitingen over politiek gevoelige kwesties; ze vermijden dat hun evenementen plaatsvinden op gevoelige data, zoals op 4 juni (lees hier meer over wat er op deze datum in 1989 is gebeurd in China); ze vermijden te veel aandacht en te grote groepen voor evenementen die geen officiële toestemming kregen van de autoriteiten; et cetera. Zelfs al zijn ze voorzichtig met het betrekken van buitenlandse ngo’s, toch wordt samenwerking met buitenlandse bedrijven, studenten en/of andere organisaties dikwijls erg op prijs gesteld, omdat dit hun speelruimte en legitimiteit in China kan verhogen.
Activisme onder jongeren is in de 21e eeuw weer opgeleefd. Vanuit Chinese universiteiten wordt vrijwilligerswerk meer en meer aangemoedigd en beloond, ook al belanden studenten via deze kanalen vooral bij geregistreerde (massa-)organisaties die weinig onafhankelijk van de partijstaat opereren. Er is echter ook meer en mondiger (onafhankelijk) activisme dat wordt georganiseerd vanuit de universiteiten. De stijgende sociale ongelijkheid is een gedeelde zorg van jonge activisten die zich veelal bezighouden met arbeidsrecht, genderongelijkheid, discriminatie van minderheden, rechten voor mensen met een beperking en milieuactivisme. Ze bepleiten maatschappelijke rechten en maatschappelijke vooruitgang, zonder daarbij het regime in twijfel te trekken.
In plaats daarvan worden de socialistische kernwaarden van de Communistische Partij, waaronder bijvoorbeeld marxistische ideeën over arbeidsrecht, juist aangehaald om te wijzen op misstanden in de maatschappij. Zo wordt confrontatie met de partijstaat vermeden, terwijl er toch wordt aangedrongen op verandering. Voor vele hedendaagse activisten is hun steun aan het regime oprecht: zij komen in actie om een bijdrage te leveren aan de huidige Chinese maatschappij. Wanneer ze vervolgens tegengewerkt worden door het regime en met eigen ogen aanschouwen dat de autoriteiten streng inhakken op (onafhankelijke) activiteiten die nochtans volledig in lijn zijn met de communistische leuzen en ideologie, is dit een grote teleurstelling. Voor sommigen markeert dit het startpunt van een meer politiek georiënteerd activisme.
Een voorbeeld uit 2018 illustreert hoe de Communistische Partij consequent haar eigen machtspositie en legitimiteit vooropstelt, en niet toelaat dat burgers onafhankelijk actie ondernemen voor het beschermen van de communistische ideologie. Destijds verklaarde een groep studenten van China’s topuniversiteiten zich solidair met fabrieksarbeiders. Ze namen deel aan een aantal stakingen. Zij noemden zich Marxistische Groepen en wilden hiermee aantonen dat zij terug wilden naar de kern van het communisme; het bewerkstelligen van een betere positie voor de arbeider. Ze werden hier hard voor gestraft door de overheid: alleen de Communistische Partij kan bepalen wat marxisme voor China betekent, en de partij deinst er niet voor terug om iedereen die een andere visie heeft uit te schakelen.

Patrick Poon, onderzoeker bij Amnesty International in Hongkong

‘Het is ironisch te zien hoe de studenten die het marxisme hebben bestudeerd en erin geloven, door de Chinese autoriteiten worden opgepakt omdat ze steun geven aan arbeiders. Het zijn net de arbeiders die de grondslag uitmaken van het marxisme. De studenten oefenen eenvoudig hun vrijheid van meningsuiting uit en tonen hun solidariteit met de werknemers. Ze moeten onmiddellijk worden vrijgelaten.’

Ook in de 21e eeuw gaat de Communistische Partij onverminderd door met het controleren, vormen en onderdrukken van de Chinese civil society. In het veertiende vijf-jaren Plan voor Sociale Organisaties uit 2021 roept de partij op om het toezicht op en de controle en standaardisatie van sociale organisaties verder te versterken. Zo moeten de drempels voor registratie verder verhoogd en organisaties die de wet overtreden harder aangepakt worden. In combinatie met de huidige niet-transparante NGO-wetgeving en arbitraire toepassing van straffen betekent dit een verdere toename van de onzekerheden en onderdrukking waar maatschappelijke organisaties in China al langer mee te kampen hebben.

 

Homepage China-informatieplatform

Meer over dit onderwerp