© Amnesty International

Marteling

Volgens het VN-verdrag tegen marteling is marteling iedere handeling waardoor opzettelijk hevige lichamelijke of geestelijke pijn of leed wordt toegebracht door of met instemming van een overheidsfunctionaris, met als doel het verkrijgen van inlichtingen, bestraffing, intimidatie of dwang.

Volgens rapporten van Amnesty International komen martelen, ernstige vormen van mishandeling en wrede behandeling voor in ten minste 141 landen. In sommige landen wordt slechts incidenteel iemand gemarteld, maar in veel landen is het routine. Uit Europa en Noord-Amerika worden incidenteel gevallen van marteling gemeld, veelal als vorm van politiegeweld (zoals uit Noord-Ierland, Spanje en de VS).

In landen als de Filipijnen, Nigeria, Mexico, Egypte en Oezbekistan wordt echter heel veel gemarteld. Wel lijken steeds meer overheden bereid om marteling expliciet te erkennen en te veroordelen. Zo begonnen juridische tijdschriften in China midden jaren tachtig uitgebreid over martelen te rapporteren en veroordeelde de Chinese overheid martelen uitdrukkelijk via de media en in strafprocessen. Dat betekent helaas niet dat marteling in China tot het verleden behoort, zo bleek de laatste jaren.

Naamgeving: foltering/marteling

In documenten van de Nederlandse overheid is bij invoering van de Wet internationale misdrijven (2003) het onderscheid aangebracht tussen ‘foltering’ (pijn toebrengen door mensen in overheidsdienst met het oog op bekentenis of intimidatie) en ‘marteling’ (het opzettelijk veroorzaken van ernstige pijn of ernstig lijden om verschillende redenen). In die documenten wordt het VN-verdrag daarom aangeduid als het Verdrag tegen Foltering. Dat is verwarrend, omdat in andere talen dit onderscheid niet wordt gemaakt. Amnesty geeft daarom de voorkeur aan het woord ‘marteling’, in alle gevallen.

Redenen voor marteling

De redenen waarom gemarteld wordt zijn door de eeuwen heen niet veranderd:

  1. Om informatie of een bekentenis los te krijgen die iemand niet uit zichzelf geeft. Het komt op deze manier vaak voor dat mensen worden gedwongen iets te bekennen dat ze helemaal niet hebben gedaan.
  2. Als straf. In verscheidene landen bestaan straffen als zweepslagen, stokslagen of het amputeren van een hand of voet.
  3. Als middel van controle tegen criminaliteit of politiek verzet. In veel landen martelen politieagenten om criminelen angst aan te jagen en soms ook om ze geld afhandig te maken. Vandaag de dag blijkt dat de meest voorkomende reden voor marteling. Vaak geeft frustratie de doorslag. Een politieagent slaat omdat hij zijn agressie tegen een dronkaard niet kan bedwingen. Soldaten martelen een gevangen vijand uit opgekropte angst.
  4. Als middel van terreur. In recente oorlogen (bijvoorbeeld Rwanda, Joegoslavië, Tsjetsjenië) zijn vaak willekeurige mensen gemarteld om een hele bevolking angst aan te jagen.

Geschiedenis van marteling

In de Griekse oudheid werden alleen slaven gemarteld, maar vanaf het Romeinse keizerrijk werd de praktijk ook algemeen voor gearresteerde burgers. In het Germaanse gewoonterecht van de vroege middeleeuwen was marteling weinig verbreid. De praktijk leefde weer op toen het Romeins recht vanaf de 12e eeuw nieuwe belangstelling kreeg.

In de 14e eeuw was het martelen van verdachten in heel Europa een gebruikelijke praktijk, hoewel meer in de zuidelijke dan in de noordelijke landen. Marteling werd onderdeel van een procedure waarin de verdachte moest bekennen voordat hij kon worden veroordeeld. Een verdachte moest zijn bekentenis na de marteling bevestigen, maar als hij dat weigerde kon hij opnieuw worden gemarteld. Vooral de middeleeuwse inquisitie (13e tot 17e eeuw) ontwikkelde vele marteltechnieken die werden toegepast op mensen die van ketterij of hekserij werden verdacht.

In de Verlichting spraken verscheidene vooraanstaande denkers zich uit tegen martelen. De Italiaanse rechtsgeleerde Cesare Beccaria (1735-1794) werd beroemd door zijn sterke pleidooi voor onvoorwaardelijke afschaffing van marteling en de doodstraf. In het begin van de 20e eeuw ging men ervan uit dat marteling in de westerse wereld zo goed als uitgebannen was. Nadat de gruwelen van de nazi’s bij het verhoren van gevangenen en in de concentratiekampen (zie ook: Holocaust) bekend waren geworden, werd martelen opnieuw actueel. In de Algerijnse oorlog (1954-62) werd op grote schaal gemarteld door Franse soldaten, wat scherpe protesten ontlokte van onder anderen Jean-Paul Sartre. Later bleek ook dat door het kolonelsregime in Griekenland (1967-1974) en door militaire machthebbers in Portugal en zijn koloniën (tot 1974) veelvuldig werd gemarteld.

Toen Amnesty International in 1973 haar eerste grote rapport over marteling uitbracht, bleek de praktijk te bestaan in zo’n zestig landen. Amnesty International voerde wereldwijde campagnes tegen marteling in 1972-73, 1984-85 en 2000-2001. Verscheidene organisaties ontstonden speciaal met het oog op actie tegen marteling, zoals de Christelijke Actie tegen Marteling (ACAT) en SOS Torture, opgericht door onder anderen Amnesty-oprichter Peter Benenson.

Methoden van marteling

Er bestaat een grote verscheidenheid aan martelmethoden. Tot de meest gebruikte vormen van marteling behoren slaan en schoppen, verhongering (in Afrika ook wel het ‘zwarte dieet’ genoemd), gedwongen toediening van water, olie en dergelijke, ophangen aan de armen of benen (in Latijns Amerika ‘papegaaienstok’ genoemd), bijna-verstikking door bijvoorbeeld onderdompeling in vuil water, uitwerpselen en dergelijke (bekend als ‘submarino’ in Latijns Amerika), toedienen van elektrische schokken, langdurige isolatie of isolatiefolter, slaan op de voetzolen (‘falaka genoemd in het Midden-Oosten), schijnexecutie, verkrachting en ander .

Lijfstraffen

Lijfstraffen als geseling, stokslagen, brandmerken en het in de boeien slaan waren tot in de 20e eeuw algemeen. Zo werd gebruik gemaakt van de zevenknoop of negenknoop, een zweep met zeven of negen geknoopte touwen. De Russische zweep was doorvlochten met scherpe voorwerpen of haken. Amnesty International beschouwt lijfstraffen als vormen van wrede, vernederende en onmenselijke behandeling.

Het toedienen van zweepslagen bestond tot in de jaren vijftig in het Verenigd Koninkrijk als straf voor muiterij en geweld tegen gevangenbewaarders. In het VK werd het gebruik van zweepslagen, ook wel het ‘rietje’ genoemd, op scholen formeel afgeschaft in de jaren zeventig, maar het kwam in de praktijk daarna nog incidenteel voor. In de Verenigde Staten werden voor het laatst lijfstraffen opgelegd in 1952; in 1972 werd het wettelijk verboden. Lijfstraffen waren tot voor kort mogelijk of zijn nog mogelijk in onder meer Barbados, de Bahama’s (geseling met de negenknoop), Grenada, Trinidad (zweepslagen), Maleisië, Singapore (stokslagen), Saoedi-Arabië, Pakistan (zweepslagen, amputatie) en Jemen (voetboeien).

Internationaal recht over marteling

Het belangrijkste verdrag is het VN-verdrag tegen marteling en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Marteling behoorde in het VN-verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten (BuPo) al tot de niet-opschortbare rechten, maar binnen de Verenigde Naties groeide de behoefte aan een apart verdrag om specifieke punten nader vast te leggen, onder meer de vervolging van folteraars. Het verdrag werd in 1984 aanvaard en trad in 1987 in werking. Halverwege 2015 hadden 158 landen het verdrag ondertekend. Het bepaalt onder meer dat een staat die een folteraar op zijn grondgebied aantreft deze uitlevert of zelf berecht, volgens het beginsel van universaliteit van jurisdictie.

Op grond van dit verdrag tegen marteling kon de Chileense ex-dictator Pinochet in 1998-2000 in Londen worden vastgehouden. Verdragstaten moeten voorzieningen treffen voor schadevergoeding aan slachtoffers. Het verdrag voorziet in een Comité tegen Foltering van tien onafhankelijke deskundigen. Dit comité hoort klachten, ook van individuele personen, en wint zelf informatie in.

Met de instelling in 1984 van een speciale rapporteur over marteling (eerst Peter Kooijmans, opgevolgd door Nigel Rodley, Theo van Boven, Manfred Nowak, Juan Ernesto Méndez en Nils Melzer) ondernam de VN meer gericht actie tegen marteling. Een . Er zijn daarnaast twee regionale verdragen tegen marteling.

De Raad van Europa aanvaarde in 1987 het Europees Verdrag ter voorkoming van marteling en andere onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Het introduceerde een vorm van preventie naar voorbeeld van het Rode Kruis: periodieke bezoeken aan gevangenissen, kampen en psychiatrische inrichtingen. Een comité van onderzoek (18 leden) stelt vertrouwelijke rapporten op, die echter openbaar kunnen worden gemaakt als de staat weigert de aanbevelingen op te volgen.

Het Inter-Amerikaans Verdrag ter voorkoming en bestraffing van marteling, aanvaard in 1985, stelt onder meer dat daders moeten worden vervolgd of uitgewezen.

In Nederland kan marteling juridisch worden vervolgd op grond van de Wet internationale misdrijven.

Marteling: de psychologie van de folteraar

In 1962 werden de opzienbarende en sterk omstreden resultaten bekend van de ‘Milgram-experimenten’, uitgevoerd door de Amerikaanse psycholoog Stanley Milgram (1933-1984). Daaruit blijkt dat een groot aantal mensen onder bepaalde omstandigheden (met name geestelijke of lichamelijke dwang of overwicht) in staat is tot martelen. Proefpersonen bleken ertoe bereid om sterke elektrische schokken uit te delen aan een ‘verdachte’ (in werkelijkheid een medewerker van het experiment die kreunde of schreeuwde om pijn te simuleren) als een autoritaire man in een witte jas daartoe opdracht gaf.

Onderzoek naar de psychologie van de folteraar wijst uit dat beulen in de regel geen sadisten zijn, maar eerder al te goed aangepaste mensen met een zwak ik-besef. Een grote categorie folteraars is zelf gemarteld of bedreigd, of is van jongs af aan opgegroeid met geweld in de directe omgeving. Een ander type folteraar is dat van Adolf Eichmann, die in 1961 in Israël ter dood werd veroordeeld voor zijn verantwoordelijkheid voor transporten van joden naar concentratiekampen. Eichmann vertoonde kenmerken van de fantasieloze bureaucraat die slechts opdrachten van hogerhand naar beste vermogen probeerde te vervullen, zonder zich rekenschap te geven van het immorele karakter ervan. In het algemeen wordt de kans dat iemand een folteraar wordt sterk vergroot door straffeloosheid.

Amnesty’s campagnes tegen marteling

Amnesty’s eerste campagne tegen marteling begon in 1972; het was toen ook voor het eerst dat een internationale organisatie bewees dat marteling nog altijd op grote schaal voorkwam. Grootschalige Amnesty-campagnes in 1972-73, 1983-84 en 2000-2001 hebben bewezen dat actie tegen marteling zin heeft. De eerste campagne riep Amnesty’s bliksemacties in het leven: overal ter wereld schreven mensen razendsnel brieven om te voorkomen dat een gevangene zou worden gemarteld. Ze gaf ook de aanzet tot veel normstelling, vooral in de Verenigde Naties. Het Verdrag tegen Marteling was in 1984 de bekroning hiervan.

De tweede campagne benadrukte hoe belangrijk de toegang tot gevangenen is. Martelingen worden bijna altijd geheim gehouden – toezicht is dus de beste remedie. Het toezicht op gevangenissen is sindsdien steeds stelselmatiger geworden, door comités van de VN en Europa. De derde campagne richtte zich vooral op ‘alledaagse’ vormen van marteling en mishandeling. Die campagne leidde tot beter toezicht en aanpassing van de regels in veel landen, vooral op politiebureaus en in de opvang van slachtoffers. In 2014 startte Amnesty een vierde campagne tegen marteling, gericht op maatregelen om marteling te voorkomen.

Amnesty heeft een voor het tegengaan van marteling opgesteld. Elke regering dient de aanbevelingen daaruit op te volgen om de kans op marteling zoveel mogelijk te beperken. Het gaat daarbij onder andere om het garanderen van toegang tot gevangenen, het in rechtszaken niet toelaten van ‘bewijs’ verkregen uit marteling en het strafbaar stellen van marteling en daadwerkelijk vervolgen van daders en verantwoordelijken. Ook gaat het om het trainen van politie- en gevangenispersoneel en het regelen van opvang en (financiële) genoegdoening voor slachtoffers.

Als burgers onderling geweld plegen dat ernstige pijn of lijden met zich meebrengt en dit niet wordt bestreden, kan Amnesty dat ook beschouwen als marteling of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling. De staat kan dan aangesproken worden, bijvoorbeeld als niet of nauwelijks tegen verkrachting wordt opgetreden.

Kan marteling worden uitgebannen?

Toen Amnesty in de jaren zeventig met acties tegen martelen begon, zei de organisatie dat de praktijk ‘net zo ondenkbaar moest worden als slavernij’. Het kostte de wereld in de negentiende eeuw maar enkele tientallen jaren om slavernij in de meeste landen uit te bannen. Er wordt nu zeker dertig jaar wereldomspannende actie gevoerd tegen martelen. Maar, zegt Amnesty, in ten minste 141 landen zijn er nog altijd politieagenten of bewaarders die, vaak of incidenteel, arrestanten en gevangenen mishandelen. Is marteling dus onuitroeibaar?

De ervaringen in West-Europa laten zien dat grootschalige marteling kan verdwijnen. Tot in de jaren zeventig werd er in bijvoorbeeld Griekenland, Spanje en Portugal op grote schaal gemarteld. Tot in die landen de dictaturen vielen. Hetzelfde gebeurde in de jaren tachtig in Latijns Amerika. Maar aan het martelen kwam niet helemaal een einde. Vooral ‘buitenlanders’ en mensen die verdacht worden van ‘terrorisme’ worden ook in Europa nog geregeld door de politie mishandeld. Uit de Verenigde Staten komen over politiegeweld ook dagelijks berichten.

In de toekomst zal het voor agenten en veiligheidsdiensten in de meeste landen geleidelijk moeilijker worden om stelselmatig te martelen. In geen enkel land is martelen bij wet toegestaan, en de publieke opinie is tegen martelen. Bovendien wordt het steeds moeilijker om martelpraktijken voor de media verborgen te houden.

Maar mishandeling en politiegeweld zijn veel moeilijker te bestrijden (hoewel je je kunt afvragen waar de grens ligt tussen marteling en mishandeling en politiegeweld). De publieke opinie vindt het in veel landen niet zo erg als een crimineel of straatschoffie een flinke aframmeling krijgt. Het is een kwestie van groeiend normbesef. En van betere training van wetshandhavers. En van bestraffing van folteraars.

Als het ‘grotere’ martelen verder wordt teruggedrongen, kan ook politiegeweld beter worden tegengegaan. De slavernij was immers ook weliswaar in korte tijd afgeschaft, maar tegen dwangarbeid en onmenselijke werkomstandigheden moet nog altijd actie worden gevoerd, al zijn die inmiddels enigszins teruggedrongen. Zoals het Chinese spreekwoord luidt: Elke reis van duizend mijl begint met een enkele stap.

Meer over dit onderwerp