Plichten en mensenrechten
Een plicht is een wettelijk ‘nadeel’: datgene dat aan een ander toebehoort en moet worden vervuld. Plichten kunnen van juridische of niet-juridische aard zijn.
Een voorbeeld van een juridische plicht is een contract, terwijl dankbaarheid een niet-juridische plicht is. Juridische plicht omvat in feite verschillende juridische begrippen, waaronder aansprakelijkheid, verplichting en vermogen. Sommige auteurs menen dat plichten altijd de tegenhangers van rechten zijn. In mensenrechtenverdragen wordt van plichten veel minder gewag gemaakt dan van rechten.
De plichten worden in de regel geacht bij de overheid te liggen. Omdat veel van deze plichten slechts summier zijn uitgewerkt, is ook de positie van de rechten zwak. Plichten die bij burgers berusten zijn volgens het VN-verdrag (BuPo) onder meer het verlenen van openbare diensten in tijden van nood, contractuele verplichtingen en de verplichting, ook voor staten, tot bevordering en naleving van de mensenrechten. Van de internationale mensenrechtenverdragen kent alleen het Afrikaans Handvest voor de Rechten van Mens en Volken een uitgebreider lijst van verplichtingen.
De ethiek van Hans Küng
Verscheidene keren zijn pogingen gedaan om in VN-verband tot een ‘verklaring van plichten’ te komen, zoals ten tijde van de vijftigste verjaardag van de Universele Verklaring van de Mensenrechten in 1998. Onder anderen trad de Duitse katholieke theoloog Hans Küng (1928) op de voorgrond. `Gezocht: een visie’ heet de inleiding op zijn belangrijkste boek Een wereldwijde ethiek (1990). Küng streeft naar een vorm van mondiale ethiek, `het noodzakelijke minimum aan gemeenschappelijke waarden, normen en basisattitudes. […] Het is de “gulden regel” dat mensen elkaar dienen te behandelen zoals zij zelf behandeld willen worden. Dat betekent: respect voor het leven, vrijheid, rechtvaardigheid, wederzijds respect, bereidheid om te helpen en integriteit.’
Küng legde zijn selectie uit de Tien Geboden voor aan internationale bijeenkomsten waar vertegenwoordigers van alle grote religies en politieke stelsels aanwezig waren. Over vier fundamentele geboden zijn volgens Küng alle religies het eens. Gij zult niet doden, dus het recht op leven respecteren. Gij zult niet stelen, dus eigendom respecteren. Gij zult ‘geen seksuele immoraliteiten begaan’, en dus ook de rechten van de vrouw respecteren. En ten slotte, gij zult niet liegen. Die initiatieven om plichten internationaal vast te leggen, hebben echter weinig aanhang gekregen: ze zouden er gemakkelijk toe kunnen leiden dat regeringen plichten van burgers benadrukken ten koste van rechten.
Plichten: Amnesty’s visie
Amnesty heeft om twee redenen geen oproepen gesteund om naast mensenrechten ook plichten te formuleren. Ten eerste: de vastgelegde mensenrechten zijn al een stelsel van (ook) plichten. Ze leggen vooral verplichtingen op aan de overheid, maar ze verplichten ook organisaties, bedrijven en individuen tot het naleven van mensenrechten. Een goed voorbeeld is het verbod op discriminatie op grond van onder meer herkomst, geslacht of huidskleur.
Ten tweede: het streven naar het vastleggen van extra plichten voor burgers is meestal bedoeld om omgangsnormen meer verplichtend te maken: beleefdheid, waardering, fatsoen. Maar juist op dat terrein past een overheid terughoudendheid. De mensenrechten zijn bedoeld om op de eerste plaats vrijheden jegens de overheid te garanderen. Een overheid behoort, buiten het terrein van de rechten, zo min mogelijk een stempel te drukken op wat ‘toelaatbaar’ is. Dat vergroot namelijk de kans dat machthebbers misbruik maken van opgelegde plichten. Ook heel algemeen geformuleerde verplichtingen, zoals de ‘zorg voor de gemeenschap’ die het Afrikaans Handvest noemt, kunnen gebruikt worden om burgers te beperken in hun vrijheden.
Amnesty dringt bij overheden wel aan op een zo goed mogelijke naleving en verwezenlijking van beginselen die in internationale verdragen zijn opgenomen. Voor die plicht wordt vaak de Engelse term due diligence (gepaste ijver) gebruikt. Die term houdt bijvoorbeeld in dat een overheid niet aansprakelijk kan worden gesteld voor geweld tegen vrouwen binnen het gezin, maar wel voor het nemen van maatregelen (zoals registratie, opvang, hulp en berechting) om dat geweld zo veel mogelijk terug te dringen.