Marokko, dat niet van pottenkijkers (lees: journalisten) houdt 

Zes uur nadat ik met de trein in de kustplaats Safi ben aangekomen voor een reportage over een groot Marokkaans staatsbedrijf, moet ik alweer weg. Na het eerste interview krijgt mijn fixer Salah een telefoontje. Zijn familie heeft zojuist vreemd bezoek gekregen. ‘De veiligheidsdiensten, die willen weten wat we doen.’ Geen zorgen, zegt hij, maar toch moet ik de stad uit.

In een desolaat landschap nabij een grote kolencentrale word ik halsoverkop overgezet in een andere auto, bij een onbekende man. Die spreekt nauwelijks Engels of Frans, maar grapt vriendelijk wel goed te kunnen autorijden en zwemmen. Ik lach, maar ben gespannen.

Hondenharen

De woning waar ik word gedropt, is ongelooflijk smerig. Overal liggen etensresten, zand en hondenharen. Op de trap liggen uitwerpselen. Bij de voordeur gaan zes honden onophoudelijk tekeer. De straat is verlaten en de schemer valt.

‘Ben je oké’, appt Salah later. ‘Om de hoek is een café waar toeristen voetbal kijken.’ Maar ik durf de woning niet uit. Ik sluit me op in een zijkamertje, doe het rolluik naar beneden en app voor de zekerheid de locatie naar huis.

De chauffeur komt rond middernacht terug om een omelet voor me te bakken. Ik gooi hem weg, want ik ben kotsmisselijk. Samen drijven we de honden plus twee katten door de woning naar achteren. Als ik diezelfde avond mijn opnames verstuur, heb ik het gevoel dat er iemand in mijn laptop zit. De cursor beweegt, en er wordt getypt. Van mijn contactpersoon bij de Nederlandse ambassade begrijp ik dat er makkelijk digitaal ingebroken kan worden.

Hopend dat dit snel voorbij is, val ik op de bank vol hondenharen in slaap.

Lees hier de reportage waar Manon Stravens voor Follow The Money aan werkte: ‘Marokkaans staatsbedrijf verdient miljarden aan fosfaat – en laat een spoor van schade achter’ 

Meer over dit onderwerp