Een krimpend land, waar we deden wat we konden

In het begin maakten we ons niet druk. Aan de rand krimpt het land altijd een beetje. Dat hoort erbij. Daarna groeit het land daar weer terug, of komt er aan de andere kant een stukje bij. Het land is nooit stabiel, en dat is goed. Verdwijnen is een recht. Uiteindelijk blijft het land toch ongeveer even groot. 

Tot op een dag zomaar een ander land verdween. Eentje in het Oosten, waar er zo’n vijfendertig jaar geleden juist plotseling een heleboel waren verschenen. Vreemd. We maakten ons echter nog niet heel veel zorgen. Ach, eentje minder. En het kon toch ook weer terugkomen. Vast wel. Als we allemaal ons best deden. We merkten niet dat sommigen het eigenlijk wel prima vonden dat het er niet meer was.  

En toen verdween er een in het Westen. Een hele grote. Zeg maar gerust: de grootste. Zomaar foetsie. Nou ja, niet als je er goed over nadacht. Maar dat was ingewikkeld.  

De schrik zat erin. Maar nu waren mensen wel wakker geschud. Hier zou het dus niet gebeuren. Daar hadden we leiders en leidsters voor. Kranten en tijdschriften. Rechters en talkshowhosts. En een heel belangrijk stuk papier.  

Opeens was de helft van het land weg. Wat? Waar was het heen? We keken rond. Buren waren verdwenen, hele buurten, wijken, steden, provincies. In de verte doemden grensposten op.  

Toen begonnen we ons heel veel zorgen te maken. We liepen rondjes door de stad. We stemden op een betere leiding. We maakten geld over. We werden lid. We schreven artikelen. We postten op sociale media. We spraken aan. We deden wat we konden. 

Maar de grenzen blijven naderen. En uit de verte klinkt het onheilspellend: ‘Verdwijnen is een recht.’  

Meer over dit onderwerp