Linda Bilal column
© Jitske Schols

‘Waar was jij toen wij verpletterd werden onder de bommen?’

Kort na de val van het Assad-regime afgelopen december laaiden in de Syrische samenleving discussies op over het heden en de toekomst. Misschien wel de meest cynische uitspraak daarbij is de frase ‘wie bevrijdt, beslist’. Dit wordt Syriërs toegebeten die vanuit hun Europese toevluchtsoord terugkeren. Net als: ‘Waar was jij toen wij verpletterd werden onder de bommen?’ Toch nam ik de beslissing om terug te keren al snel, want Syrië heeft iedereen nodig na de brute oorlog die alles in puin legde. Het lijkt erop dat de Syrische geest nog het hardst geraakt is. Of beter gezegd: de collectieve Syrische droom van vrijheid, die de aanjager was van de revolutie van 2011. 

Terugkeren naar huis is nooit een gemakkelijke beslissing. Na jaren in ballingschap wordt de reis terug een tocht vol nostalgie, zwaarbeladen met herinneringen en een vage hoop om hetzelfde vaderland terug te vinden als ik had achtergelaten. Maar zodra ik voet zette op Syrische grond, besefte ik hoezeer ons thuisland is veranderd. Of misschien ben ik het die veranderd is. Of allebei. De elektriciteit, de wegen en zelfs de gezichten: alles oogt vertrouwd en tegelijkertijd vreemd. Dingen zijn nog steeds op hun oude plek, maar ze lijken niet op hoe ik ze me herinner.  

Tussen degenen die honger en angst ternauwernood overleefden en degenen die moesten vluchten, groeit een afgrond van oorverdovende stilte

Als vluchtelingen terugkeren, brengen ze een andere taal mee, een gemengd accent en gewoonten die ze in ballingschap hebben aangenomen. Ze moeten zich wéér aanpassen aan een nieuwe realiteit. Want leven in het Syrië van nu is dagelijks een uitdaging. Elk detail is een strijd: brood, medicijnen, of gewoon een momentje rust vinden. 

Ondanks het feit dat mensen ons verwelkomen, dragen hun blikken onbeantwoorde vragen: ‘Waarom ben je teruggekomen? Heb je geen baan gevonden in het land dat je opving?’ Of zelfs het fluisterende verwijt: ‘Jullie leefden daar comfortabel terwijl wij hier stierven.’ Tussen degenen die honger en angst ternauwernood overleefden en degenen die moesten vluchten, groeit een afgrond van oorverdovende stilte. Daar kunnen woorden niet bij. 

Ballingschap wordt niet gemeten in jaren buiten je vaderland, maar in het aantal keren dat je voelt geen stem, geen gezicht, geen veilig thuis te hebben. Syriërs die terugkeren zijn geen vreemden, maar ook geen inwoners meer. Ze keren terug met nieuwe paspoorten, een oude angst, en lang verloren dromen, achtervolgd door herinneringen aan de vlucht, aan de controleposten die niet alleen naar je naam vroegen, maar ook of je van Assad hield. 

Re-integratie ontstaat niet simpelweg door terug te keren. Het vraagt om een warme omhelzing, één die mensen die vertrokken niet veroordeelt of bestraft. Want terugkeerders zijn niet meer dan vermoeide zielen, op zoek naar de oase, de schaduw die ze ooit kenden en een nieuw begin. 

Meer over dit onderwerp