Forugh Karimi: ‘We mogen nooit de mensen aan de slechte kant van het water vergeten’

We reizen de wereld rond, verzamelen verhalen en keren ermee terug naar huis. Welke plaatsen hebben een onuitwisbare indruk bij ons achtergelaten? Dit keer: de Afghaans-Nederlandse schrijver en psychiater Forugh Karimi (53).

Forugh Karimi
© Daan Kamerman

Kabul, Afghanistan

‘Het biedt me troost in boeken te kunnen vertellen over het Kabul dat mensen enkel kennen via de gruwelijke beelden van de oorlog. Zo kan ik iets teruggeven aan mijn geboorteplaats, de stad die ik negenentwintig jaar geleden achter me liet.’

Londen, Engeland

‘Mijn oom, de oudste broer van mijn moeder, was in Afghanistan politiek actief maar had het geluk dat hij een ambtenaar kende die hem de hand boven het hoofd hield. Na de militaire coup in 1978 kon die man hem niet langer beschermen en greep mijn oom de kans aan om in Londen als vertegenwoordiger van de Afghaanse bank te gaan werken. Eenmaal in Londen aangekomen heeft hij onmiddellijk politiek asiel aangevraagd.

Toen hij vertrok had hij zijn hele bibliotheek achter moeten laten. Mijn ouders verbrandden de politieke boeken, maar al het andere werk – literatuur, filosofie, psychologie – bleef bewaard. Die boeken heb ik verslonden; ze hebben de basis gelegd voor mijn intellectuele vorming. Ik las ook mijn ooms schriften en de aantekeningen die hij in de loop der jaren had gemaakt. Hij wilde schrijver worden; een droom die hij zijn leven lang zou blijven koesteren.

‘Als schrijver heb je een stem. Met een goed boek kan je levens veranderen, zei mijn oom’

In 2002 heb ik hem voor het eerst in Londen bezocht. Hij liet me het British Museum zien, gaf een college over de koloniale geschiedenis van Groot-Brittannië, en nam me mee naar een Farsi boekhandel waar hij een woordenboek voor me kocht.

Mijn oom vond dat ik moest gaan schrijven. Toen ik psychiater werd, feliciteerde hij me en zei: “Onthoud wel dat dit gewoon een beroep is. Als je straks met pensioen gaat, neemt iemand anders je werk over. Je kunt vast iets voor een paar mensen betekenen, maar als schrijver heb je een stem. Met een goed boek kan je levens veranderen.”

Hij overleed in 2014 en heeft de publicatie van mijn eerste boek, De moeders van Mahipar, niet meegemaakt. Ik ben geen schrijver geworden omdat hij het heeft gewild, maar zijn erfenis heeft me wel gevormd en in staat gesteld mijn eigen boodschap achter te laten. Voor wie hem horen wil.’

Kreta, Griekenland

‘Tijdens een vakantie op Kreta, in de zomer van 2021, stond ik aan het einde van de dag op het strand uit te kijken over de zee en dacht: waarom lukt het me slecht om écht tot rust te komen? Ik zag hoe andere toeristen genoten van de branding, van de golven die over de kiezels spoelden, een geluid dat ze tevreden stemde, maar ik hoorde iets anders. Ik hoorde de stemmen van de mensen die waren omgekomen, de vluchtelingen die aan de verkeerde kant van het water waren geboren, die de oversteek hadden gewaagd maar door die brullende zee waren opgeslokt en nu, hier, voor mijn voeten, werden uitgespuugd…

Ik dacht eraan hoe wij ons, in dit luxe vakantieoord, tegoed deden aan eten en drinken, weggooiden wat we te veel hadden, terwijl er aan de overkant mensen tekortkwamen of zelfs verhongerden.

Ik ben hier, door mijn eigen vluchtverhaal, waarschijnlijk veel gevoeliger voor. Daarom schrijf ik er ook over. Niet omdat ik zo graag iemands feestje wil verpesten, maar om ervoor te zorgen dat we niet blind worden voor het lot van de ander. Natuurlijk moeten we plezier maken en vakantie vieren, maar we mogen de mensen aan de slechte kant van het water niet vergeten. We mogen nooit doen alsof die ongelijkheid niet bestaat.’

Athene, Griekenland

‘In oktober 2023 ging ik, voor de research van mijn nieuwe roman, In mijn ogen draag ik wolken, naar Athene. Daar, op het Victoriaplein, verzamelen zich de Afghaanse vluchtelingen die een belangrijke rol spelen in mijn boek.

We kwamen een jonge vrouw tegen die, samen met haar drie kinderen en haar schoonmoeder, in het park hadden moeten overnachten. De kinderen speelden – zoals kinderen altijd doen – tot het zoontje zijn moeder zachtjes om een paar euro vroeg. Zij werd boos, stuurde hem weg, waarop mijn zus een briefje van tien uit haar portemonnee haalde.

Het jongetje weigerde het geld aan te nemen. De moeder ook. Ik herkende de Afghaanse trots. We zijn hier, maar we zijn geen bedelaars! Toen de vrouw begreep dat wij niet in Athene woonden en dat we haar ook niet aan onderdak konden helpen, liet ze ons heel beleefd weten het gesprek te willen beëindigen. Dat is niet erg Afghaans, maar later, toen we omkeken, zagen we dat ze alweer door een groep vrouwen was omcirkeld. Als een soort attractie. Ik schaamde me, vooral ook omdat ik beter moest weten. Je zal niet willen geloven hoe vaak me is gevraagd te vertellen welke vluchtroute ik heb genomen, hoe ik het had ervaren om in asielzoekerscentra in Eindhoven en Westerbork te wonen. Alsof het volkomen vanzelfsprekend is dat je al je intieme, vaak schrijnende verhalen over het verliezen van je land zomaar voor iedereen op tafel gooit.’

Berlijn, Duitsland

‘In maart 2025 waren mijn man en ik een paar dagen in Berlijn om onze trouwdag te vieren. Op een ochtend liepen we de Neue Wache binnen. In deze “Centrale gedenkplaats van de Bondsrepubliek Duitsland voor de slachtoffers van oorlog en tirannie” heerste een bijna tastbare stilte. Midden in de ruimte zag ik het bronzen beeld Moeder met haar dode zoon van Käthe Kollwitz staan.

Ik verbeeldde me dat de dode man in haar schoot een Russische soldaat was. Of misschien een Oekraïner. Een Israëliër. Een Palestijn… Het deed er niets toe. Lijden kent geen nationaliteiten. Lijden kent geen grenzen, geen ideologieën of religies. Dat is wat kunst teweeg kan brengen; het herinnert ons eraan dat we in de basis allemaal gelijk zijn. Maar ook: hoe moeilijk het is om menselijk te blijven.

We bleven lang staan, mijn man en ik, dicht naast elkaar. Buiten denderde de stad, maar hier, in de Neue Wache, hielden een moeder en een kind de wereld stil.’

Meer over dit onderwerp