Westernieland, Nederland
‘Daar ben ik, zes dagen vóór Dolle Dinsdag, geboren. Mijn ouders hadden de wieg – met een oranje strik en een rood-wit-blauw dekentje – triomfantelijk voor het raam gezet, totdat een van de buren kwam waarschuwen: ‘Mevrouw De Jonge, de Duitsers zijn nog niet verslagen!’ Waarop mijn moeder tegen mijn vader zei: ‘Andries, verzet jij de wieg even?’ Ik zeg altijd dat dát mijn vaders enige bijdrage aan het verzet in oorlogstijd is geweest. Hij was een gedreven predikant, maar niet erg heldhaftig. Toen een groep van vijf jongens met een vrachtwagentje langskwam om de klok uit de kerktoren te halen, liet hij dat gewoon gebeuren.
Zijn vader, mijn opa, had op z’n 14e – tijdens het melken van de koeien – de boodschap doorgekregen dat hij zijn leven in dienst moest stellen van de Heer. Hij zou zich ontwikkelen tot een echte prediker. Mijn vader plaatste als afgestudeerd dominee zijn kanttekeningen bij het geloof, dat ik op mijn beurt zelfs helemaal zou afzweren, maar de traditie van het gesproken woord heb ik wél voortgezet.
Ik stond op mijn 13e op een toneeltje ergens in de Zaanstreek toen me ineens iets duidelijk werd, iets waar ik nog niet veel besef van had, maar wat wel op de rand van religie en de aanvaarding van “het hogere” lag. Ik kreeg het gevoel uitverkoren te zijn. Een gebeurtenis die sterk lijkt op wat mijn opa ooit is overkomen.’

Buenos Aires, Argentinië (1)
‘In 2002, toen Willem-Alexander met Máxima trouwde, ben ik op verzoek van de redactie van NOVA, samen met Twan Huys naar Buenos Aires gegaan, om daar een documentaire te maken over het WK Voetbal van 1978. Ik sprak met mensen die tijdens de finale op een paar honderd meter van het stadion in martelkamertjes opgesloten hadden gezeten, maar ook met mensen die nog altijd niet konden inzien dat ze ook maar iets verkeerd hadden gedaan.’
Buenos Aires, Argentinië (2)
‘Wat ik me van die tijd, 47 jaar geleden, herinner is dat ik berichten over de militaire dictatuur in Argentinië had gelezen, en dat ik midden in de nacht wakker schoot en dacht: we móeten iets doen! Ik was er zó van overtuigd dat er iets moest gebeuren, dat het met onze cabaretgroep Neerlands Hoop gedaan zou zijn als Bram (Vermeulen, red.) had gezegd dat hij het niet zag zitten. Maar hij schaarde zich er zonder blikken of blozen achter. Tijdens de voorstelling Bloed aan de paal riepen we op de Wereldkampioenschappen te boycotten. We belden Wim Kok, toenmalig voorzitter van de FNV, en vertelden dat vakbondsleiders in Argentinië werden vermoord of spoorloos verdwenen en we vroegen hem of de FNV zich achter onze actie zou kunnen scharen. Nee dus. Niks. We kregen maar heel weinig voor elkaar. Langzaam maar zeker drong het tot me door dat er véél meer belangen speelden; dat het geen rationeel verhaal was. We hadden gelijk, maar we kregen het niet.’
As-Samawah, Irak
‘In 2004 ging ik naar Irak om de tijd die jonge Nederlandse militairen daar doorbrachten een beetje te verlichten met een conference.
Het werd een onvergetelijke reis. Ik heb thee gedronken met warlords, in een helikopter gevlogen met zo’n nachtkijker op m’n snufferd, heel naïef rondgelopen over de markt, grapjes gemaakt en er helemaal niet aan gedacht dat zich achter ieder raampje een sniper kon ophouden… en wat ik ook weer voor me zie, is hoe ik, sloffend door het zand, een steentje naar boven werkte dat duizenden jaren geleden deel uitmaakte van een of andere tempel. Het begin van de beschaving. En wat deed ‘het Westen’ daar? Wie of wat moest er nou precies verdedigd worden?
‘Ik geniet ervan om van een afstandje terug te kijken op alles wat ik heb meegemaakt’
Ik had me al eerder uitgesproken tegen die oorlog, een westerse bemoeienis die je met terugwerkende kracht kunt zien als stuiptrekkingen van het kolonialisme. In feite hebben we daar nog steeds mee te maken. Ik las laatst De wereld na Gaza van Pankaj Mishra. Hij geeft in zijn boek aan dat we als witte mensen slechts 7 procent van de wereldbevolking uitmaken en toch – naar ons eigen idee – de touwtjes nog volledig in handen hebben.
Maar er sluimert iets, de weerstand groeit. Als we niet het lef hebben de mondiale, raciale ongelijkheid onder ogen te komen, als we niet willen proberen de wereld met z’n allen mooier te maken, zullen we straks geconfronteerd worden met een verschrikkelijke clash.’
Amsterdam, Nederland
‘Begin jaren tachtig kwam er iemand uit de groep rond Monty Python, die in Engeland Amnesty-benefietvoorstellingen speelde, naar Nederland om te vragen of wij hier ook zoiets konden organiseren. Bij uitgeverij De Harmonie zeiden ze: ‘Dat is iets voor Kees, Wim en jou.’ (Op 16 en 17 mei 1983 stond Freek, samen met Kees van Kooten, Wim de Bie en een groot aantal andere artiesten in Carré, AV). Ik heb het met liefde, plezier en overtuiging gedaan – net zoals een Novib-inzamelingsactie voor de slachtoffers van een aardbeving in Mexico-Stad, in 1986. Maar toch, na ’78 is er wel iets geknakt. Of laat ik het berusting noemen; de wetenschap dat je als mens maar weinig teweeg kunt brengen in de wereld.
Ik zie mezelf niet nog eens de barricaden op gaan. Wat ik doe, heeft helemaal geen impact meer. Ik beteken alleen nog iets voor mijn eigen, kleine parochie, die zelf óók op leeftijd en dus monddood is. Uitgeteld. Niet dat ik het erg vind, nee. Ik geniet ervan om van een afstandje terug te kijken op alles wat ik heb meegemaakt. Zoiets had ik op mijn 20e nooit kunnen bedenken, want ik was niet iemand die ervan hield om hard te werken of ergens heel lang over door te denken. Ik heb onderweg veel opgepikt en bijgeleerd en de “opdrachten” die ik vanuit mijn opvoeding heb meegekregen – je talenten optimaliseren, het goede doen, van betekenis zijn voor de wereld – heb ik op de best mogelijke manier volbracht.’