
Een goed mens
Het is een eigenschap van de weldenkenden dat ze bijna niet kunnen geloven dat niet iedereen zo weldenkend is als zij. Vaak valt dan het woord ‘onderwijs’. Nog altijd wordt geloofd dat als het onderwijs maar beter wordt, de zachtaardige dictatuur van de weldenkenden kan beginnen.
Het is onduidelijk in hoeverre die weldenkendheid wezenlijk verschilt van conformisme. In een bepaalde groep wordt men geacht bepaalde dingen te denken en te zeggen – hoe weten we anders wat er gedacht is? – en vervolgens doet men dat ook om uitstoting te voorkomen.
Er zijn goede redenen om te geloven dat alle mensen gelijkwaardig zijn, hoewel tegenwoordig die gelijkwaardigheid zich ook uitstrekt tot niet-mensen. Wat die gelijkwaardigheid in de praktijk betekent, is echter veelal onduidelijk. Zelfs zij die voor gelijkwaardigheid zijn, zullen zelden ook voor open grenzen zijn, zodat alleen al het paspoort en de privileges die aan bepaalde paspoorten (bijvoorbeeld het Nederlandse) vastzitten, het idee van gelijkwaardigheid behoorlijk onder druk zetten.
De taal van de weldenkendheid blijkt vervolgens zo dood en zo onpersoonlijk als die van de bureaucratie. De taal is vooral bedoeld om te voorkomen dat mensen er aanstoot aan nemen en moet tegelijkertijd het winnen van zieltjes mogelijk maken.
Er zijn goede redenen om te geloven dat alle mensen gelijk-waardig zijn
Kom erbij en strijd ook voor een betere wereld.
Dat men zich niet neerlegt bij evident onrecht is een deugd, meer dan dat, een teken van in leven zijn, zoals het najagen van genot een teken van in leven zijn is en daaraan moet worden toegevoegd dat het strijden tegen onrecht een bron van genot kan zijn.
Hoe die strijd moet worden gevoerd is minder evident. Is de effectiviteit belangrijk, wat verandert er werkelijk? Of is symbolisch protest al mooi genoeg? Wanneer wordt strijd bekeringsdrift en gaat het vervolgens vooral over de vraag of de zuiveren van de onzuiveren gescheiden kunnen worden? Hoe denk je over x, y of z en ik zeg je of je een goed mens bent.
Wie het leven reduceert tot een strijd tussen goed en kwaad biedt in elk geval de troost van de overzichtelijkheid, de troost dat de fundamentele onzekerheden die bij het leven horen even worden weggepoetst.
Wij weten weinig, ook over onszelf. Het enige dat we met zekerheid kunnen zeggen, is dat we zo weinig weten. De behoefte om de ander voortdurend te wegen met morele normen en op grond daarvan te beslissen of hij ons respect verdient, staat haaks op de gedachte dat iedereen gelijkwaardig is.
Als je het recht op gelijkwaardigheid zo makkelijk kunt verspelen, wat is het dan nog waard? Misschien goed te erkennen dat ondanks onze nobele inborst medemensen ons regelmatig doen walgen. Misschien doen wij onszelf walgen? De zekerheid dooft de nieuwsgierigheid uit. Hoe nieuwsgierig te blijven naar het goede leven in plaats van te weten wat het is.