Mensenrechtenencyclopedie
© Flickr.com/CC/ valerieroybal

Internetcensuur

In verschillende landen in de wereld wordt internet op grote schaal gecensureerd. China spant daarbij de kroon.

De organisatie Verslaggevers zonder Grenzen publiceert geregeld over landen waar internet op grote schaal wordt gecensureerd. Voorbeelden: in Myanmar zijn internetaansluitingen zo duur dat het regime alleen internetcafés in de gaten hoeft te houden (die geraadpleegde pagina’s elke vijf minuten opslaan). In Iran zegt het ministerie van Informatie honderdduizenden sites te blokkeren, vooral als die over seks gaan of onafhankelijk nieuws bieden. Veel bloggers zijn in de gevangenis beland. Noord-Korea weigerde lange tijd op internet te worden aangesloten. Een paar duizend bevoorrechte mensen kunnen inmiddels surfen op een zwaar gecensureerde versie.

In Saudi-Arabië zegt de Internet Service Unit 400.000 sites te blokkeren om burgers te beschermen; die sites zouden beledigend zijn of islamitische principes en sociale normen schenden. Tunesië hanteert een effectief censuursysteem dat alle oppositiepublicaties en veel nieuwssites blokkeert. In Turkmenistan zijn aansluitingen thuis verboden en zijn er geen internetcafés. In Vietnam filtert de internetpolitie ‘subversieve’ inhoud, ze bespioneert internetcafés en arresteert cyberdissidenten. Andere overheden die internet veelvuldig censureren zijn onder meer die van Rusland, Pakistan, Bahrein en Oezbekistan.

Technologie van internetcensuur

Wereldwijd maakt informatietechnologie het blokkeren van informatie op verschillende manieren mogelijk. Overheden benutten die mogelijkheden om activisten en dissidenten dwars te zitten:
● Het centraal uitschakelen van routers.
● Het Internet Protocol (IP)-adres van een gebruiker blokkeren.
● De bezoeker krijgt bij bepaalde sites een foutmelding of een andere site.
● Een zoekactie wordt tegengehouden als er bepaalde zoekwoorden in staan.
● Zoekmachines kunnen websites uitsluiten waardoor die onvindbaar worden.
● Aanvallen op computernetwerken: met een computervirus, met ‘ransomware’ die losgeld vraagt om gegevens weer beschikbaar te maken, met ‘hacks’ (inbraken in en dienstal van gegevens), met Distributed Denial-of-Service (DDOS)-aanvallen die computers overspoelen met verstorende informatie.

Andere censuurmethoden zijn vergelijkbaar met die welke gebruikt worden bij traditionele media. Wetten en voorschriften kunnen verschillende soorten inhoud verbieden of blokkeren. Uitgevers, auteurs en internetproviders krijgen formeel en informeel verzoeken om de inhoud te verwijderen of sites te blokkeren. Ze worden bedreigd met arrestatie, strafrechtelijke vervolging, boetes en gevangenisstraf, of met civiele rechtszaken, of met geweld tegen henzelf of hun familieleden. Apparatuur wordt in beslag genomen of vernietigd. Uitgevers en providers worden gedwongen te sluiten, bijvoorbeeld door licenties in te trekken, of ze worden slachtoffer van boycots. Individuen worden betaald om artikelen te schrijven ter ondersteuning van de overheid. Censurerende overheden creëren eigen websites met vervormde informatie. Toegang tot internet wordt beperkt door hoge abonnementsgelden, restrictief licentiebeleid of het niet aanleggen van infrastructuur.

Internetcensuur met westerse technologie

De internetcensuur wordt in veel landen ondersteund door westerse technologie. Zo had, in 2006, Telecom Italia een derde in handen van Etecsa, de verantwoordelijke voor internetcensuur in Cuba. Provider Wanadoo bood breedbandinternet aan in Tunesië, waar Secure Computing (met hoofdkantoor in Californië) internetfilters levert. De ‘Great Firewall’ van China kwam van het Amerikaanse Cisco Systems, en Fortinet (ook uit de VS) installeerde internetfilters voor de Birmese junta. De controle over internettoegang op de Maldiven was in handen van het Britse bedrijf Cable & Wireless.

Internetcensuur in China

De meest verregaande internetcensuur en controle kent China. Naar verluidt zijn 2 miljoen mensen betrokken bij het controleren van internetcommunicatie. Op zoekmachines leveren veel zoektermen die door de overheid als riskant worden beschouwd (waaronder verwijzingen naar democratie, godsdienst, mensenrechten en internationale betrekkingen) een ‘foutmelding’ op, of ze laten slechts geselecteerde websites zien. Bij het ontwikkelen van deze censuurtechnologie is China geholpen door westerse ondernemingen als Websense & Sun Microsystems, Cisco Systems, Nortel Networks, Microsoft, Google en Yahoo.

Van buitenlandse bedrijven heeft de Chinese overheid geëist dat zij een ‘belofte’ ondertekenen waarin ze toezeggen ongewenste websites en e-mailverkeer tegen te houden. In 2005 zaten meer dan zestig mensen gevangen vanwege hun internetactiviteiten. Dat jaar werd de internetjournalist Shi Tao veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, nadat zijn identiteit door Yahoo aan de Chinese autoriteiten bekend was gemaakt. In 2007 was van ten minste vijftig mensen bekend dat ze vanwege internetzaken in Chinese gevangenissen zaten. In 2013 werden in China honderden mensen gearresteerd voor het verspreiden van berichten op internet. In 2017 zaten ten minste 38 journalisten gevangen, veelal vanwege berichtgeving via websites. Het feitelijk aantal is waarschijnlijk veel hoger: een rapport uit 2015 spreekt van 199 gevangen journalisten. Wikipedia is geblokkeerd, evenals alle verwijzingen naar het bloedbad van 4 juni 1989, de dalai lama en de in 2017 overleden Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo.

Actie tegen internetcensuur

Actie ten behoeve van degenen die slachtoffer worden van internetcensuur of die wegens internetberichten gevangen zijn gezet, voeren onder meer Amnesty International (irrepressible.info), Human Rights Watch (hrw.org/advocacy/internet/dissidents) en het in de VS gevestigde internationale Comité ter Bescherming van Journalisten (www.cpj.org). Actuele informatie over internetcensuur in alle landen van de wereld geeft Freedom on the Net.

Meer over dit onderwerp