Werelderfgoed, cultureel erfgoed en mensenrechten
In 2003 nam de Unesco een verdrag aan over het behoud van het cultureel erfgoed van de wereld.
Daarbij gaat het om zowel materieel (zoals kastelen, paleizen, tempels en monumenten) als immaterieel erfgoed (zoals talen, uitvoerende kunsten, sociale en traditionele praktijken, rituelen en feesten en ambachtelijke producten). Al in 1982 was het overleg over dat verdrag begonnen. Er is een lijst van zo’n 1200 gebouwen, steden en dergelijke die als ‘werelderfgoed’ zijn aangeduid. Veel van die plaatsen liggen in China, Italië, Spanje en Frankrijk (waaronder historische paleizen, kathedralen, waterwerken en stadscentra).
In België zijn er 15 plaatsen (waaronder het Grote Plein van Brussel en het historisch centrum van Brugge), in Nederland ook 13 plaatsen (waaronder Schokland, de Waddenzee, de Amsterdamse grachtengordel, de Van Nellefabriek in Rotterdam en het Eise Eisinga Planetarium in Franeker) plus historisch Willemstad op Curaçao.
Opera, poppentheater en houten kruizen
Buiten het materiële erfgoed heeft de Unesco negentien culturele ‘meesterwerken’ aangewezen als eerste zorg. Daaronder zijn bijvoorbeeld de taal, dans en muziek van een etnische groep uit Belize, een traditionele vorm van opera in China, een vorm van poppentheater uit Sicilië, oude koninklijke riten in Korea en een techniek van versierde houten kruizen in Litouwen. Nationale regeringen hebben vaak een eigen beleid op cultureel erfgoed; zo bestaat in Nederland een lange lijst van kunstvoorwerpen in musea, kerken, particuliere huizen en elders die niet mogen worden verkocht of uitgevoerd.