© AHMED FARWAN/AFP/Getty Images

Uitbuiting arbeidsmigranten bij bouw metro in Riyad is een waarschuwing voor Nederlandse bedrijven

Arbeidsmigranten die in Saudi-Arabië aan de bouw van de metro in Riyad werkten, werden gedwongen extreem hoge wervingskosten te betalen. Bovendien werkten ze in gevaarlijke hitte en verdienden schamele lonen. Dit zegt Amnesty International in een vandaag verschenen rapport.

Ook het Nederlandse bouwbedrijf Strukton speelde een rol bij de bouw van de metro. “Deze ernstige uitbuiting in de bouw is een duidelijke waarschuwing voor bedrijven die de komende jaren lucratieve contracten hopen te bemachtigen in Saudi-Arabië”, zegt Dagmar Oudshoorn, directeur van Amnesty International Nederland. “Bedrijven die niet bereid zijn of in staat zijn adequate en verhoogde mensenrechten-due diligence uit te voeren, moeten geen activiteiten in het land starten.”

Het rapport Nobody wants to work in these situations: A decade of exploitation on the Riyadh Metro project documenteert arbeidsuitbuiting bij een van de belangrijkste infrastructuurprojecten in Saudi-Arabië. De onlangs geopende metro, die wordt gepromoot als de ‘ruggengraat’ van het openbaarvervoersnetwerk van Riyad, is gebouwd door toonaangevende internationale en Saudische bedrijven onder leiding van de overheid en zal verder worden uitgebreid. Maar veel van de werknemers die Amnesty International heeft geïnterviewd, moesten veel betalen om werk te krijgen en moesten vervolgens lange, zware werkdagen maken in soms onveilige omstandigheden voor een schamel, discriminerend loon.

Nederlandse Strukton ziet geen eigen verantwoordelijkheid

In een aparte briefing beschrijft Amnesty International de rol van Strukton in het project en de mensenrechten-due diligence die het uitvoerde. Strukton maakte tussen 2013 en 2021 deel uit van een van de consortia voor de bouw van drie metrolijnen. Het bedrijf ontving hiervoor een contract ter waarde van bijna 1 miljard euro. Hoewel Strukton een belangrijke rol speelde bij de bouw van de metro, blijkt dat het bedrijf geen enkele eigen verantwoordelijkheid ziet voor de mensenrechtenschendingen die in deze context plaatsvonden. Ook blijkt dat de Nederlandse overheid dit bedrijf met financiële en diplomatieke steun aanmoedigde het project aan te gaan. En dat terwijl Nederland zegt alleen bedrijven te steunen die de OESO-richtlijnen onderschrijven. Amnesty International concludeerde eerder al dat deze voorwaarde een dode letter is en dat Nederland met het handelsbeleid van de afgelopen tien jaar heeft nagelaten de mensenrechten te beschermen. De nieuwe handelsstrategie uit 2025 bevat nog minder waarborgen voor mensenrechten.

Kafala-systeem

De metro van Riyad wordt geprezen als de ruggengraat van het vervoersnetwerk van de hoofdstad, maar onder het strakke uiterlijk gaat een decennium van misstanden schuil. Dit werd mogelijk gemaakt door het kafala-systeem, een arbeidsstelsel dat de mensenrechten van arbeidsmigranten opoffert.

“Dat dergelijke misstanden jarenlang bij meerdere bedrijven in een prestigieus infrastructuurproject hebben voortgeduurd, laat overduidelijk zien dat de overheid van Saudi-Arabië tekortschiet in het afdwingen van om beschermingsmaatregelen en het ontmantelen van het systeem dat werknemers blootstelt aan een hoog risico op uitbuiting.”, zegt Marta Schaaf van Amnesty International.

Uitgebuit nog voordat ze hun thuisland verlieten

Amnesty International sprak met 38 mannen uit Bangladesh, India en Nepal, die tussen 2014 en 2025 in dienst waren bij verschillende buitenlandse en Saudische bedrijven – waaronder hoofdaannemers, onderaannemers en uitzendbureaus – die betrokken waren bij de aanleg van het metrosysteem in Riyad. Voor bijna allemaal begon de uitbuiting al voordat ze hun thuisland verlieten, toen ze tussen de 700 en 3500 dollar aan wervingskosten en aanverwante kosten moesten betalen aan bemiddelingsbureaus in hun thuisland. Hierdoor raakten velen ernstig in de schulden en werden ze nog vatbaarder voor verdere uitbuiting.

Deze betalingen overschreden vaak ruimschoots de limieten die door de regeringen van de landen van herkomst waren vastgesteld en werden van de mannen geëist ondanks het feit dat de Saudische wetgeving wervingskosten ten laste van de werknemer verbiedt.

Suman, uit Nepal, werd gedwongen om het gespaarde goud van de familie van zijn vrouw te verkopen om de kosten te kunnen betalen voor een baan met een basissalaris van slechts 266 dollar per maand.

Geen leefbaar loon vastgesteld

Eenmaal in Saudi-Arabië kregen veel werknemers minder dan 2 dollar per uur betaald, terwijl anderen amper de helft daarvan verdienden in hun functies als arbeiders, schoonmakers en kantoormedewerkers bij het metroproject in Riyad. Vrijwel iedereen werkte meer dan 60 uur per week. Hoewel de meeste arbeiders zeiden dat ze niet direct werden gedwongen om overuren te maken, waren hun basissalarissen zo laag dat ze het gevoel hadden dat ze geen andere keuze hadden. Het feit dat de regering geen algemeen leefbaar loon heeft vastgesteld, maakt het makkelijker om arbeidsmigranten lage lonen te betalen, waardoor velen een fatsoenlijke levensstandaard wordt ontzegd. De meesten van hen worden gediscrimineerd op grond van hun etniciteit.

“Door de inflatie in Nepal is dit salaris te laag om de huishoudelijke uitgaven te betalen. Het verdwijnt zodra ik het onderwijs van mijn kinderen en andere huishoudelijke uitgaven betaal. Maar wat kan ik doen? Ik moet het zien te redden”, vertelde Nabin aan Amnesty International.

Werken in extreme hitte

De lange werkdagen van de arbeiders aan het metroproject in Riyad werden vaak nog verergerd door de onophoudelijke hitte, die door sommigen werd omschreven als “de hel”. Met temperaturen die tijdens de zomermaanden vaak meer dan acht uur per dag boven de 40 °C bleven, bleek het verbod van de regering op buitenwerk in de directe zon tussen 12 en 3 ‘s middags een volstrekt ontoereikende bescherming voor de arbeiders.

Janak, uit India, vertelt dat hij door meer ervaren medewerkers van het onderaannemersbedrijf waarvoor hij werkte onder druk werd gezet om in de extreme hitte te werken.

Veel werknemers meldden ook dat ze te maken hadden met andere vormen van uitbuiting, zoals inbeslagname van paspoorten, overbevolkte en onhygiënische leefomstandigheden, voedsel van slechte kwaliteit en discriminerende behandeling op basis van functie.

Hervormingen zijn dringend nodig

De ervaringen van deze mannen onderstrepen niet alleen het falen van de Saudische regering, maar ook de risicovolle omgeving waarin bedrijven – waaronder grote multinationals – opereren wanneer ze besluiten zaken te doen in de bouwsector van Saudi-Arabië, die sterk afhankelijk is van een uitgebreid netwerk van onderaannemers.

Ondanks beperkte hervormingen blijft het kafala-systeem in de praktijk bestaan. In combinatie met een zwakke handhaving van arbeidsbescherming – waaronder inspecties die meer gericht zijn op de naleving van het minimaal aantal Saudische werknemers en de wettigheid van de arbeidsstatus van arbeidsmigranten dan op de bescherming van hun rechten – en de recente verlaging van de straffen voor arbeidsmisstanden, creëert dit een klimaat dat uitbuiting in de hand werkt. Deze context vereist dat bedrijven proactief verscherpte mensenrechtencontroles uitvoeren om schendingen van de mensenrechten te voorkomen. Dergelijke inspanningen worden ernstig belemmerd in Saudi-Arabië, waar de mensenrechten systematisch worden onderdrukt en vrijheid van meningsuiting en vereniging feitelijk niet bestaan. Als bedrijven niet in staat of niet bereid zijn om risico’s te beoordelen en aan te pakken, moeten zij overwegen om de activiteit niet uit te voeren.

Nederlandse overheid steunt roekeloos zakendoen in Saudi-Arabië

Ondanks deze risicovolle context, stimuleert en faciliteert de Nederlandse overheid al meer dan tien jaar bedrijven bij het zakendoen in Saudi-Arabië, zonder ze duidelijk te waarschuwen voor de mensenrechtenrisico’s; voor het krijgen van overheidssteun worden slechts vage, vrijblijvende mensenrechtenvoorwaarden gesteld.

Ook Strukton maakte gebruik van die overheidssteun. Zo ontving het bedrijf in 2013 via Atradius Dutch State Business (ADSB) een exportkredietverzekering ter waarde van 231 miljoen euro voor de investeringen voor het ontwerp en de bouw van het metrosysteem in Riyad. Uit onderzoek van Amnesty International blijkt echter dat de mensenrechten-due diligence die het bedrijf uitvoerde in de context van dit project volstrekt inadequaat was. Zo schuift het bedrijf de verantwoordelijkheid voor mensenrechten-due diligence af op de leider van het consortium. Dit getuigt van een zorgwekkend gebrek aan kennis met betrekking tot de gedeelde verantwoordelijkheid van alle bedrijven in de waardeketen waar Strukton onderdeel van was.

Hoewel Strukton zegt geen projecten meer buiten Europa aan te zullen gaan, zijn er tal van Nederlandse bedrijven die nog zaken (willen) doen in Saudi-Arabië. Volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken staat Nederland in de top drie van landen waar Saudi-Arabië “mee wil samenwerken in de grote projecten/uitwerking [van] Vision 2030”. In december staat een grote handelsmissie gepland naar het land, onder leiding van de minister van Buitenlandse Handel. Het nieuwe handelsbeleid stelt bovendien dat waarden “minder zwaar wegen bij onze handelsbevordering en ons handelspolitieke beleid”. Amnesty International maakt zich zorgen over wat dit betekent voor de naleving van de OESO-richtlijnen door de vele Nederlandse bedrijven die met behulp van Nederlandse diplomatieke en financiële steun lucratieve contracten in Saudi-Arabië hopen te bemachtigen.

Due diligence is niet optioneel

Voor bedrijven die actief zijn in of toetreden tot Saudi-Arabië, moeten deze bevindingen uit het rapport als een duidelijke waarschuwing dienen: uitgebreide due diligence op het gebied van mensenrechten is niet optioneel. Zonder robuuste processen die in een vroeg stadium worden geïmplementeerd en een adequaat plan om mensenrechtenkwesties aan te pakken, lopen bedrijven het risico direct in verband te worden gebracht met of bij te dragen aan systematische arbeidsmisstanden.

“Nu Saudi-Arabië doorgaat met spraakmakende megaprojecten, waaronder het WK voetbal in 2034, moeten de autoriteiten het kafala-sponsorsysteem volledig afschaffen en de arbeidswetgeving strikt handhaven in overeenstemming met de internationale mensenrechtennormen”, zegt Schaaf. “Het versterken van de waarborgen en het beschermen van de verantwoordingsplicht voor de miljoenen arbeidsmigranten die deze projecten mogelijk maken, is de enige manier om ervoor te zorgen dat zij niet langer als wegwerpartikelen worden behandeld.”

“Ten slotte moeten de landen van herkomst, waaronder Bangladesh, India en Nepal, hun verantwoordelijkheid nemen voor de bescherming van hun burgers, door onderzoek te doen naar het illegale gedrag van wervingsbureaus en sancties op te leggen. Zonder adequate verantwoordingsplicht in alle betrokken landen zal de cyclus van uitbuiting voortduren.”

Meer over dit onderwerp