Vrouwen en kinderen van de etnische minderheidsgroep de Mro uit Myanmar hebben hun toevlucht gezocht bij een boeddhistische pagode. Ze zijn uit hun woonplaats verdreven door de gevechten tussen het Myanmarese leger en het Arakan Army, een gewapende etnische groepering.
© AFP/Getty Images

Nieuw bewijs voor misdaden leger Myanmar

In Myanmar heeft het leger dorpen beschoten en de bevolking de toegang onthouden tot voedsel en humanitaire hulp. Het optreden van de veiligheidstroepen volgde op een aanval van een gewapende etnische groepering, waarbij 13 politieagenten werden vermoord.

Op 4 januari van dit jaar – Onafhankelijkheidsdag in Myanmar – overviel de Arakan Army van het Rakhine-volk vier politieposten in de noordelijke deelstaat Rakhine. Enkele dagen later gaf de Myanmarese regering het leger opdracht om de “terroristische organisatie” Arakan Army te “vermorzelen”. Sindsdien zijn er grote aantallen troepen en materieel naar het conflictgebied gestuurd.

Legereenheid opnieuw betrokken

Lokale activisten en sommige media meldden dat daar ook soldaten van de 99ste Lichte Infanterie Divisie bij zijn, de legereenheid die door Amnesty en andere organisaties medeverantwoordelijk wordt gehouden voor de gruweldaden tegen de Rohingya in 2017 en tegen andere etnische minderheden in 2016.

Boeddhistische minderheden

Volgens de Verenigde Naties zijn tot 28 januari meer dan 5.200 mannen, vrouwen en kinderen verdreven als gevolg van de aanhoudende gevechten. Ze behoren vrijwel allemaal tot overwegend boeddhistische minderheden als de Mro, de Khami, de Dainget en de Rakhine. De Rohingya, die in grote aantallen naar buurland Bangladesh zijn gevlucht, zijn voor het overgrote deel aanhangers van de islam.