Vrouwe Justitia
© Berlinda van Dam / Hollandse Hoogte

Nederland: Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties is gelukkig van tafel

Op 27 mei 2025 stemde de Eerste Kamer tegen de Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties. Amnesty International is hier blij om. Deze wet zou de minister de bevoegdheid geven om zonder tussenkomst van de rechter organisaties te verbieden. Amnesty maakte zich grote zorgen dat een minister deze bevoegdheid om politieke redenen zou oprekken om kritische organisaties te verbieden.

De Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties zou de minister de bevoegdheid geven groeperingen te verbieden die stelselmatig strafbare feiten plegen en de Nederlandse samenleving ontwrichten. De wet was bedoeld om criminele motorbendes aan te pakken, waarbij het risico bestond dat ook andere organisaties zouden worden verboden. Te denken valt bijvoorbeeld aan organisaties die via demonstraties kritiek uiten op regeringsbeleid. Amnesty International uitte haar zorgen hierover. We zijn dan ook verheugd dat de Eerste Kamer tegen de wet stemde.

Wet is onnodig

Aanleiding voor het indienen van de wet in 2018 was de destijds ontwrichtende overlast die enkele motorbendes veroorzaakten. De politiek had daardoor behoefte aan een wet die de minister de bevoegdheid gaf om op te treden tegen ‘ondermijnende organisaties’: organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden of een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid van burgers en het openbaar gezag.

De afgelopen jaren heeft de rechter via het strafrecht en het civiele recht deze bendes echter al kunnen aanpakken. Extra wetgeving is daarom niet nodig. ChristenUnie en GroenLinks-PvdA trokken als mede-initiatiefnemers hun aanvankelijke steun voor de nieuwe wet daarom eerder al in.

Te ruime bevoegdheid

Amnesty International maakte zich grote zorgen dat de wet de minister een te ruime bevoegdheid zou geven om organisaties te verbieden. Die bevoegdheid hoort bij de rechtbank thuis, die onafhankelijk en onpartijdig een oordeel velt. Van een minister kan diezelfde onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet worden verwacht.

Als de wet zou zijn aangenomen, zou dit een schending zijn van het recht op vereniging en vergadering, zoals is vastgelegd in artikel 11 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. In de toelichting daarbij staat: “Onvrijwillige beëindiging van een vereniging, die de vorm van ontbinding of verbod kan aannemen, kan alleen plaatsvinden na een beslissing van een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank.”

Meer over dit onderwerp