Shara Jahan, 40, voor haar onderkomen in vluchtelingenkamp Kutupalong in Bangladesh, 29 september 2017
© Andrew Stanbridge / Amnesty International

Leger Myanmar schuldig aan misdaden tegen de menselijkheid tegen Rohingya

In slechts een paar weken tijd zijn meer dan 530.000 Rohingya de noordelijke staat Rakhine in Myanmar ontvlucht. Het leger en de politie van Myanmar maakt zich daar schuldig aan wijdverspreide en systematische moord, verkrachting en brandstichting. In haar meest gedetailleerde rapport sinds het begin van crisis beschuldigt Amnesty International Myanmar van misdaden tegen de menselijkheid.

In het rapport staat beschreven hoe de veiligheidstroepen van Myanmar een systematische, georganiseerde en nietsontziende campagne voeren tegen de Rohingya-bevolking. Het geweld komt als antwoord op de aanslagen op dertig politieposten door een gewapende Rohingya-groep op 25 augustus.
Tientallen ooggetuigen van de ergste gewelddadigheden noemden steeds dezelfde eenheden: de Myanmar Army’s Western Command, de 33rd Light Infantry Division, en de Border Police Guard.

‘In deze goed georganiseerde campagne neemt het leger van Myanmar op wrede wijze wraak op de gehele Rohingya-bevolking van het noorden van de staat Rakhine, in een poging hen permanent het land uit te drijven. Door deze gruwelijkheden wordt de ergste vluchtelingencrisis in tientallen jaren in deze regio alleen maar erger,’ zegt Tirana Hassan, hoofd van Amnesty’s Crisis Response team.

Het leger van Myanmar kan deze ernstige schendingen niet zomaar in de doofpot stoppen door het aankondigen van een intern schijn-onderzoek. Het hoofd van het leger, senior generaal Min Aung Hlaing, moet onmiddellijk actie ondernemen om te zorgen dat zijn troepen stoppen met het schenden van mensenrechten.’

Misdaden tegen de menselijkheid

Getuigenverklaringen, satellietbeelden en foto- en videomateriaal verzameld door Amnesty International wijzen allemaal naar dezelfde conclusie: honderdduizenden Rohingya – vrouwen, mannen en kinderen – zijn slachtoffer geworden van een wijdverspreide en systematische aanval, die misdaden tegen de menselijkheid bevat.

Volgens het Statuut van Rome van het Internationale Strafhof zijn er elf daden die, als ze bewust worden begaan tijdens een aanval, misdaden tegen de menselijkheid zijn. Amnesty heeft zes van deze misdaden gedocumenteerd tijdens het huidige geweld in Rakhine: moord, deportatie en gedwongen verhuizingen, marteling, verkrachting en ander seksueel geweld, vervolging, en andere onmenselijke daden als het onthouden van voedsel.
Deze conclusie is gebaseerd op getuigenissen van meer dan 120 Rohingya-mannen en -vrouwen die de afgelopen weken naar Bangladesh zijn gevlucht. Daarnaast werden dertig interviews afgenomen met medische professionals, hulpverleners, journalisten en beambten uit Bangladesh.
De onderzoekers van Amnesty hebben met satellietbeelden en -gegevens veel getuigenverslagen bevestigd over de misdaden van het leger van Myanmar. Ook gebruikten ze foto’s en video’s die in Rakhine zijn genomen. Amnesty heeft om toegang gevraagd om Rakhine in te gaan en ter plekke onderzoek te doen, ook naar de Arakan Rohingya Salvation Army (ARSA), de gewapende groep.

Moord en bloedbaden

In de uren en dagen na de ARSA-aanslagen op 25 augustus omsingelde het leger, soms samen met gewapende burgers, Rohingya-dorpen. Ze openden het vuur op vluchtende Rohingya en honderden mensen werden gedood en raakten gewond.

Overlevenden vertellen hoe ze de heuvels en rijstvelden invluchtten, waar ze zich schuil hielden tot de soldaten weg waren. Oudere en gehandicapte mensen konden vaak niet vluchten en verbrandden in hun huizen die door de soldaten waren aangestoken.

Dit patroon werd in tientallen dorpen in Maungdaw, Rathedaung en Buthidaung herhaald. Maar het lijkt erop dat het leger van Myanmar zijn dodelijkste arsenaal uit de kast haalde in dorpen in de buurt van de ARSA-aanslag.

In vijf van deze dorpen werden tientallen mensen gedood: Chein Kar Li, Koe Tan Kauk, Chut Pyin (alle drie in Rathedaung); Inn din en Min Gyi (in Maungdaw).

De 12-jarige Fatima, een van de overlevenden van het bloedbad in Chut Pyin, vertelt dat ze thuis was met haar ouders en acht broers en zusjes en oma, toen ze elders in het dorp vuur zag. Toen de familie het huis uit rende, werden ze door mannen in uniform van achteren beschoten. Ze zag hoe haar vader en zusje werden neergeschoten. Fatima zelf werd achter in haar been geraakt.

‘Ik viel, maar mijn buurman pakte me en droeg me weg,’ vertelt ze. Na een week op de vlucht, kreeg ze eindelijk medische hulp in Bangladesh. Haar moeder en oudere broer werden ook doodgeschoten in Chut Pyin.

Sona Mia
© Amnesty International

De 77-jarige Sona Mia was thuis in Koe Tan Kauk toen soldaten zijn huis omsingelden en het vuur openden. Het was 27 augustus. Zijn 20-jarige dochter, Rayna Khatun, had een handicap waardoor ze niet kon lopen en praten. Ze probeerden haar weg te dragen, maar de beschietingen kwamen dichterbij. Ze besloten Rayna in een verlaten huis achter te laten.

‘We dachten dat we het niet zouden redden,’ zegt Sona Mia. ‘Ik zei tegen haar dat ze daar moest gaan zitten, dat we terug zouden komen… Toen we bovenop de heuvel stonden, zagen we het huis waar we haar hadden achtergelaten. Het was ver, maar we konden het zien. De soldaten staken huizen in brand, en later zagen we dat dat huis ook in brand stond.’

Toen de soldaten weg waren, gingen de zoons van Sona Mia naar het huis. Ze vonden het verbrande lichaam van Rayna Khatun. Ze begroeven haar in de tuin van het huis.

Verkrachting en ander seksueel geweld

Amnesty International interviewde zeven Rohingya-slachtoffers van seksueel geweld door het leger van Myanmar. Vier van deze vrouwen, en een meisje van 15 jaar werden verkracht.

Zoals eerder al werd beschreven door Human Rights Watch en The Guardian, viel het leger van Myanmar op 30 augustus Min Gyi (ook belend als Tula Toli) binnen. De soldaten achtervolgden Rohingya die op de vlucht waren geslagen en zetten de mannen en oudere jongens apart van de vrouwen en jongere kinderen.

Veel jongens en mannen, en ook vrouwen en kinderen, werden doodgeschoten. De soldaten namen de vrouwen mee naar huizen en verkrachtten hen. De huizen staken ze daarna in brand.

De 30-jarige S.K. vertelt hoe ze moest toekijken hoe de anderen werden doodgeschoten. Ze werd daarna met andere vrouwen en kinderen naar een sloot gebracht, waar ze tot haar knieën in het water moest staan.

‘Ze namen de vrouwen in groepen mee naar verschillende huizen… Er waren vijf vrouwen, vier soldaten. Ze namen ons geld en bezittingen af en sloegen ons met een houten stok. Mijn kinderen waren bij me. Ze sloegen hen ook. Mijn 2-jarige zoon Shafi, werd één keer geslagen en was dood. Drie van mijn kinderen werden gedood. De kinderen van andere vrouwen in het huis werden ook gedood.’

‘Alle vrouwen moesten hun kleren uittrekken… Ze hadden lange houten stokken. Ze sloegen ons eerst op het hoofd, om ons zwak te maken. Toen sloegen ze ons op onze vagina’s. Daarna verkrachtten ze ons. Een soldaat per vrouw.’

Nadat de soldaten de vrouwen en meisjes hadden verkracht, staken ze de huizen in brand. Hierbij kwamen veel van de slachtoffers die nog binnen waren om.

Opzettelijk en georganiseerd platbranden van dorpen

Op 3 oktober berichtte het satellietprogramma van de VN dat het sinds 25 augustus, 20,7 vierkante kilometer aan door brand verwoeste gebouwen had geïdentificeerd. Deze lagen in Maungdaw en Buthidaung. De echte schade zal veel groter zijn, omdat satellieten door bewolking niet alles konden waarnemen.

Uit eigen onderzoek van Amnesty van satellietbeelden kwamen ten minste 156 brandhaarden naar boven in het noorden van Rakhine staat sinds 25 augustus. Ook dit aantal zal hoger liggen. In dezelfde periode over de laatste vijf jaar werden geen branden ontdekt, wat een goede indicatie kan zijn voor het feit dat ze zijn aangestoken.

De voor- en na-satellietbeelden komen ook duidelijk overeen met wat getuigen Amnesty vertelden – dat het leger van Myanmar slechts Rohingya-dorpen platbrandt. Op sommige beelden is duidelijk te zien dat slechts Rohingya-wijken zijn verbrand, en de wijken waar mensen van andere etniciteit wonen, niet.

‘De autoriteiten van Myanmar ontkennen alles constant, en denken misschien dat ze weg kunnen komen met zo’n grootschalige moord. Maar dankzij moderne technologie en mensenrechtenonderzoek komt bewijs tegen hen naar boven,’ aldus Tirana Hassan.

‘De internationale gemeenschap moet zich niet alleen publiekelijk uitspreken maar ook actie ondernemen om een einde te maken aan de geweldscampagne die al meer dan de helft van de Rohingya-bevolking uit Myanmar heeft verdreven. Door het stopzetten van militaire samenwerking, het opleggen van wapenembargo’s en gerichte sancties voor personen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen, moet een duidelijke boodschap worden verstuurd: dat de misdaden tegen de menselijkheid van het leger in Rakhine niet worden getolereerd.

‘De internationale gemeenschap moet ervoor zorgen dat deze etnische zuivering zijn doel niet bereikt. Bangladesh moet worden gesteund in de opvang van Rohingya-vluchtelingen. En Myanmar moet hun mensenrechten respecteren en ervoor zorgen dat de Rohingya vrijwillig en veilig kunnen terugkeren. Daarnaast moet Myanmar een einde maken aan de systematische discriminatie tegen de Rohingya en andere diepgewortelde oorzaken van deze crisis.’

De onderzoeksmissie naar Bangladesh en Myanmar voor dit rapport is werk van de Crisis Response Unit  en wordt mede mogelijk gemaakt door de deelnemers aan de Nationale Postcode Loterij.