
Iran: Israëlische aanval op de Evin-gevangenis moet worden onderzocht als oorlogsmisdrijf
De opzettelijke luchtaanvallen van het Israëlische leger op de Evin-gevangenis in Teheran op 23 juni 2025 zijn ernstige schendingen van het internationale oorlogsrecht en moeten strafrechtelijk worden onderzocht als oorlogsmisdrijven. Dat zegt Amnesty International vandaag na een diepgaand onderzoek.
Uit geverifieerde videobeelden, satellietbeelden en interviews met ooggetuigen, de familieleden van gevangenen en mensenrechtenverdedigers blijkt dat het Israëlische leger verschillende luchtaanvallen uitvoerde op de Evin-gevangenis. Hierbij vielen vele burgerslachtoffers en raakten veel mensen gewond. Ten minste zes locaties van het gevangeniscomplex raakten ernstig beschadigd of werden vernietigd.
De aanval vond plaats tijdens een werkdag, op een tijd waarop veel burgers aanwezig waren in de gevangenis. Een paar uur later bevestigde het Israëlische leger dat het de gevangenis had aangevallen. Hooggeplaatste legerambtenaren schepten er op social media over op. Volgens de Iraanse autoriteiten werden ten minste tachtig burgers, 79 mannen en vrouwen en een jongen van 5 jaar, gedood.
Burgerobject
Onder het internationale oorlogsrecht valt een gevangenis of detentiecentrum onder burgerobjecten, en er is geen geloofwaardig bewijs in deze zaak dat de Evin-gevangenis een wettelijk militair doel zou zijn.
“Het bewijs geeft plausibele redenen om aan te nemen dat het Israëlische leger burgergebouwen schaamteloos en opzettelijk aanviel”, zegt Erika Guevara Rosas van Amnesty International. “Het uitvoeren van zulke opzettelijke en bewuste aanvallen is een oorlogsmisdrijf.”
Oproep Amnesty International
Ten tijde van de aanval zouden er tussen de 1.500 en 2.000 gevangenen in de Evin-gevangenis zijn geweest. Onder hen willekeurig vastgezette mensenrechtenverdedigers, demonstranten, politieke dissidenten, leden van vervolgde minderheden, en mensen met een dubbele of buitenlandse nationaliteit die als diplomatiek drukmiddel worden vastgehouden. Er zouden ook honderden andere burgers in het complex zijn geweest. De aanval vond plaats tijdens de bezoekuren.
“De Israëlische strijdkrachten moeten geweten hebben dat luchtaanvallen op de Evin-gevangenis konden lijden tot veel burgerleed. Autoriteiten wereldwijd moeten ervoor zorgen dat de verantwoordelijken voor deze dodelijke aanval ter verantwoording worden geroepen, onder meer door het gebruik van het principe van universele jurisdictie. De Iraanse autoriteiten moeten het International Strafhof jurisdictie geven over alle misdrijven onder het Statuut van Rome die zijn begaan op hun territorium.”
Veel burgerslachtoffers
Tussen 11 en 12 uur ‘s ochtends (plaatselijke tijd) op 23 juni 2025 raakten Israëlische luchtaanvallen verschillende locaties in de Evin-gevangenis. Hierbij werden veel gebouwen en andere structuren in het gevangeniscomplex vernietigd of beschadigd, evenals woningen buiten het complex. De Evin-gevangenis ligt in een drukke woonwijk. Een bewoner die vlakbij woont beschreef aan Amnesty International wat er na de aanval gebeurde:
“Plotseling hoorde ik een vreselijk geluid. Ik keek uit het raam en zag dat rook en stof opstegen uit de Even-gevangenis. Zowel het geluid van de explosie als de aanblik van het stof en de rook waren afschuwelijk…Ik dacht dat ons huis veilig zou zijn omdat we vlak bij een gevangenis zijn…Ik kon het niet geloven.”
De autoriteiten hebben tot nu toe de namen genoemd van 57 burgers die bij de aanval om het leven kwamen. Onder hen vijf vrouwelijke sociale werkers , dertien jonge mannen die een verplichte nationale dienst uitvoerden als gevangenisbewakers of administratief medewerkers, en 36 andere gevangenismedewerkers, dertig mannen en zes vrouwen, en het kind van een van de medewerkers. Nadat ze openbare kritiek ontvingen omdat ze de identiteit van de gevangenen, hun familieleden en omgekomen bewoners uit de buurt niet openbaarden, publiceerden de autoriteiten op 14 juli 2025 een rapport. In het rapport stonden twee namen: Mehrangiz Imanpour, een buurtbewoner, en Hasti Mohammadi, een vrouw die vrijwillig geld inzamelde voor gevangenen met schulden. Amnesty International had de naam van Mehrangiz Imanpour al geverifieerd, net als de namen van een gevangene Masoud Behbahani, een familielid van een gevangene Leila Jafarzadeh en een passant, Aliasghar Pazouki. Ook zij kwamen om het leven.
Opscheppen op social media
Binnen een paar uur na de aanval, schepten hooggeplaatste Israëlische beambten op social op over de aanval. Ze noemde het “een doelgerichte aanval” tegen “een symbool van onderdrukking voor de Iraanse bevolking”.
De Israëlische minister van Defensie, Israel Katz, zei op X dat Israëlische strijdkrachten met “ongëevenaarde kracht doelwitten van het regime en overheidsonderdrukking in het hart van Teheran aanvallen, waaronder…de Evin-gevangenis.”
Een paar minuten later plaatste buitenlandminister Gideon Sa’ ar het volgende bericht op X: “We hebben Iran steeds gewaarschuwd: maak burgers niet tot doelwit! Ze gingen ermee door, ook vanmorgen. Onze reactie: [Lang leve vrijheid…]” Bij zijn bericht waren videobeelden te zien waarin de gevangenispoort werd opgeblazen. Volgens een analyse van Amnesty International van deze CCTV-beelden waren de beelden digitaal gemanipuleerd, waarschijnlijk door het gebruik van een oude foto van de poort van de gevangenis. Amnesty International kon de originele bron van de beelden niet vinden.
Diezelfde dag bevestigde het Israëlische leger dat ze “een doelgerichte aanval” had uitgevoerd op “de beruchte Evin-gevangenis”. Met deze verklaring leek Israël de aanval te willen rechtvaardigen door te zeggen dat de “vijanden van het regime” daar werden vastgehouden en gemarteld, en te beweren dat in de gevangenis “veiligheidsoperaties tegen de Staat van Israël, waaronder spionage” werden uitgevoerd.
Het ondervragen van gevangenen die zijn beschuldigd van spionage voor Israël of de aanwezigheid van leden van de veiligheidsdienst in de gevangenis maken de gevangenis zelf echter niet tot een wettelijk militair doelwit onder internationaal oorlogsrecht.
Vernietiging en beschadiging van de gevangenis
Toegangspoort en kantoor voor strafvervolging in het zuiden
Deze infrarood satellietbeelden van 10 april 2025 en 30 juni 2025 laten de vier verschillende locaties voor en na de aanval zien. De vernietiging in de zuidelijke en centrale delen van de Evin-gevangenis is duidelijk zichtbaar. Ze tonen waar de munitie waarschijnlijk neerkwam (gele cirkels) en waar branden plaatsvonden (donkerblauwe plekken), waarschijnlijk ontstaan door voertuigen die in brand vlogen.
De vernietiging van de toegangspoort is te zien op een geverifieerde video. Andere beelden die door staatsmedia zijn gepubliceerd en zijn geverifieerd door Amnesty International laten ook schade zien aan gebouwen.
Administratieve gebouwen en quarantaine-deel van de gevangenis
Binnen in de gevangenis zijn onder meer het administratieve gebouw en een kantoor waar volgens een voormalige gevangene de veiligheidsdienst van de gevangenis huisde vernietigd. Satellietbeelden van 30 juni 2025 tonen veel schade aan delen van het dak, ende vernietiging van muren en wat lijkt op gebouwtjes van bewakers. De locaties komen overeen met de analyse van videobeelden en informatie verkregen van twee voormalige gewetensgevangenen: Atena Daemi en Hossein Razagh.
Volgens een bericht van de staatsmedia op 6 juli 2025, werden tenminste negen vrouwen, een man en een kind gedood in het administratieve gebouw. Twee prominente kranten in Iran noemden in berichten op 25 juni en 1 juli drie van de slachtoffers: Zahra Ebadi, 52 jaar, die samen met haar 5-jarige zoon Mehrad Kheiri omkwam, en een 40-jarige administratief medewerker, Hamid Ranjbari.
Uit de analyse van geverifieerde videobeelden blijkt dat er ook schade is aan de quarantaine-sectie van de gevangenis, waar recent binnengekomen gevangenen werden vastgehouden.
Medische kliniek, keuken en centrale deel
Er is veel schade toegebracht aan het centrale deel van de gevangenis: de medische kliniek, keuken, sectie 4 waar mannelijke gevangenen zitten, sectie 209 waar de isolatiecellen zijn, en de vrouwenafdeling. Satellietbeelden en video’s tonen de schade aan gebouwen vlak bij de kliniek en aan de binnen– en buitenkant van de kliniek.
De geverifieerde videobeelden ondersteunen de verklaringen van mensenrechtenverdedigers Narges Mohammadi en Sepideh Gholian, beide gevestigd in Iran. Zij deelden met Amnesty International dat meerdere ooggetuigen in de Evin-gevangenis hen hadden verteld over grote schade aan de medische kliniek.
Narges Mohammadi vertelde dat mannelijke gevangenen uit sectie 4 tegenover de medische kliniek, aangaven dat de ambulance van de gevangenis verwoest was. Deze video bevestigt dat. Ze vertelde ook dat de gevangenen iemand met ernstige brandwonden uit de kliniek hadden zien lopen. De persoon zakte op de grond in elkaar.
Abolfazl Ghodiani en Mehdi Mahmoudian, twee gevangenen die de aanval overleefden en naar de Greater Tehran Penitentiary werden overgebracht, schreven vanuit de gevangenis een brief. Deze brief werd op 1 juli 2025 online gepubliceerd:
“De Evin-gevangenis werd opgeschrikt door verschillende opeenvolgende explosies. Twee of drie explosies vonden plaats vlakbij sectie 4. Toen gevangenen de deur uitkwamen, zagen ze de medische kliniek in brand staan…Gevangenen vonden onder het puin de lichamen van zo’n vijftien tot twintig mensen, onder hen medisch personeel, gevangenen, magazijnmedewerkers, bewakers en agenten.”
Saeedeh Makarem is een arts die vrijwillig in de Evin-gevangenis werkt. Ze liep door de aanval onder andere brandwonden op. In een aantal posts op Instagram in juli 2025 beschrijft ze hoe gevangenen haar hielpen:
“Ze sleepten me naar de hoek van de muur. Ik was half-bewusteloos. Ze brachten me water en een deken, legden een splint aan op mijn been, veegden het bloed van mijn gezicht…Ze hadden weg kunnen gaan, maar dat deden ze niet…Ze hebben me gered.”
Politiek dissident Hossein Razagh beschreef aan Amnesty International hoe gevangenen uit sectie 4 tegen de muur werden geworpen door de kracht van de explosies en verwondingen opliepen aan hun hoofd en gezicht.
Volgens het onderzoek van Amnesty International kwamen sommige agenten en bewakers uit sectie 209 door de aanval vast te zitten onder het puin. De autoriteiten hebben geen informatie vrijgegeven over de gevangenen die in eenzame opsluiting zaten in sectie 209, wat aanleiding geeft tot bezorgheid over hun lot.
Via een betrouwbare bron kan Amnesty International bevestigen dat Masoud Behbahani, een 71-jarige gevangene uit sectie 4,om het leven kwam. Hij kreeg een hartaanval toen de explosie hem op een stoel worp en verschillende gevangenen boven op hem vielen. In plaats van hem naar het ziekenhuis te brengen, brachten de autoriteiten hem naar de Greater Tehran Penitentiary, waar hij twee dagen later overleed na een tweede hartaanval.
Toegangspoort, gerechtelijk complex, bezoekersgebouw en gevangenen uit het noordelijke deel
Naast schade aan de toegangspoort en het bezoekersgebouw is er ook veel schade aan woningen en voertuigen vlak bij het noordelijke deel van de Evin-gevangenis. Dat blijkt onder meer uit deze foto’s. Een betrouwbare bron beschreef aan Amnesty hoe de 61-jarige Mehrangiz Imanpour, een buurtbewoner en schilder, gedood werd op weg naar huis. De krant Shargh Daily berichtte hoe een andere voorbijganger, de 69-jarige Ali Asghar Paouki, werd gedood voor het bezoekersgebouw.
Uit satellietbeelden die zijn geanalyseerd door Amnesty International blijkt dat een weg en twee veiligheidsmuren in het noordelijke deel van de gevangenis zijn verwoest. Dit is vlakbij secties 240 en 241, waar honderden isolatiecellen zijn. De autoriteiten hebben geen informatie gegeven over de gevangenen die daar worden vastgehouden.
Amnesty International ontving verhalen van families van gevangenen waaruit bleek dat sectie 8, vlakbij secties 240 en 241 beschadigd zou zijn. Mensenrechtenadvocaat Nasrin Sotoudeh vertelde Amnesty International dat haar man Reza Khandan, die willekeurig gevangen zit, en andere gevangenen gewond raakten door rondvliegend puin.
Mohammad Nourizad, een politiek dissident die in sectie 8 was, belde zijn familie toen de luchtaanvallen plaatsvonden. Op 24 juni werd een opname van dit gesprek online gepubliceerd:
“Ze gooien bommen op ons. Sommige mensen zijn gewond geraakt, de ramen zijn gebroken, en iedereen is alle kanten op gerend…Ze raakten ons net weer. Ik weet het niet, het lijkt opzettelijk…maar het bombarderen van een gevangenis is niet logisch en geen goed gedrag…Ze [gevangenisautoriteiten] hebben de deur gesloten en we hebben geen nieuws.”
Internationaal recht
Volgens internationaal recht zijn directe aanvallen op burgers en burgerobjecten verboden. Aanvallen mogen alleen gericht zijn op strijders en militaire doelen. Aanvallende strijdkrachten zijn verplicht om er alles aan te doen om burgers te beschermen, onder meer door onderscheid te maken tussen militaire doelen en burgerobjecten.
Methodologie
Het Evidence Lab van Amnesty International analyseerde satellietbeelden van voor en na de aanvallen. Ook verifieerde het 22 video’s en 50 foto’s die uitgebreide schade en vernietiging laten zien aan zes gebieden in de zuidelijke, centrale, en noordelijke delen van de Evin-gevangenis.
Daarnaast onderzocht Amnesty International verklaringen van de Israelische en Iraanse autoriteiten en interviewde 23 mensen in en buiten Iran. Onder hen zeven familieleden van gevangenen, een buurtbewoner die getuige was van de aanval, twee bronnen met informatie over twee dodelijke slachtoffers, twee journalisten, en elf voormalige gevangenen, onder wie dissidenten en mensenrechtenverdedigers die informatie hadden ontvangen van gevangenen, familieleden, gevangenispersoneel en mensen van de reddingsdiensten. Ook ontving de organisatie opnames van vier telefoongesprekken tussen vier gevangenen en hun families een paar uur na de aanval.
Amnesty International stuurde op 3 juli vragen over de aanval naar de Israëlische minister van Defensie. Ten tijde van de publicatie is daarop nog geen reactie ontvangen.
Achtergrond
Tijdens de escalatie van vijandigheden tussen Israël en Iran kwamen volgens de Iraanse Foundation for Martyrs and Veterans Affairs ten minste 1.100 mensen om het leven, onder hen 132 vrouwen en 45 kinderen. Volgens het Israëlische ministerie van Gezondheid kwamen in Israël ten minste 29 mensen, onder wie vrouwen en kinderen, om het leven.
Amnesty International zal ook onderzoek publiceren naar de aanvallen van de Iraanse autoriteiten op Israël.