Iraanse arts al ruim 9,5 jaar in dodencel

Al ruim 9,5 jaar houden de Iraanse autoriteiten de Zweeds-Iraanse arts Ahmadreza Djalali vast in de dodencel. Op 23 juni 2025 overleefde hij de Israëlische bombardementen op de Evin-gevangenis. De Iraanse autoriteiten kunnen elk moment besluiten om Djalali te executeren.

Voor zijn arrestatie woonde Ahmadreza Djalali met zijn gezin in Zweden. Hij is een gerenommeerd arts, docent en onderzoeker op het gebied van geneeskunde bij rampen. Hij gaf les op universiteiten in België, Italië en Zweden. Djalali weigerde zijn internationale netwerk te gebruiken om te spioneren voor Iran. Daarom werd hij op 25 april 2016 tijdens een werkbezoek aan Iran opgepakt. De eerste tien dagen wist niemand waar hij werd vastgehouden. 

Gedwongen ‘bekentenis’

In een brief die hij in augustus 2017 vanuit de gevangenis schreef, verklaarde Djalali dat hij na zijn arrestatie werd onderworpen aan marteling en andere vormen van mishandeling. Zo dwongen de autoriteiten hem te ‘bekennen’ dat hij een spion was. Ze dreigden hem te executeren, en zijn kinderen, die in Zweden wonen, en zijn moeder, die toen in Iran woonde, te doden of anderszins kwaad te doen. Hij zat in een isoleercel en kreeg geen toegang tot een advocaat. In oktober 2017 werd Djalali na een uiterst oneerlijke rechtszaak ter dood veroordeeld. De aanklacht: ‘corruptie op aarde’ door ‘spionage’. Zijn advocaat mocht hem pas zeven maanden na zijn arrestatie bezoeken. In november 2017 riep de VN Werkgroep voor Willekeurige Detentie Iran op om Djalali onmiddellijk vrij te laten en hem een schadevergoeding te geven.  

Executiedreiging na start rechtszaak in België 

Uit onderzoek van Amnesty International blijkt dat, ongeacht de motieven die de Iraanse autoriteiten aanvankelijk hadden om Djalali in april 2016 willekeurig op te pakken, de situatie rond 2020 veranderde in die van een gijzelneming. Dat gebeurde na de aanvang van de rechtszaak tegen Asadollah Asadi in België. Asadi is een voormalige Iraanse diplomaat, die in België een gevangenisstraf van 10 jaar uitzit voor zijn rol bij een mislukte bomaanslag in 2018 in Frankrijk. In november 2020, een paar dagen na de start van de rechtszaak tegen Asadi, werd Djalali opnieuw in de isoleercel geplaatst in de Evin-gevangenis in Teheran. Hij kreeg toen de boodschap dat hij snel geëxecuteerd zou worden en nam telefonisch afscheid van zijn echtgenote Vida Mehrannia.  

Executiedreiging na rechtszaak in Zweden 

Op 4 mei 2022 meldden de Iraanse staatsmedia dat Ahmadreza Djalali snel geëxecuteerd zou worden. Dit gebeurde een paar dagen nadat de Zweedse autoriteiten een levenslange gevangenisstraf eisten voor Hamid Nouri, een voormalige gevangenismedewerker, die in Zweden terechtstaat voor mogelijke betrokkenheid bij de bloedbaden in de Iraanse gevangenissen in 1988. In de berichten stond ook: “Door het uitvoeren van de doodstraf van Ahmadreza Djalali zal de overheid van Iran voorkomen dat de overheid van Zweden verdere acties onderneemt die lijken op het gevangenzetten van Hamid Nouri.” 

Bewijs van executie uit wraak 

Volgens de vrouw van Ahmadreza Djalali vertelden gerechtelijke ambtenaren de advocaten van Djalali op 7 mei 2022 dat ze ‘in goed vertrouwen’ hadden gehandeld door zijn executie in december 2020 uit te stellen. Maar volgens haar zeiden ze ook dat Zweden zich had aangesloten bij de ‘vijanden’ van Iran door Hamid Nouri te arresteren en vervolgen. En dat het land daarmee ‘problemen’ had veroorzaakt voor de Islamitische Republiek waardoor Iran ‘geen andere optie’ overhield dan de executie uit te voeren. 

Deze opmerkingen vormen samen met artikelen in de staatsmedia van 4 mei 2022 overduidelijk bewijs dat Djalali risico loopt uit wraak te worden geëxecuteerd. De Iraanse autoriteiten lijken dit als noodzakelijk te beschouwen om verdere arrestaties en vervolgingen van Iraanse ambtenaren buiten Iran te voorkomen. 

Pogingen tot gevangenenruil

Uit meerdere betrouwbare bronnen vernam Amnesty International dat Iraanse autoriteiten ten minste eenmaal bij Djalali zelf en meermaals bij mensen die voor hem opkomen, hebben aangekaart dat ze hem willen ruilen voor Asadollah Asadi en/of Hamid Nouri. Ander belangrijk bewijs zijn publieke uitspraken van Belgische autoriteiten uit 2021 en maart 2022. Daarin gaven zij aan dat de Iraanse autoriteiten een ‘deal’ proberen te maken om Ahmadreza Djalali in te ruilen voor Asadollah Asadi. 

Advocaten krijgen nauwelijks contact

Amnesty International heeft herhaaldelijk gesteld dat ‘corruptie op aarde’ niet voldoet aan de eisen van duidelijkheid en nauwkeurigheid die in het strafrecht nodig zijn. Op 9 december 2018 vernamen Djalali’s advocaten dat het Hooggerechtshof zijn doodvonnis had bekrachtigd zonder hen de gelegenheid te geven om een verweerschrift in te dienen. In mei 2022 dienden de advocaten van Djalali een verzoek om rechterlijke toetsing in bij het Hooggerechtshof en, afzonderlijk, een beroep bij het hoofd van de rechterlijke macht om een herziening van de zaak te gelasten; meer dan 3 jaar later is er nog steeds geen reactie ontvangen. 

Geen adequate zorg na hartaanval

In de tussentijd verslechterde de gezondheid van Djalali. Op 9 mei 2025 kreeg hij een hartaanval. Hij kreeg pas medische zorg toen de gevangeniskliniek vijf uur later openging, maar toen werd hem de gespecialiseerde zorg die hij nodig had geweigerd. Pas op 10 mei, na openbare oproepen van mensenrechtenorganisaties en activisten en interventie van de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken, kreeg hij de benodigde zorg. Daarna weigerden de autoriteiten hem opnieuw toegang tot tijdige en adequate gezondheidszorg, waaronder vervolgonderzoeken van zijn hart. 

Verdwijning na Israëlisch bombardement 

Op 24 juni 2025, kort na Israëlische bombardementen op de Evin-gevangenis, werd Djalali samen met medegevangenen overgebracht naar de Greater Teheran Penitentiary en van daaruit in zijn eentje afgevoerd naar een onbekende locatie. Sindsdien bleef het stil. Samen met zijn partner Vida Mehrannia sloeg Amnesty International alarm, en wees op het verhoogde risico op een geheime executie. Zo vonden er sinds juni al minstens tien executies plaats van mensen die door Iran ervan werden verdacht banden te hebben met Israël. Amnesty voerde de maanden na Djalali’s verdwijning intensief actie om een teken van leven te eisen. 

Eerste contact na 3 maanden verdwijning 

Op 25 september was het zover: voor het eerst na 3 maanden gedwongen verdwijning kon Djalali contact opnemen met zijn vrouw. Hij wist te vertellen dat hij op 23 juni, kort na de Israëlische bombardementen op de Evin-gevangenis, abrupt uit zijn cel werd gehaald. Hij werd vervolgens 4 dagen lang vastgehouden in een militair gebouw, en daarna overgebracht naar een geheime locatie. Gedurende die hele periode kreeg hij geen informatie over zijn situatie en had hij geen enkel contact met de buitenwereld. Djalali gaf aan dat hij “vreesde in het geheim geëxecuteerd te worden” en dat hij zich grote zorgen maakte over zijn familie, die volledig in het ongewisse werd gelaten. Op 24 september werd Djalali uiteindelijk teruggebracht naar de Evin-gevangenis. 

Nog steeds hoog risico op executie 

Djalali zit nog steeds onder slechte omstandigheden vast en het risico dat hij geëxecuteerd zal worden, blijft hoog. Amnesty International blijft onverminderd oproepen tot zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating. 

Teken nu de petitie en eis Djalali’s vrijlating. 

Meer over dit onderwerp