Nederlandse wet geeft geheime diensten te veel ruimte

In Nederland hebben de AIVD (Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst) en MIVD (Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst) de bevoegdheid om (persoons)gegevens te verzamelen, op te slaan en te verwerken in het belang van de nationale veiligheid. Soms wisselen deze diensten gegevens uit met buitenlandse inlichtingendiensten. Deze bevoegdheden zijn in de wet geregeld.

Eind oktober 2016 diende het kabinet een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in om de Nederlandse geheime diensten uitgebreidere bevoegdheden te geven (de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, of Wiv 20xx). Amnesty vindt de voorgestelde wijzigingen onnodig en zorgelijk. De mensenrechten zijn er niet voldoende in gewaarborgd.

Op 14 februari 2017 stemde een meerderheid in de Tweede Kamer voor dit wetsvoorstel. Amnesty International maakt zich grote zorgen over de impact van de wet op het recht op privacy en andere mensenrechten van individuen en groepen mensen in binnen- en buitenland.

Massa-surveillance in Nederland

Het wetsvoorstel geeft de Nederlandse geheime diensten de mogelijkheid om toegang te vragen tot gegevens van alle mogelijke instanties, bedrijven of personen, of om zelf op ongekende schaal communicatiegegevens te onderscheppen van niet-gespecificeerde personen of organisaties, zonder dat er een vermoeden bestaat dat zij een gevaar voor de samenleving zijn. In het debat met de Tweede Kamer op 8 februari jl. legde minister Plasterk uit dat hij niet op voorhand wilde uitsluiten dat via de zogenoemde bevoegdheid voor onderzoeksopdrachtgerichte interceptie stelselmatig en op grote schaal ongericht gegevens zullen worden verzameld en geanalyseerd. Hierdoor legitimeert de wet dan ook wel degelijk massa-surveillance in Nederland: het willekeurig en ongericht onderscheppen van communicatie die bijvoorbeeld plaatsvindt via de telefoon, apps of e-mail.

Het verwerven van communicatiegegevens maakt altijd inbreuk op verschillende mensenrechten, met name op het recht op privacy. Wil je toegang tot bijvoorbeeld iemands telefoon, computer, huis of werkplek, dan zal je dat moeten verantwoorden. Volgens mensenrechtenstandaarden moet deze inmenging een legitiem doel dienen, gericht zijn op een specifieke persoon of organisatie en noodzakelijk en proportioneel zijn. Met andere woorden: het doel van het onderscheppen van communicatie kan niet op een andere manier worden bereikt en het individu van wie de communicatie wordt onderschept, mag er niet onevenredig door worden benadeeld. Volgens Amnesty kan het willekeurig en ongericht (dus massaal) onderscheppen van communicatie nooit proportioneel zijn. Massa-surveillance is daarom een ernstige schending van het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Onafhankelijk bindend toezicht ontbreekt

Goed toezicht op het handelen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is een cruciaal onderdeel van een democratische rechtsstaat. Dat garandeert dat wordt gecontroleerd op machtsmisbruik. De diensten moeten zich immers verantwoorden tegenover de maatschappij. Hiervoor is volwaardig, onafhankelijk, bindend toezicht in alle fases van het handelen van de diensten van cruciaal belang.

Het is een stap vooruit dat de regering in de wet het toezicht voorafgaand aan de inzet van bepaalde bevoegdheden heeft versterkt door een aparte Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) in te voeren. Maar de toetsing door deze commissie is met minder waarborgen omkleed dan een gang naar de rechter. Die wordt immers voor het leven benoemd én maakt geen onderdeel uit van de uitvoerende macht. Daarnaast is Amnesty van mening dat de rechter het best in staat is om juridische concepten als proportionaliteit, subsidiariteit en noodzakelijkheid te beoordelen en eigenstandig tot een oordeel te komen op het verzoek van de diensten om bepaalde bevoegdheden in te zetten. De TIB daarentegen toetst enkel de toestemming van de minister. De rechter kan externe deskundigen raadplegen waar nodig. In elk geval zou het beginsel van hoor en wederhoor toegepast moeten worden. Volgens de wet moet de minister de veiligheidsdiensten toestemming geven voor de inzet van surveillancebevoegdheden en moet de TIB vervolgens toetsen of de minister dat rechtmatig heeft gedaan. Concludeert de commissie dat de minister niet rechtmatig heeft gehandeld, dan vervalt de toestemming.

In de wet is alleen voorafgaande toetsing door een onafhankelijke rechter verplicht wanneer brieven worden geopend, de communicatie tussen advocaten en hun cliënten wordt afgeluisterd of om de bronnen van journalisten te achterhalen. Maar voor bijvoorbeeld het hacken of afluisteren van een persoon of organisatie is geen toestemming van de rechter nodig. Amnesty vindt dat hier altijd een rechter aan te pas moet komen.

Naast toezicht vóóraf, blijven onafhankelijk, bindend toezicht tijdens de inzet van bevoegdheden om gegevens te verzamelen en te verwerken én toezicht achteraf onontbeerlijk. Noodzaak en proportionaliteit kunnen immers tijdens de uitvoering van een operatie wegvallen. Hiervoor zijn adequate en toetsbare waarborgen nodig. De toezichthouder op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) is bevoegd tot het houden van toezicht tijdens en na de inzet van bevoegdheden door de geheime diensten, maar de verantwoordelijke minister kan de aanbevelingen van de CTIVD naast zich neerleggen. Dit is problematisch omdat toezicht eigenlijk in de plaats komt van het rechtsmiddel dat iemand die onderworpen is aan surveillance kan inroepen, omdat deze persoon niet afweet van de inbreuk op diens recht op privacy. De CTIVD zou het gebruik van een bevoegdheid onrechtmatig moeten kunnen verklaren én herstelmaatregelen moeten kunnen bevelen, zoals het vernietigen van reeds verzamelde gegevens.

Samenwerking met buitenlandse geheime diensten

Amnesty International is van mening dat het samenwerken, inclusief het delen van gegevens, met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten alleen mag plaatsvinden binnen een wettelijk kader dat voldoet aan mensenrechtenverplichtingen. Amnesty is in eerste instantie dan ook verheugd dat in de wet is vastgelegd dat voorafgaand aan eventuele samenwerking met een buitenlandse dienst eerbiediging van de mensenrechten, de democratische inbedding, en de professionaliteit en betrouwbaarheid van die dienst moeten worden afgewogen. Toch sluit dit niet uit dat informatie kan worden gedeeld met repressieve regimes. Het uitgangspunt blijft namelijk vooralsnog dat geen enkele samenwerking op voorhand wordt uitgesloten. Er bestaat hierdoor een reëel risico dat internationale samenwerking met buitenlandse geheime diensten leidt tot schending van mensenrechten. Het werk en leven van onder andere mensenrechtenverdedigers, journalisten en oppositieleden kan zodoende door het handelen van Nederland in gevaar komen.