Nederlandse regering moet meer doen tegen racisme

Het VN-Comité tegen rassendiscriminatie vindt dat de Nederlandse regering meer moet doen tegen discriminatie van etnische minderheden. Vandaag heeft het comité een rapport met tientallen aanbevelingen gepresenteerd, waarmee de regering aan de slag moet.

Door: Gerbrig Klos, senior medewerker Mensenrechtenprojecten, Amnesty Nederland.

Het VN-Comité komt met aanbevelingen voor maatregelen tegen onder meer discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt en in het onderwijs, kwesties waarover het comité Nederland al eerder op de vingers tikte. Ook wijst het comité, in navolging van andere internationale mensenrechtencomité’s, de Nederlandse regering op de verplichting om basale opvang te bieden aan ongedocumenteerden (bed-bad-brood), bijzondere zorg te geven aan kwetsbare groepen in vreemdelingendetentie en om het detentieregime te hervormen.

Nieuwe aanbevelingen doet het comité over etnisch profileren, een vorm van discriminatie door de politie (meer daarover in Amnesty’s webdossier).

Voorkom discriminerende politiecontroles

Het VN-Comité tegen racisme wil dat de Nederlandse regering maatregelen neemt tegen etnisch profileren. En wijst daarbij specifiek op het probleem van indirecte discriminatie bij bijvoorbeeld ID- en verkeerscontroles, staandehoudingen en fouilleringen op straat. Het comité roept de Nederlandse regering op om:
• Maatregelen te nemen die garanderen dat politiebevoegdheden niet discriminerend worden toegepast.
• Cijfers en nadere informatie te verzamelen over de praktijk van politiecontroles op straat en daarover te rapporteren aan het Comité.

Ook moet de regering de diversiteit op de werkvloer bij de politie en elders in de (straf)rechtsketen vergroten en zorgen voor verplichte politietraining over mensenrechten en vooroordelen en discriminatie.

Systematische monitoring politiecontroles

Politiecontroles – en dan gaat het onder meer over ID- en verkeerscontroles en preventief fouilleren – worden in Nederland niet systematisch geregistreerd. Als politiemensen alle controles wél registreren, zullen ze vooraf de aanleiding, reden en wettelijke basis voor die controle beter afwegen. Dat verkleint de kans op controles die (mede) zijn ingegeven door subjectieve straatkennis, eerdere ervaringen en (on)bewuste vooroordelen over etnische minderheden.

Dé manier om politiecontroles systematisch te monitoren zijn zogenaamde stopformulieren waarop de aanleiding, wettelijke grondslag en andere relevante feiten worden genoteerd. Ervaring met gebruik van stopformulieren in het buitenland wijst uit dat daarmee het aantal controles daalt en het percentage succesvolle controles stijgt.

Stopformulieren zijn geen alles-oplosser voor etnisch profileren, maar systematische gegevensverzameling over de praktijk van politiecontroles biedt wel de informatie die nu grotendeels ontbreekt. Zonder goed inzicht in de aard en omvang van etnisch profileren, kunnen er ook geen oplossingen gevonden worden.

Inzicht in feiten en cijfers over racisme en discriminatie vormen de basis voor een constructieve discussie – en daarop gebaseerd effectief beleid. Zolang de politiek maatschappelijke discussie over de aanpak van racisme gevoerd wordt op basis van meningen en emoties, leidt dit vooral tot meer discussie.

Einde discussie, nu maatregelen

En discussie is er genoeg geweest. Het is nu tijd om maatregelen tegen racisme te nemen én uit te voeren. De regering moet daarin het voortouw nemen én toezien op de implementatie. Daartoe is de regering verplicht, zo legt het VN-Comité tegen racisme nog even fijntjes uit in de eerste aanbeveling van het document dat vandaag is verschenen.