Europees navelstaren of blik naar buiten?

De EU heeft grootse migratieplannen. Ze omvatten de hele keten van het land van herkomst tot opvang hier. Helaas is de politieke discussie erover vervallen tot een Europees potje navelstaren. Toegegeven: de huidige vluchtelingencrisis stelt Europa niet voor een makkelijk probleem. Maar met een beetje goede wil is het hanteerbaar.

Door: Chris Mommers, Senior Medewerker Politieke Zaken, Amnesty International Nederland

Op een wereldwijde ontheemdencrisis van ruim 59 miljoen mensen, komt Europa er qua aantallen bijzonder goed van af. En we zijn ook nog eens het rijkste, meest weerbare continent ter wereld. Toch zijn wij, de Europeanen, de échte slachtoffers van de wereldwijde vluchtelingencrisis. Niet de Syriërs, Eritreërs of Libiërs, maar wij.

Dat lijkt tenminste het uitgangspunt bij alle huidige Europese plannen. Niet alleen bij de plannen die gaan over interne verdeling van asielzoekers binnen de EU, maar ook bij de voorgestelde aanpak van de problematiek buiten onze EU-grenzen. En het maakt natuurlijk wel degelijk een groot verschil vanuit welk startpunt je de problematiek benadert. Kijken we naar ons probleem met vluchtelingen en migranten? Of naar onze bijdrage aan de oplossing van problemen van vluchtelingen en migranten?

Met die laatste blik gekeken vallen er in de Europese migratieplannen een aantal grote gaten. In dit blog noem ik vijf punten die absoluut aandacht behoeven, maar die nu in de EU-plannen niet of nauwelijks krijgen.

Vraag 1. Doen we genoeg aan redding op de Middellandse Zee?

Een paar maanden terug zou hierop het antwoord nog volmondig ‘nee’ zijn geweest. Inmiddels, na de gruwelijke dodelijke drama’s van de afgelopen maanden, lijkt eindelijk het besef doorgedrongen dat de EU iets kan en moet doen aan het redden van vluchtelingen en migranten op de Middellandse Zee. Bootvluchtelingen zijn namelijk niet alleen het product van drang om weg te gaan, maar ook van de strenge EU-grensbewaking. Voor velen is de zeeroute de enig overgebleven optie.

Helaas moesten er veel doden vallen voordat er actie kwam. Maar die actie lijkt er nu te zijn. Het precieze effect is moeilijk te peilen, maar grote rampen zijn de afgelopen weken uitgebleven. Het werkgebied van de Frontex-operatie Triton is uitgebreid, maar vooral de eenzijdige inzet van grote Duitse en Britse schepen maakt momenteel het verschil. Dat maakt de inzet meteen ook fragiel. Het Verenigd Koninkrijk kondigde deze week aan dat haar enorme schip de Middellandse Zee alweer gaat verlaten. En als de militaire EU-operatie tegen mensensmokkelaars in Libië begint, zet misschien ook Duitsland zijn schepen anders in. En tijdens een militaire operatie wil redding er nog wel eens bij inschieten – dat leerde ons de NAVO-inzet in 2011.

Dan blijft een uitgebreider Triton over. Maar hoewel deze operatie nu verder op zee zit, zijn er weinig aanwijzingen dat ze beter materieel inzet specifiek gericht op redding. Ook de Nederlandse bijdrage, één maand een vliegtuig, zet niet veel zoden aan de dijk. Met de zomer en meer bootmigratie in aantocht, is het cruciaal dat de reddingscapaciteit op peil blijft. De start van de militaire missie bij Libië zou (pervers genoeg) het aantal bootvluchtelingen nog wel eens verder kunnen opdrijven. En dan heb ik het nog niet eens over de piek in bootmigratie van Turkije naar Griekenland, waar qua extra reddingscapaciteit nog niets is gebeurd.

Vraag 2. Wat zijn de risico’s van internationale samenwerking bij het reguleren van migratie?

Een van de paradepaardjes van de EU-migratieagenda is de samenwerking met transitlanden en herkomstlanden om migratie te reguleren. Daar is op zich niets mis mee. Maar welke prijs betalen we hiervoor?

Een van de opvallendste zaken uit de recente brief van het kabinet over de EU-migratieagenda is de verwijzing naar het ‘goede voorbeeld’ van Mauritanië. Spanje en de EU wisten door intensieve samenwerking met dat land de irreguliere migratie naar de Canarische eilanden te stoppen. Succesvol dus? Een rapport uit 2008 doet echter precies uit de doeken wat dat succes behelsde: detentiekampen, uitzettingen naar de woestijn, mensen die willekeurig werden opgepakt, bijvoorbeeld omdat ze ‘te warme’ kleren droegen (en dus wel eens op een bootje zouden kunnen stappen). Het voorbeeld van Mauritanië zou zomaar gevolgd kunnen worden in andere Noord-Afrikaanse landen.

Tot nu toe is er bij het mantra ‘samenwerken met derde landen’ geen enkel oog voor deze risico’s.

Vraag 3. Is er meer dan alleen retoriek over opvang in de regio?

Voor alle beleidsmakers en politici moet betere ‘opvang in de regio’ ons redden van het ongemak van vluchtelingen. Maar terwijl er een miljardeninvestering nodig is voor alleen al de meest dringende noden, bieden de EU-plannen slechts een zuinig onsje meer.

In Amnesty’s recente rapport over de wereldwijde vluchtelingencrisis staan een paar ontluisterende cijfers. Voor Syrische vluchtelingen was begin juni nog maar 23 procent van het dit jaar benodigde bedrag voor noodhulp binnen. Voor Zuid-Soedan slechts 11. Stoere plannen over opvang in de regio zat, maar wie trekt zijn portemonnee? Put your money where your mouth is. Niet een miljoentje extra als een minister een vluchtelingenkamp bezoekt, maar een gezamenlijke miljardeninvestering in een doorlopend fonds, waaruit bijvoorbeeld UNHCR zijn benodigde budget gegarandeerd ziet.

Deze financiële bijdragen moeten samengaan met grootschalige inzet op hervestiging, om landen in de regio te ontlasten. En dan moet het dus niet gaan over 20.000 mensen, zoals nu. Onder Syrische vluchtelingen alleen al zijn er 380.000 extreem kwetsbaren die de regio zouden moeten verlaten. Wereldwijd zijn dit er een miljoen. Een serieuze inzet zou dan ook zijn om de komende vier jaar die miljoen mensen van een veilig onderdak buiten de regio te voorzien. Dat hoeft niet alleen in Europa, maar ook hier moet er echt flink wat meer dan ‘een tandje’ bij.

Vraag 4. Hoe stoppen we dat mensen vluchteling worden of blijven?

In de EU-migratieagenda staat veel over de aanpak van ‘root causes’, de fundamentele oorzaken. Maar paradoxaal genoeg eigenlijk niets over hoe we voorkomen dat mensen vluchteling worden. Voor sommige landen, zoals Syrië, is het moeilijk denkbaar dat Europa concreet en heel effectief invloed kan uitoefenen op de gruwelijkheden die daar plaatsvinden. Maar een stevige diplomatieke EU-inzet om bijvoorbeeld Eritrea te dwingen zijn burgers behoorlijk te behandelen, zou wel nuttig kunnen zijn. Daarover zegt het plan niets, net zo min als over de 300 miljoen euro ontwikkelingshulp die de EU recent weer heeft toegezegd aan het regime, dat alleen maar repressiever is gaan optreden.

Wanneer mensen wel vluchteling worden, kunnen we meer doen om ervoor te zorgen dat ze dat niet blijven. UNHCR kent drie duurzame oplossingen waarmee vluchtelingschap eindigt: terugkeer, hervestiging of lokale integratie. Op dat laatste punt werpen opvanglanden grote barrières op: vluchtelingen komen in kampen waar ze niet of nauwelijks uit mogen. Ze worden uitgesloten van werk en hebben geen kansen op staatsburgerschap. Over een benadering waarin wordt aangedrongen op naleving van deze rechten van vluchtelingen, zie je in de Nederlandse en Europese beleidsstukken niets. Het denken hierover is nog weinig ontwikkeld.

Vraag 5. Luiden we het einde van ‘de vluchteling’ in?

Een laatste punt, dat dramatisch klinkt maar serieuze aandacht verdient. Bij de plannenmakers mist momenteel iedere reflectie op wat onze huidige acties betekenen voor het fragiele systeem van internationale vluchtelingenbescherming. Als EU zijn we steeds meer bezig te voorkomen dat we geconfronteerd worden met het ongemak van irreguliere migratie en vluchtelingen. Naast ons eigen fort proberen we nu ook elders het bewegen onmogelijk te maken, zoals met een militaire operatie in Libië. Zo veroordelen we vluchtelingen en migranten tot de meest ernstige en wijdverspreide mensenrechtenschendingen: marteling, verkrachting, mishandeling, uitbuiting. Onder het humanitaire praatje dat ze ‘dan tenminste niet verdrinken’, zit dus vooral een poging het humanitaire probleem te verschuiven: uit het oog, uit het hart.

Tegelijkertijd geven we landen in de regio – dezelfde landen die we zien als oplossing voor ons probleem – een keihard signaal: als het je lukt om vluchtelingen buiten de deur te houden, is dat oké. Met ons afhoudbeleid geven we zo gevaarlijke tikjes aan een dominosteen die het hele systeem kan doen instorten. Als landen in de regio straks hun grenzen op slot doen, desnoods met geweld, bestaan er geen vluchtelingen meer, alleen nog intern ontheemden. Daarmee dreigt de EU dé ultieme mensenrechtenbescherming, wegvluchten, onderuit te halen.

Grote vragen

Het zijn grote vragen die bij een serieuze Europese vluchtelingen- en migratieagenda een antwoord verdienen. Helaas lijken deze vragen nu ten onder te gaan aan onderling gedoe tussen de lidstaten, die een oplossing in ieder geval niet dichterbij brengt.