Khalida Popal: de voetbalster van Kabul

Khalida Popal schreef een zinderend boek over de vorming en uiteindelijke evacuatie van het Afghaanse vrouwenvoetbalelftal. De strijd voor het voetbal overlapt steeds weer met de strijd voor vrouwenrechten.  

De Afghaanse Leeuwinnen - Khalida Popal
De Afghaanse leeuwinnen Khalida Popal Uitgeverij Boekerij. 272 p., € 21,99

‘Hoeren’, siste de man. Hij liep met een paar anderen het veld op, waar een groep Afghaanse meisjes aan het voetballen was. Ze schopten de van stenen gemaakte doelpalen om en veegden de veldlijnen weg. Een van hen haalde een groot mes tevoorschijn. ‘Hij hield het met een dramatisch gebaar voor onze ogen omhoog en stak het toen in onze voetbal: een keer, twee keer en nog een derde keer. Vervolgens gooide hij de kapotte bal op de grond.’

Het leven van een jonge vrouw in Afghanistan is een leven vol geweld, schrijft Khalida Popal in het boek De Afghaanse leeuwinnen, waarin ze het verhaal van het Afghaanse vrouwenvoetbal optekent. ‘Als je terugvecht, loop je het gevaar om gedood te worden. […] Het ding waarmee we dagelijks een uurtje aan de dwang konden ontsnappen, lag verfrommeld op de grond.’

Stiekem sporten

Voor Popal is vrouwenvoetbal veel meer dan sport. Het gaat over vrouwenrechten, over geweld tegen vrouwen, onderdrukking en misbruik, over de beperkende mentaliteit die – ook als de Taliban na de invasie van de VS in 2001 verjaagd zijn – deel van de samenleving blijft. Popal probeert onophoudelijk die structuren te veranderen. Dat begint met stiekeme potjes voetbal met een klein groepje meisjes, die ze ’s ochtends om vijf uur organiseert op een ommuurd schoolplein. ‘Het gaf ons een eigen plek, een bubbel in de wereld […], waar de toekomst die louter op grond van ons geslacht voor ons was uitgestippeld eventjes verdween.’

Maar Popal gaat verder. Ze stapt naar het Nationaal Olympisch Comité en de nationale voetbalbond. Ze besluit – ondanks alle tegenwerking – een nationaal elftal op te richten, en daarmee meisjes te inspireren en een competitiestructuur te kunnen opbouwen. Zo groeit er langzaam een vrouwenvoetbalbeweging. Niet onder het officiële mom van mensenrechten of emancipatie, maar ‘om de internationale gemeenschap gunstig te stemmen’ of omdat het geldschieters zal opleveren voor het mannenteam. Anders krijgt ze nergens toestemming voor.

Het nationale vrouwenteam mag bij hoge uitzondering trainen in een park, de Vrouwentuin. ‘Maar er is daar geen voetbalveld’, zei Popal, ‘alleen een tennisbaan.’ ‘Dan doen we dat’, zei de voetbalbond. ‘Maar jullie mogen het net niet weghalen.’

Vluchten

‘Natuurlijk was ik bang voor de veiligheid van iedereen’, schrijft Popal. ‘Maar wat de mensen niet leken te begrijpen […] is dat we altijd al in gevaar waren, hoe dan ook, wat we ook deden.’ Soms keert een speler plotseling niet meer terug. Soms lopen hun families gevaar. Ook haar eigen vader spreekt de vernietigende woorden: ‘Heb je ooit aan ons gedacht?’ Of: ‘Je hebt weer eens je teamgenoten boven je familie verkozen’.

Het boek leest als een spannende thriller, waarin je een gedreven vrouw volgt die haar doel van gelijkwaardigheid door middel van sport nastreeft, daarin soms onmogelijke keuzes moet maken, maar steeds probeert gerechtigheid te laten overwinnen. Het is ook een grimmig verhaal, vol corruptie en seksueel geweld, waarin Popal uiteindelijk zelf moet vluchten.

Als de Taliban in 2021 terugkeren, zijn alle voetballende vrouwen acuut in gevaar. Popal voelt zich schuldig. ‘Die hele ellende kwam doordat ik jaren eerder het Afghaanse vrouwenelftal had opgericht.’ Vanuit Denemarken coördineert ze een zinderende reddingsmissie om het nationale team te evacueren.

Meer over dit onderwerp