Israël gaat door met huisuitzettingen en vernielingen op bezette Jordaanoever

Israëlische troepen hebben zestien wooncomplexen hebben vernield in het dorp Sur Baher op de bezette Westelijke Jordaanoever. De vernielingen zijn een schandelijke schending van het internationaal recht. De Israëlische autoriteiten gaan desondanks door met hun beleid om Palestijnen in de bezette gebieden onder dwang te verplaatsen. Dergelijke acties kunnen tot oorlogsmisdrijven gerekend worden.

Onder het mom van veiligheid

Israël probeert de sloop te rechtvaardigen onder het mom van veiligheid: ze beweren dat de huizen te dicht bij de muur en het hek staan die de gebieden van Israël scheidt. Onderzoek wijst echter uit dat dit niet het geval is. In werkelijkheid nemen de Israëlische autoriteiten al tientallen jaren willekeurige en buitensporige veiligheidsmaatregelen. Zo kunnen ze de controle over Palestijns land uitbreiden en sturen ze Palestijnen uit gebieden die zij als strategisch beschouwen, verplaatsen onder dwang complete gemeenschappen en vernielen illegaal tienduizenden huizen.

In strijd met internationaal recht

‘Israël moet onmiddellijk een einde maken aan dit discriminerende beleid,’ zegt Saleh Higazi van Amnesty International. ‘In plaats van huizen te vernielen zou Israël delen van het hek en de muur moeten afbreken, omdat deze in strijd met internationaal recht zijn gebouwd. Andere landen hebben de verantwoordelijkheid om druk uit te oefenen op de Israëlische autoriteiten om zich aan hun verplichtingen onder internationaal humanitair recht te houden en om bescherming te garanderen van de Palestijnse bevolking in de bezette gebieden.

Volgens het VN-kantoor voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken heeft Israël de afgelopen tien jaar meer dan 1.100 gebouwen in het bezette Oost-Jeruzalem vernield. Daardoor moesten 2.000 mensen hun huis verlaten. Dit had grote gevolgen voor het leven van 6.000 mensen. Tussen 2 januari 2019 en 17 juli 2019 werden 126 gebouwen in Oost-Jeruzalem vernield, wat 1.036 mensen trof.