Arnon Grunberg
© Jitske Schols

Sexy fatalisme – column van Arnon Grunberg

Weinig is zo verleidelijk als het apocalyptische denken. Verleidelijk in de eerste plaats omdat je dan deel uitmaakt van een selecte groep, je zult ooggetuige zijn van de laatste dagen van de mensheid, het hoogtepunt van de geschiedenis (de totale vernietiging heeft iets orgastisch) zal jou niet ontgaan. Angst en verlangen lopen in elkaar over. Wat wij het meeste vrezen roept ook onstuimige, al dan niet onderdrukte, verlangens in ons op.

Daarnaast lijkt optimisme snel een oppervlakkige onderneming: wie de toekomst vol vertrouwen tegemoetziet moet wel slordig hebben nagedacht. Het verleden biedt altijd voorbeelden om de optimist mee om de oren te slaan. Met Hitler liep het ook niet los.

Dat is waar, maar is dat afdoende bewijs om vanaf nu te denken dat het nooit meer zal loslopen?

Heeft doemdenken kwaadaardige consequenties of is het gewoon een therapeutische uitlaatklep?

Toen ik onlangs koffie dronk met de historica Beatrice de Graaf vertelde ze dat haar eerstejaarsstudenten steeds minder positief over de toekomst denken. Dat is overigens conform onderzoek van het CBS.

Weliswaar leven wij nu in Nederland in betrekkelijk goede tijden, maar het zal niet zo blijven. Kinderen hebben het niet beter dan hun ouders, misschien zelfs slechter. Dreigende economische en ecologische rampspoed, die twee lopen in elkaar over, ondermijnen vertrouwen in de toekomst. Harde cijfers helpen niet, want de toekomst laat zich slecht voorspellen, en angst bestrijden met rationele redeneringen of wat daarvoor moet doorgaan, is meestal een heilloze onderneming. De angst is sterker dan de rede.

Hoeveel vertrouwen in de toekomst hebben we nodig? En heeft doemdenken kwaadaardige consequenties of is het gewoon een therapeutische uitlaatklep voor het individu en de maatschappij, een verzameling individuen die af en toe ook een uitlaatklep kan gebruiken?

Ook doemdenken kent golfbewegingen. Toen ik op de lagere school zat, begin jaren tachtig, kwam Doe Maar op. ‘Laat maar vallen/ het komt er toch wel van/ het geeft niet of je rent/ ik heb je nooit gekend’, zong Doe Maar in ‘De Bom’. De populairste meisjes, en jongens, in de klas zongen mee, waarmee duidelijk werd hoe sexy fatalisme kan zijn.

Nieuw was dat niet; in de musical Foxtrot uit 1977 had Annie M.G. Schmidt in het nummer ‘De laatste dans’ al geschreven: ‘Dit is de laatste keer/ Dit is de zwanenzang/ De muggen dansen bij zonsondergang/ Morgen zijn we er niet meer.’

De populaire cultuur, denk ook bijvoorbeeld aan de musical Cabaret, heeft een ware industrie op gang gebracht die steeds weer aantoont hoe maatschappelijke ondergang alles en iedereen erotiseert.

Het doemdenken is naast al het andere een poging intenser te leven. Voor maatschappelijke somberheid moeten niet alleen economische en culturele, maar zeker ook psychologische verklaringen worden gezocht. En er is een troost: voor zover we kunnen nagaan heeft de mens zich altijd al verlustigd aan het idee van de totale ondergang.