© Studio Odilo Girod

De steekvlieg, de mestkever en de mens. Een essay van Arnon Grunberg

Ruim twee decennia schreef Arnon Grunberg voor Wordt Vervolgd over dilemma’s van mensenrechten, over de botsing tussen utopie en realiteit, tussen het ideaal en het al te menselijke. Zolang we over mensenrechten praten bestaan ze, op zijn minst in theorie. 

Recentelijk interviewde ik de romanschrijver en Nobelprijswinnaar John Coetzee en hij vertelde, en passant eigenlijk, dat toen hij eind jaren negentig gevraagd werd een van de befaamde Tanner Lectures on Human Values te houden, hij dacht: ze willen dat ik over menselijke waarden en mensenrechten spreek, maar waarom zou ik niet over dierlijke waarden en dierenrechten spreken? Dat deed hij, en daar kwamen twee betrekkelijk beroemde teksten uit voort, De filosofen en de dieren en De dichters en de dieren. 

Die kleine ontstaansgeschiedenis illustreert een van de vele problemen die het debat over mensenrechten genereert: waar houden die rechten op? Wat zijn de implicaties van die rechten? En in het verlengde daarvan: als het natuurlijke rechten zijn, waarom zijn ze dan pas zo laat ontstaan? En als ze niet natuurlijk maar cultureel bepaald zijn, welke pretenties over universele en eeuwige cultuur liggen dan ten grondslag aan die rechten? 

Mensenrechten zijn prachtig, voor mijzelf 

Een recht is uiteraard iets anders dan een gebod, of dat nu afkomstig is van Jezus Christus (heb uw naaste lief als uzelf) of van de filosoof Immanuel Kant (handel zo dat de mens altijd een doel is en nooit een middel). 

Het was in 1948 dat de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aannamen. Enkele landen onthielden zich van stemming, geen enkele lidstaat stemde tegen.  

Studio Odilo Girod
© Studio Odilo Girod

Vandaag staat de vanzelfsprekendheid van die rechten van alle kanten onder druk. Dat is niets nieuws, er is altijd al kritiek geweest op de mensenrechten. Nieuw is hooguit dat veel leiders en politici, en in hun kielzog kiezers, niet meer de moeite nemen aan die universele mensenrechten lippendienst te bewijzen. 

In artikel 14 van die Universele Verklaring lezen we bijvoorbeeld: ‘Eenieder heeft het recht om in andere landen asiel te zoeken en te genieten tegen vervolging.’ Dit artikel heeft het zwaar. In Nederland zijn ook linkse partijen van mening dat asiel niet zozeer een mensenrecht als wel een probleem is dat aan banden moet worden gelegd. 

‘Mensenrechten bevinden zich in een juridisch niemandsland’

In artikel 16 lezen we: ‘Het gezin is de natuurlijke en fundamentele groepseenheid van de maatschappij en heeft recht op bescherming door de maatschappij en de Staat.’ Menig bestrijder van het patriarchaat zal in het gezin slechts een steunpilaar van het patriarchaat zien en zou die steunpilaar daarom graag doormidden willen zagen.  

In de kritiek rond de mensenrechten heb je aan de ene kant een avant-garde, die de mensenrechten wil uitbreiden tot dieren en bomen, varkens en kevers, en aan de andere kant zijn er steeds meer mensen die zeggen: mensenrechten zijn prachtig, maar alleen voor mij en mijn groep. Laat de Afrikanen in Afrika wegrotten, de Aziaten in Azië, laat ieder wegrotten in zijn eigen land, of beter nog in zijn eigen regio. 

Een vorm van geloof 

Het is verleidelijk te denken dat het bijzonder slecht gesteld is met die mensenrechten, maar dat is een eenzijdige en al te makkelijke conclusie. Je kunt ook niet zeggen dat het slecht gaat met Jezus Christus omdat de universele naastenliefde nog niet is ingetreden. 

Misschien is het zinvol de mensenrechten als een vorm van geloof te beschouwen en te concluderen dat best wat mensen niet meer in die rechten kunnen en willen geloven, en er misschien wel nooit echt in hebben geloofd. En zoals ze ooit ook zeiden: ‘wij hoeven die Jezus Christus en die God van jullie niet meer, wij doppen vanaf nu onze eigen boontjes’, zo zeggen ze nu: ‘verlos ons van de mensenrechten’. 

‘Probleem van de mensenrechten is dat er geen organisatie bestaat die ze kan waarborgen’

Natuurlijk liggen er morele intuïties ten grondslag aan de universele mensenrechten, die het wat frivole woord ‘geloof’ niet lijken te rechtvaardigen. Je kunt immers in alles geloven. Maar dergelijke intuïties liggen ook ten grondslag aan religies, en zo vrij kiezen de mensen hun geloof nu ook weer niet. Doorgaans bepaalt de plaats waar je wieg staat niet alleen je nationaliteit maar ook je geloof; hooguit kun je je geloof afzweren en emigreren om een andere nationaliteit aan te nemen. Je kunt mens blijven en de mensenrechten afzweren. Misschien helpt het het woord ‘mens’ van minder idealistische connotaties te voorzien. De chimpansee die andere chimpansees doodt, blijft toch chimpansee. 

Uiteindelijk gaat het altijd weer om regulering van menselijke gedragingen en driften, om pogingen van onbaatzuchtigheid te promoten en om de triomf van de sterksten, die vaak denken dat ze kunnen doen wat ze willen, aan banden te leggen. De religie doet daarbij een beroep op de gelovige, op hen die erbij horen, op de individuele mens en daarmee op de hele mensheid. De mensenrechten daarentegen doen een beroep op de staten, op de soeverein. Rechten dienen gewaarborgd te worden. Als iedereen opeens zijn eigen rechten ging waarborgen, zou dat tot volstrekte anarchie leiden, tot een oorlog van allen tegen allen. 

‘Juist zij die de mensenrechten nodig hebben, zijn er het vaakst door verraden’

Probleem van de mensenrechten is dat er geen organisatie bestaat die ze kan waarborgen, omdat de VN nu eenmaal een verzameling soevereine lidstaten zijn, de een wat soevereiner dan de ander, die zo hun eigen ideeën hebben over goed en kwaad. Ideeën die niet altijd aansluiten bij het universele karakter van de mensenrechten. Oftewel, die rechten bevinden zich in een juridisch niemandsland. Daarmee is niet gezegd dat ze moeten worden afgeschaft, maar wel dat enig voorbehoud op zijn plaats is, dat juist zij die die rechten het meest nodig hebben er het vaakst door zijn verraden. 

Er zijn pogingen gedaan de universele mensenrechten klauwen en tanden te geven; denk aan het Internationaal Strafhof in Den Haag en het Joegoslaviëtribunaal. Maar als je ziet wie daar uiteindelijk hebben terechtgestaan, moet je concluderen dat het voornamelijk mensen zijn uit landen die het imperium Amerika op de een of andere manier hebben ontriefd (dat het imperium het Internationaal Strafhof zelf niet erkent, is verder een knap staaltje machtspolitiek).   

Hypocrisie 

Het oude verwijt dat mensenrechten een westerse hobby zijn, is wat kort door de bocht, maar bevat een kern van waarheid. Een variant op dit verwijt hoorde ik ooit van iemand uit de Arabische wereld: ‘Het is makkelijk een humanist te zijn in Londen.’ 

Kortom, we hebben het over hypocrisie. Wat die man eigenlijk tegen me zei, was: het is makkelijk in universele mensenrechten te geloven zolang je zelf niet bent getest, zolang ze je niet naar het leven staan. Al waren de humanisten in Londen in 1948 natuurlijk best op de proef gesteld met de Blitzkrieg, maar goed, hij had het over het Londen van nu. 

‘Het compromis lijkt soms erg op hypocrisie’

Van het debat over het klimaat hebben we op zijn minst één ding geleerd: dat mensen feitelijk niet anders kunnen dan af en toe een beetje hypocriet zijn. Het compromis lijkt soms erg op hypocrisie en de belangrijkste vraag luidt hooguit: waarover kun je geen compromissen sluiten? 

In de nadagen van 11 september 2001 werd er serieus gedebatteerd over de vraag of de staat terroristen die iets wisten over een op handen zijnde aanslag mocht martelen, om zo de aanslag en daarmee de dood van vele mensen te voorkomen. Ik geloof dat het debat eindigde met de stelling dat marteling een niet erg effectieve methode is om betrouwbare informatie aan mensen te ontfutselen. 

© Studio Odilo Girod

Om informatie aan staten te ontfutselen zullen andere methoden nodig zijn. Amerika schaamde zich dat het in de nasleep van 9/11 overging tot martelen,  en heeft geprobeerd de eigen martelpraktijken zo veel mogelijk in de doofpot te stoppen. Dat Guantánamo Bay nog altijd niet gesloten is, heeft ook te maken met het feit dat tegen de nog aanwezige gevangenen geen proces kan worden gevoerd, omdat dan wel erg duidelijk aan het licht zou komen dat Amerika gemarteld heeft. Die Amerikaanse schaamte is natuurlijk ook een vorm van naastenliefde. Wat voor consequenties zouden hun Europese vrienden wel niet moeten trekken als in de rechtbank wordt vastgesteld dat het imperium naar hartenlust gefolterd heeft? 

De pogingen om de mensenrechten serieus te nemen zijn zeker niet geheel vruchteloos, maar soms wel contraproductief. Het was vermoedelijk beter geweest als Amerika bereid was geweest dat martelen toe te geven. Het ontbreken van een proces is een nederlaag, en dat is vriendelijk uitgedrukt. Nu is de gevangenis op Cuba een lugubere wachtruimte geworden, waar men bij gebrek aan proces wacht op de natuurlijke dood van de gevangenen. Vrijwel niemand zal zich om die gevangenen erg druk maken, maar het aardige aan mensenrechten is dat ze natuurlijk ook gelden voor hen die zich (mogelijk) schuldig hebben gemaakt aan misdaden. Het zijn geen rechten die je voorwaardelijk hebt toebedeeld gekregen. ‘U hebt mensenrechten zolang u zich goed gedraagt, daarna hebt u net zoveel rechten als de regenwurm, de mestkever en de steekvlieg.’ 

Vuile handen 

Ruim twee decennia heb ik voor Wordt Vervolgd direct of indirect over deze dilemma’s gesproken, over de botsing tussen utopie en realiteit, tussen het ideaal en het al te menselijke. Ik heb me weinig aangetrokken van het feit dat Wordt Vervolgd verbonden is aan Amnesty International. Een mensenrechtenorganisatie stelt zich ten doel de publieke opinie te mobiliseren in de hoop zo druk uit te oefenen op politici, heersers, dictators en dergelijke om een eind te maken aan bepaalde misstanden. Lees: schendingen van mensenrechten. 

Er zijn vele manieren om de publieke opinie te mobiliseren en een effectieve mensenrechtenorganisatie zal ook gebruikmaken van stille en minder stille diplomatie. Zo’n mensenrechtenorganisatie zal ook vaak contacten aanknopen met de powers that be, in de hoop zo iets voor elkaar te krijgen. Wie werkelijk een einde wil maken aan flagrante mensenrechtenschendingen zal af en toe zijn handen vuil moeten maken. De vraag blijft: welke vuiligheid is acceptabel en welke niet? 

‘Hoe kleiner de reële schuld, hoe groter dikwijls het schuldgevoel’

Coetzee laat zijn personage Costello over de filosofen, de dieren en hun rechten zeggen: ‘We accepteren zonder meer dat de psyche (of ziel) die door een schuldig weten is besmet ziek moet zijn.’ 

Het schuldig weten maakt ons ziek. Of niet. Ik heb het al een keer gezegd: hoe kleiner de reële schuld hoe groter dikwijls het schuldgevoel. 

Het zou betreurenswaardig zijn als het discours over mensenrechten het zoveelste discours wordt over zonde en genade, schuld en straf, misdaad en verlossing. Vuile handen zijn geen symptoom van een zieke geest. We hebben het niet over psychopaten maar over de staat die ons zou moeten beschermen. Hoe die staat in toom te houden, daar gaat het om; dat kan ook de eigen staat zijn. Het is balanceren tussen anarchie, de gemuilkorfde staat en de ontremde staat. 

Vragen over pessimisme of optimisme lijken me onzin. We kunnen niet verwachten in een wereld te leven zoals die zou moeten zijn. Zolang we over mensenrechten praten bestaan ze, op zijn minst in theorie, net als God. Hoeveel redding je mag verwachten van iets wat te vaak alleen in theorie bestaat, is weer een geheel andere vraag. En alleen zij die wachten kunnen die vraag werkelijk beantwoorden.