© SAJJAD HUSSAIN/AFP via Getty Images

India moet onwettige deportaties van Rohingya-vluchtelingen stoppen

De Indiase autoriteiten moeten onmiddellijk stoppen met alle deportaties van Rohingya-vluchtelingen. Ze moeten hen erkennen als vluchteling en hen behandelen met de waardigheid en bescherming die zij verdienen op basis van internationale mensenrechten. Dat verklaart Amnesty International een dag voor Wereldvluchtelingendag. 

Zo werden de afgelopen maand nog ten minste 40 Rohingya-vluchtelingen, onder hen kinderen en ouderen, uitgezet. Ze werden op een marineschip gezet, kregen reddingsvesten en werden vervolgens in internationale wateren vlakbij Myanmar de zee op gedwongen. Bij een ander incident dwongen de autoriteiten meer dan 100 Rohingya-vluchtelingen de grens over naar Bangladesh. 

“Van Tibetanen tot Afghanen tot Bangladeshi en Sri Lankaanse Tamils, India is altijd een toevluchtsoord geweest voor mensen die op de vlucht waren voor vervolging”, zegt Aaker Patel,  van Amnesty International India. “Maar de recente acties van de Indiase overheid, zoals het dumpen van Rohinya-vluchtelingen op zee en het gedwongen uitzetten van vluchtelingen zonder een juridische procedure, druist helaas in tegen deze trotse traditie. De geschiedenis zal herinneren hoe de regering vervolgde mensen behandelde toen zij aan onze deur klopten voor veiligheid.” 

“De Indiase regering behandelt ons als criminelen” 

 Op 8 mei pakten de Indiase autoriteiten ten minste 40 Rohingya-vluchtelingen op in Delhi. Veel van hen hadden volgens familieleden die Amnesty onderzoekers spraken, identiteitsbewijzen van de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR).  De vluchtelingen werden geblinddoekt, naar de vergelegen Andaman- en Nicobar eilanden gevlogen en daar op een Indiaas marineschip gezet. 

In de Andaman Zee zouden de vluchtelingen reddingsvesten hebben gekregen en het water in gedwongen zijn. Ze konden alleen nog maar proberen naar een eiland op Myanmarees grondgebied te zwemmen. Eén van de familieleden sprak met Amnesty International:  

“Toen ze aan land kwamen, belden ze ons met de telefoon van een visser…Daarna hebben we niet meer van hen gehoord.We maken ons grote zorgen over hun veiligheid.”  

Er wordt aangenomen dat de vluchtelingen veilig de kust hebben bereikt, maar hun huidige locatie en toestand zijn niet bekend.  

Een paar dagen later werden meer dan 100 Rohingya-vluchtelingen die vastzaten in de grootste detentiefaciliteit in India, het Matia Dententie Centrum in Assam,  per bus vervoerd en gedwongen de oostelijke grens met Bangladesh over te steken. Ze zouden geen toegang hebben gehad tot een juridische- of asielprocedure. 

Op 17 mei dienden twee Rohingya-vluchtelingen een klacht in en riepen het Hooggerechtshof van India op om verdere deportaties onmiddellijk te stoppen. Het hof wees het verzoek af. De rechter twijfelde aan de betrouwbaarheid van het “verzonnen verhaal” zonder bewijs. Ook bekritiseerde de rechter de timing van het verzoek tijdens het recente conflict tussen India en Pakistan.  

Een Rohingya-vluchteling in India sprak uit angst voor vergelding anoniem  met Amnesty International: “We leven met de constante angst om uitgezet te worden. Ondanks dat we vluchtelingenkaarten van de VN hebben, behandelt de Indiase regering ons als criminelen. De afgelopen maanden zijn zoveel van mijn familie en vrienden zonder waarschuwing meegenomen en zonder reden uitgezet naar Myanmar…Hoe kan de Indiase regering ons terugsturen naar een plek waar de dood vrijwel zeker is?” 

Wettelijke verplichtingen van India 

Op 8 mei verklaarde de Indiase regering in een zaak over de levensomstandigheden en uitzettingen van Rohingya-vluchtelingen aan het Hooggerechtshof – dat ze  VN-identificatiekaarten niet erkent, en de Rohingya ook niet als vluchtelingen erkent omdat India het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 niet heeft ondertekend, en daarom vluchtelingen niet hoeft te beschermen. 

HetHooggerechtshof bepaalde dat slechts Indiase burgers het grondwettelijke recht hebben om in het land te wonen. De situatie van de Rohingya valt daarom onder de zogenaamde Foreigners Act, die het toestaat dat mensen het land worden uitgezet.  

Amnesty International is van mening dat het feit dat India het VN Vluchtelingenverdrag niet heeft goedgekeurd, geen excuus is om mensen in omstandigheden te dwingen van gevaar, vervolging en stateloosheid. Volgens het non-refoulement-principe  is India nog steeds verplicht om te zorgen dat mensen niet worden gedwongen terug te gaan naar plekken waar ze risico lopen op ernstige mensenrechtenschendingen. Dit is ook een wettelijke verplichting onder het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten, dat India heeft ondertekend. 

Wrede en onwettige deportaties 

Het gedwongen terugsturen van Rohingya-vluchtelingen naar Myanmar is zowel wreed als onwettig. Sinds de militaire campagne in 2017 hebben de Rohingya in Myanmar gruwelijk geweld en vervolging te verduren.  Tienduizenden Rohingya leven in vluchtelingenkampen in buurland Bangladesh. Hier hebben ze grote problemen hebben om aan voedsel te komen, onderdak te vinden of medische zorg te krijgen. Dit is verergerd door de recente afname van hulp .  

Oproep Amnesty International 

“Wij roepen de regering van India op om zich te houden aan haar wettelijke verplichtingen onder internationaal recht en alle uitzettingen van Rohingya-vluchtelingen meteen te stoppen”, zegt Aaker Patel. “Er moet dringend onafhankelijk en transparant onderzoek komen naar de recente beweringen over deportaties uit het land  India moet het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 bekrachtigen en nationale wetten in overeenstemming brengen met internationale verplichtingen op het gebied van de bescherming van vluchtelingen.”     

Minister president Narendra Modi heeft vaak de toewijding van India voor Vasudhaiva Kutumbakam benadrukt. Dat is het geloof dat de wereld één familie is. Op deze Wereldvluchtelingendag roepen wij hem en de regering van India op om zich te houden aan dit principe door het erkennen en beschermen van de Rohingya-vluchtelingen die in India leven.”