In Israël en Palestina wijst iedereen naar elkaar

De publieke agenda van minister Koenders is van dinsdag tot donderdag leeg. Op zich niet opvallend, de minister verdient immers ook wel eens een paar daagjes vrij. Afgelopen vrijdag wisten de media echter te vertellen dat minister Koenders deze week zou afreizen naar Israël en de Palestijnse gebieden, waaronder ook Gaza. Bepaald geen vakantie dus. De reis zou Koenders onder meer de gelegenheid bieden om ‘de nodige plooien glad te strijken met Israël’. En om poolshoogte te nemen wat er gebeurt met de Nederlandse steun aan Gaza.

Door: Christian Mommers, senior medewerker Politieke Zaken, Amnesty Nederland.

Precies een jaar geleden woedde in Gaza een vernietigende oorlog, alweer de derde in zes jaar tijd. In Gaza vonden meer dan 2000 mensen de dood, waarvan ruim 1400 burgers. Aan Israëlische zijde waren er 73 dodelijke slachtoffers, waarvan zes burgers. In Gaza werden soms hele wijken tot puin gereduceerd. Hamas en andere gewapende groepen in Gaza schoten duizenden raketten en mortieren af op bewoonde gebieden in Israël.

Net als bij eerdere oorlogen heeft Amnesty International, vaak met flinke tegenwerking van alle betrokken partijen, geprobeerd zo veel mogelijk aanvallen en incidenten te documenteren. De uitkomsten waren duidelijk: beide zijden hebben zich schuldig gemaakt aan ernstige schendingen van het oorlogsrecht, en aan het plegen van oorlogsmisdaden. Een speciaal ingestelde onderzoekscommissie van de Verenigde Naties kwam onlangs tot dezelfde conclusie.

Net zo voorspelbaar als de cyclus van geweld en vernietiging is de totale straffeloosheid waarmee de geconstateerde schendingen gepaard gaan. Alle betrokkenen ontkennen of geven vage rechtvaardigingen voor hun niet te rechtvaardigen gedrag. Of nog liever: ze wijzen alleen naar de andere kant; dáár ligt het echte probleem, bemoei je maar met hen. Het is niet verbazingwekkend: wie zou immers graag zijn oorlogsmisdaden toegeven? Juist daarom is druk van buitenaf nodig. Alleen door consequente inzet van de internationale gemeenschap kan gerechtigheid voor de slachtoffers van schendingen en hun families worden afgedwongen.

De Nederlandse reactie

Het is juist op dit punt dat Nederland, zelfverklaard strijder voor de internationale rechtsorde en zetel van de Internationale Stad van Vrede en Recht, het de laatste jaren flink heeft laten afweten. Nederland is voor universele ratificatie van het Statuut van Rome, dat het Internationaal Strafhof rechtsmacht geeft over ernstige schendingen van oorlogsrecht in de landen die er partij bij zijn. Maar toen de Palestijnen aanstalten maakten zich bij het Statuut aan te sluiten, bleek die universaliteit een stuk minder universeel. ‘Niet behulpzaam bij het vredesproces’, was het officiële motto van de Nederlandse regering. Nu toetreding een feit is zegt de minister dat het ‘van belang’ is dat de Palestijnen ‘zich nu gebonden achten aan het internationaal recht’. Dat is vooruitgang, maar de voorgeschiedenis is bepaald niet florissant.

Ook het instellen van de VN-onderzoekscomissie naar het Gazaconflict van 2014 werd door Nederland bepaald niet verwelkomd. Liever zag Nederland dat er via ‘bestaande mechanismen’ werd gewerkt, totaal negerend dat het instellen van zo’n commissie tot het standaardrepertoire van de VN behoort. Welke ‘bestaande mechanismen’ Nederland dan wel voor ogen had en hoe deze tot een gedegen feitenonderzoek zouden moeten komen, bleef onduidelijk. Uiteindelijk werden alle partijen door de EU opgeroepen mee te werken aan het onderzoek door de commissie, maar ook hier liep Nederland dus niet over van enthousiasme.

Koopmansgeest

Misschien is het aanspreken van de leiders te veel gevraagd en te ingewikkeld voor Nederland, dat zich graag laat voorstaan op een goede relatie met zowel Israël als de Palestijnse leiders. Liever richt Nederland zich op het stimuleren van economische samenwerking, als impuls voor het al dan niet bestaande vredesproces. Of op specifieke projecten, zoals het gebruik van scanners zodat goederen tussen Gaza en Israël getransporteerd kunnen worden, onder meer om kleinschalige export uit Gaza mogelijk te maken. Het past misschien beter bij de Nederlandse koopmansgeest. En op zichzelf is dit vast nuttig, maar het dreigt wel af te leiden van de grotere vraag van straffeloosheid.

Alleen door consequenties te verbinden aan ernstige schendingen bestaat de mogelijkheid de geweldscyclus te doorbreken. Bijkomend voordeel zou dan zijn dat infrastructuur in Gaza, die deels door Nederlands opbouwgeld wordt gefinancierd, niet iedere paar jaar weer met de grond gelijk wordt gemaakt. Ook dat zou de koopmansgeest moeten aanspreken.

Maar misschien gloort er hoop? Nederland verwelkomde deze maand als lid van de VN-Mensenrechtenraad alsnog het rapport van de Commission of Inquiry. Als Koenders volmondig deze lijn volhoudt tijdens zijn bezoek, dan wordt er misschien toch een begin gemaakt om de straffeloosheid in het schijnbare eindeloze conflict te beeindigen.