Moest hij gaan vechten in Oekraïne of in Amsterdam blijven bij zijn vriend?

Oleksandr (29) ontvluchtte jaren geleden het voor hem toen al onvrije Oekraïne, om in Nederland een nieuw leven op te bouwen. Maar toen brak de oorlog uit. Moest hij misschien toch teruggaan, om net als zijn vader en broer te gaan vechten? 

Oleksandr ontvluchtte Oekraïne en woont nu met zijn vriend. Moet hij nu gaan vechten aan het front in Oekraïne?
© Iris Haverkamp Begemann

Zijn moeder belde hem nooit zo vroeg. ’s Ochtends om kwart over vijf. Ze wist dat hij elk beetje slaap kon gebruiken. Zijn handen zochten op de tast naar zijn telefoon.  

‘Oleksandr?’  

‘Ja.’  

‘De oorlog is begonnen.’ 

‘Wat?’  

En hij? Moest hij hier blijven, in Amsterdam, terwijl zijn familie aan het vechten was?

Hij dacht dat hij droomde. Zijn ogen zaten nog dicht.  ‘Dat kan niet.’ Oorlog, in zijn Oekraïne? Toen ze niet antwoordde, hoorde hij door haar telefoon het geluid van zware knallen. Zijn dorp lag vlak bij een militair vliegveld. Daar vielen de bommen neer. Zelfs nu, bijna twee jaar later, valt Olek­sandr (29) stil alsof hij het net heeft gehoord. Het was op zijn eerste werkdag, als schoonmaker in het Conservatorium Hotel in Amsterdam. ‘Je hoeft niet te werken als er net oorlog in je land is begonnen’, zeiden ze toen hij kwam. ­Oleksandr was gebleven, bang dat hij zijn baan zou kwijtraken.  

‘Je bent ziek’

De volgende dag belde zijn moeder weer. ‘Pavel heeft zich bij het leger gemeld.’ Zijn oudere broer van 33, die op een varkensboerderij werkte, twee kinderen had en met zijn gezin een paar huizen van zijn ouders vandaan woonde, ging naar het front. Twee weken later ging zijn vader ook. En zijn zwager. Allemaal waren ze gegaan.  

Zes jaar eerder was Oleksandr uit Oekraïne vertrokken. Of beter, gevlucht. Van kinds af aan had hij gehoord dat hij niet in orde was. Dat iemand als hij niet deugde. Hij weet het nog precies, die keer dat zijn lerares hem, de 12-jarige Oleksandr, in de pauze bij zich riep. De helft van de kinderen hing nog rond in de klas.  

‘Wat is er met je? Waarom speel je alleen met meisjes? Je lijkt wel ziek. Je moet je anders gedragen. Ook met de jongens spelen.’ Zijn klasgenoten in het lokaal hoorden het. In een dorp met vijfhonderd inwoners ging zoiets snel rond. Zijn moeder vroeg het hem. ‘Hou je van jongens?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Hoor je wat je zegt?’ reageerde hij verontwaardigd. Maar zijn vader had in het dorp andere dingen opgevangen. Die vroeg hem niets, maar sloeg en zei: ‘Als ik ooit hoor dat je iets met een andere man uithaalt, zal ik je nog veel harder slaan.’  

Geluk gehad

Met 18 moest Oleksandr het leger in, zijn dienstplicht vervullen. Hij zorgde dat hij eruitzag als de andere jongens. Hij deed wat van hem werd gevraagd. ’s Avonds mocht je een paar minuten bellen met familie. Dat had Oleksandr gedaan. Met zijn vriend. Iemand, hij weet niet wie, had zijn gesprek afgeluisterd en het doorgegeven. Later die avond hadden ze hem opgehaald en hem zo hard geslagen dat hij uiteindelijk wakker werd in het militair ziekenhuis. ‘Je hebt een herseninfarct gehad’, zei de arts. Alsof ze hem niet halfdood hadden geslagen, maar het zijn eigen lichaam was dat had gefaald. Na drie maanden mocht hij het ziekenhuis verlaten en kreeg hij zijn ontslag uit militaire dienst. Hij zou alleen worden opgeroepen als zijn land in oorlog kwam. 

Daarna was Oleksandr in Boetsja gaan wonen, een stad aan de rand van Kyiv, waar de huren lager waren. In Kyiv was hij op een avond uit een café gekomen waar hij jongens als hij trof. Toen was hij neergeschoten, door iemand die zulke jongens haatte en een willekeurig slachtoffer had gekozen. ‘Ik heb geluk gehad’, zegt Oleksandr. De kogel was alleen door zijn schouder gegaan. Hij trekt de hals van zijn shirt omlaag, om te laten zien waar de kogel zijn lichaam binnendrong. Daarna was voor hem duidelijk dat hij niet kon blijven. 

Ansichtkaarten over het vechten in Oekraïne.
© Iris Haverkamp Begemann
Oleksandr ontvluchtte Oekraïne bijna acht jaar geleden. Aan de muur van zijn Amsterdamse kamer verzamelt hij kranten­artikelen over de oorlog, ansichtkaarten van zijn moeder en tekeningen die zijn neefjes sturen.

Het begin van een glimlach

De asielaanvraag die Oleksandr in Nederland deed werd drie keer afgewezen. De IND oordeelde dat homoseksualiteit niet bij de wet is verboden in Oekraïne. ‘U kunt gewoon terug naar uw land’, kreeg hij steeds te horen. Uiteindelijk kreeg hij, nadat hij nieuwe feiten had aangedragen, toch asiel. Drie jaar later had Oleksandr zijn leven op de rails. Hij was voor zijn inburgeringscursus geslaagd, had goed Nederlands leren spreken, woonde in een eenkamerflat in Amsterdam en was begonnen aan de studie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek aan de Hogeschool in Leiden. Hij werd ondersteund door het UAF – een stichting die de belangen van vluchtelingstudenten behartigt – en hij zorgde dat hij geen les miste. Hij voelde zich sterk genoeg om zijn vader te bellen.  

Lees ook: Oekraïne - Maidan-revolutie Lees ook: Oekraïne was zichzelf net aan het heruitvinden. Achtergrond 4 april 2022

Toen hij hoorde dat zijn vader en broer aan het front zaten, vond Oleksandr dat hij ook moest gaan

Aan zijn moeder had hij het met 17 opgebiecht, nadat hij er veel op internet over had gelezen. Ze had het hem tientallen keren gevraagd. Elke keer had hij verontwaardiging gesimuleerd. Bang als hij was dat ze hem uit huis zouden gooien. Ze stond in de keuken. ‘Mam, ik moet je iets zeggen. Het is niet fijn om te horen, maar ik wil het je toch zeggen… Ik val op jongens.’ Hij keek zijn moeder onzeker aan, zag een wang iets omhooggaan, een kleine beweging van haar mond. Het begin van een glimlach. ‘Zie je nou wel. Ik wist het.’ Haar lach werd groter, ze pakte hem vast en zei dat het haar niet uitmaakte van wie hij hield.  

Je zoon is oké

Zijn vader was anders, die had ouderwetsere ideeën overgehouden aan zijn jeugd in de Sovjet-Unie, waar homoseksualiteit niet bestond. Als bouwvakker was hij vaak weken van huis, aan het werk in Kyiv. Nu was zijn vader tweeduizend kilometer verderop en kon hij Oleksandr niet in het gezicht slaan, als hij iets zou horen dat hem niet beviel. Oleksandr had het aan de telefoon al vaker geprobeerd te zeggen, maar het elke keer gelaten. Hij wilde zijn vader in een goede bui treffen, maar die had hij bijna nooit. Eerst sprak hij zijn moeder. ‘Je vader is hier ook. Ik geef hem je even.’ En toen ineens hadden ze een leuk gesprek en had hij gezegd dat hij homo is. ‘Dit ben ik. Dit is jouw zoon. Er is geen enkele reden om boos op me te zijn. Je moet me accepteren zoals ik ben.’  

Zijn moeder had op zijn vader ingepraat. ‘Het is niet erg. Je zoon is oké.’ Oleksandr nodigde zijn vader uit om naar Nederland te komen, hij wilde hem laten zien dat hij niet op straat sliep en geen drugs gebruikte, maar een woning had, geld verdiende en een studie deed. Die eerste avond in Nederland zei zijn vader hem: ‘Het spijt me dat ik al die jaren dacht dat je niet in orde was en dat ik je zo heb mishandeld. Ik wist niet beter.’  

Steun

Nadat hij had gehoord dat zijn vader en broer zich bij het leger hadden gemeld en nu aan het front zaten, groeide bij Olek­sandr de overtuiging dat hij ook moest gaan. Hij was opgeleid om te vechten. Dat zei hij tegen zijn moeder.  

Lees ook: Al vanaf het begin van de oorlog treffen Russische raketten woonwijken, zoals deze onontplofte raket in de stad Mykolajiv. Lees ook: Hoe onderzoek je oorlogsmisdaden in Oekraïne? Achtergrond 13 juni 2022

‘Nee, je moet daar blijven. Je mag niet komen’, zei ze. Hij belde Pavel. ‘Wil je hier aan het front komen? Waar overal vermoorde mensen liggen? Waar de honden aan de lijken vreten? Wil je dat zien?’ zei Pavel streng. ‘Je moet daar blijven. Je hebt een heel leven opgebouwd. Als je met je studie stopt, is alles voor niets geweest.’ 

Hij kreeg de beelden niet uit zijn hoofd en lag nachtenlang wakker

 

Oleksandr besloot om extra te gaan werken. In Oekraïne was alles stilgevallen. Niemand had nog werk. Met het verdiende geld kon hij drie gezinnen ondersteunen, dat van zijn ouders, zijn broer en zijn zus. Zijn vader kreeg na twee maanden aan het front een hartinfarct. Die was oud. Zijn zenuwen waren niet meer bestand tegen al die ellende, dacht Oleksandr. Zijn vader kreeg ontslag uit het leger en een pensioentje van honderd euro in de maand. Niet eens genoeg om zijn hartmedicijnen van te betalen, die driehonderd euro kostten.  

Winteruniform

Voor zijn broer Pavel kocht Oleksandr het beste winteruniform dat hij op internet kon vinden. Twee maten te groot, voor de zekerheid. Zijn moeder verstelde het, zodat het precies paste. Het voelt heel goed om zijn familie te helpen. Vorige week kocht hij nog een nieuwe telefoon voor zijn broer. Zo probeert hij hem een beetje te beschermen. Gisteren ontving hij een sms’je, waarin zijn broer hem bedankte voor alle hulp die Oleksandr aan zijn gezin biedt. Pavel verblijft aan het front, in de buurt van Bachmoet. Als Oleksandr hem vraagt hoe het gaat, krijgt hij altijd hetzelfde antwoord. ‘Het gaat goed. Maak je geen zorgen.’ Meer niet.  

Oleksandr uit Oekraïne met zijn vriend.
© Iris Haverkamp Begemann
Ondanks de oorlog in zijn thuisland zegt Oleksandr tegen zichzelf dat hij moet proberen te genieten. In Amsterdam kan hij hand in hand met zijn vriend langs de Amstel wandelen.

Hand in hand

Oleksandr maakte zich juist veel zorgen om zijn familie. Hij was minder gaan werken om zichzelf rust te gunnen, maar met meer vrije tijd keek hij langer naar het Oekraïense oorlogsnieuws en zag hij de gruwelijkheden die de Russen aanrichtten in zijn land. Hij kreeg de beelden niet uit zijn hoofd en lag nachtenlang wakker. Hij begon melatonine te gebruiken om beter te slapen. Het werkte, maar hij was bang om er afhankelijk van te worden en stopte er weer mee. 

Nu mediteert hij voor het naar bed gaan. Probeert aan positieve dingen te denken. Dat op een dag de oorlog zal eindigen en dat Oekraïne zal hebben gewonnen. En hij denkt aan zijn studie, praat zichzelf moed in, dat hij er bijna is. Nog één jaar volhouden. Een beetje harder werken en het zal hem lukken. Het helpt om zulke dingen te bedenken. Hij zegt tegen zichzelf dat hij moet proberen te genieten. Hij spreekt af met vrienden die hij in het azc leerde kennen en die net als hij een nieuw leven proberen op te bouwen. Hij gaat vaak wandelen in zijn buurt, langs de Amstel, hand in hand met zijn vriend.  

Foto's van vechten aan het front in Oekraïne.
© Iris Haverkamp Begemann
Vorig jaar ging Oleksandr naar Oekraïne om zijn familie te bezoeken. Daar zag hij Pavel, zijn oudere broer, die hij al zeven jaar niet had gezien. Pavel bleef twee dagen. Daarna moest hij alweer terug naar het front.

Overvliegende scooter

Vorig jaar vloog Oleksandr kort voor kerstmis naar Warschau. Daar begon hij de zestien uur durende busreis naar Zjytomyr in Oekraïne, waar zijn vader hem zou opwachten. Hij had iedereen van zijn reis op de hoogte gebracht. De Nederlandse ambassade, zijn studiebegeleider, zijn school en zijn vrienden. Hij was bang om te worden opgepakt en naar het front te worden gestuurd, maar ook om opnieuw mishandeld te worden. 

Van zijn broer Pavel, die aan het front vecht, krijgt hij altijd hetzelfde antwoord: ‘Het gaat goed. Maak je geen zorgen.’

Hoe verder hij naar het oosten reisde, hoe meer verwoesting hij zag. Huizen, kerken en scholen die kapot waren geschoten. Hij herkende zijn eigen land nauwelijks terug. Uiteindelijk viel hij in slaap en werd pas wakker toen de bus alweer was vertrokken uit Zjytomyr. Hij rende naar de chauffeur en vroeg hem om te keren. Zijn vader stond op hem te wachten! De bus reed terug naar het station. Daar zag hij zijn vader voor de auto staan. ‘Ik wist het wel’, zei hij. ‘Die Oleksandr ligt zeker te slapen.’ Ze reden drie uur naar hun dorp. Zijn moeder stond met de kinderen van zijn broer en zus langs de weg. De twee kleinsten kenden hem niet. Ze hadden hem nog nooit gezien. 

Met oudjaar thuis

Na een paar dagen ging Oleksandr naar vrienden in Kyiv. In de stad gedroegen de mensen zich alsof het leven gewoon doorging. Toen het luchtalarm afging en Oleksandr naar een metrostation rende om te schuilen, bleven de inwoners gewoon op het terras zitten met hun koffie. Zijn vrienden konden de geluiden van het gedonder onderscheiden. Het ene was afweergeschut van het Oekraïense leger, het andere een Russische raket. Als het klonk als een overvliegende scooter, was het een drone. 

Oleksandr wilde naar Boetsja, waar hij ooit had gewoond. Met eigen ogen zien hoe de Russen er tekeer waren gegaan. Van de stad met 30 duizend inwoners was bijna niets meer over. Met oudjaar was hij thuis bij zijn ouders. Hij weet nog goed hoe hij op 1 januari wakker werd van het geblaf van de hond, uit het raam keek en een man voor de deur zag staan. Hij riep zijn moeder. Pas toen hij beneden kwam, herkende hij hem: Pavel, zijn oudere broer, die hij al zeven jaar niet had gezien. Niemand wist dat hij zou komen. ‘Aan zijn gezicht zag ik dat hij veel ellende had gezien.’ Pavel bleef twee dagen. Daarna moest hij alweer terug naar het front. ‘Dat is toch niets voor zijn vrouw en kinderen? Eén druppeltje water in de mond.’  

Smsjes

Nu Oleksandr hier woont, heeft hij elke dag contact met zijn moeder. Ze bellen of sturen elkaar sms’jes. Als de stroom uitvalt omdat er raketten neervallen, hebben ze een paar dagen geen contact. Vandaag vertelde zijn moeder hem dat ze druk is om de laatste wortelen en aardappelen uit de moestuin te halen; het eten voor de winter. Het leven gaat door.  

Zijn broer sms’t hem een keer per maand. ‘Het gaat goed, maak je geen zorgen.’

Meer van Paul Teunissen