Is Amnesty’s rapport over apartheid in Israël tandeloos?

In Israël worden Palestijnen systematisch onderdrukt en behandeld als een ondergeschikte raciale groep, schrijft Amnesty International in een recent rapport. De keiharde conclusie: er is sprake van apartheid. Zal dit bijdragen aan een oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict, vraagt Arnon Grunberg zich af.

foto de rotskoepel

In Jesaja 22:6 staat: ‘Ik zal je bij de hand nemen en je behoeden, ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen en maak je tot een licht voor alle volken.’ 

Lang had de staat Israël – of beter gezegd hadden sommige vertegenwoordigers van die staat – de pretentie, misschien zou je moeten zeggen de hoop, dat Israël een licht onder de natiestaten zou zijn. Die pretentie is geleidelijk verdwenen, niet in de laatste plaats door bijvoorbeeld het werk van de Israëlische historicus Benny Morris, die heeft aangetoond dat het ontstaan van Israël in 1948 gepaard ging met oorlogsmisdaden begaan door Israëlische legereenheden. (Vermoedelijk is het beter te spreken van milities, omdat er nog niet echt sprake was van een georganiseerde staat die het geweldsmonopolie efficiënt beheerde.)

Apartheid

Uitklappen

Israël heeft een geïnstitutionaliseerd regime van onderdrukking en overheersing van Palestijnen, schrijft Amnesty International in het rapport Israel’s Apartheid against Palestinians: Cruel System of Domination and Crime against Humanity, dat begin februari verscheen. ‘Ons rapport laat de ware reikwijdte zien van Israëls apartheidsregime’, lichtte Amnesty’s secretaris-generaal Agnès Callamard toe. ‘Of ze nu in Gaza, Oost-Jeruzalem, Hebron of Israël zelf wonen, Palestijnen worden behandeld als een ondergeschikte raciale groep. Hun rechten worden hun systematisch ontnomen.’ Israël reageerde woedend en noemde het rapport van Amnesty onjuist, bevooroordeeld en antisemitisch. 

Ook Human Rights Watch noemde Israël in 2021 een apartheidsstaat. Palestijnse en Israëlische organisaties zoals B’Tselem en Yesh Din Israël beschuldigen het land al langer van apartheid. Wanneer verschillende bevolkingsgroepen niet gelijk zijn voor de wet, is er sprake van apartheid: onder internationaal recht een misdaad tegen de menselijkheid. 

Achter deze ‘afscheidingsbarrière’ in Abu Dis gaat het verruïneerde parlementsgebouw voor de Palestijnse Autoriteit (PA) schuil. Verkiezingen voor de PA worden allang niet meer gehouden.

‘Nationaal tehuis’ 

Misschien is het goed om kort terug te gaan naar de ontstaansgeschiedenis van het zionisme. Dat woord heeft een pejoratieve bijklank gekregen, voornamelijk omdat er nog maar één soort zionisme is overgebleven, het messianistische zionisme, voor zover Israël overigens niet een post-zionistische staat is. De geassimileerde, Oostenrijks-Joodse journalist Theodor Herzl (1860-1904), grondlegger van het zionisme, wilde aanvankelijk niets liever dan een gerespecteerd onderdaan te zijn van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, tot hij ontdekte dat dat niet lukte, vooral door het steeds sterker wordende antisemitisme in Europa in de negentiende eeuw. Hij kwam met een radicaal plan, feitelijk identiteitspolitiek avant la lettre: als Europa de Joden niet moest, zouden de Joden vertrekken. 

Het zionisme kende aanvankelijk allerlei stromingen: socialistisch zionisme, religieus zionisme, en nationalistisch zionisme. Veel Europese Joden moesten om allerlei redenen weinig van het zionisme hebben. 

Een belangrijke wending in de geschiedenis van het zionisme was de Balfour-verklaring van de Britse regering in 1917, waarin die regering stelde dat in het mandaatgebied Palestina – de Britten waren daar op dat moment de koloniale heersers – een ‘nationaal tehuis’ voor Joden zou komen. In 1918 woonden er ruim 600 duizend mensen in Palestina, van wie circa 60 duizend Joden. Het halfslachtige en in zekere zin traditionele verdeel-en-heers-beleid van de Britten heeft bijgedragen aan de opvatting dat de Joden de traditionele vijanden waren van de andere bewoners van Palestina en vice versa. 

Het blijft echter twijfelachtig of het zonder de Holocaust in Palestina ooit werkelijk tot een Joodse staat zou zijn gekomen, maar geschiedenis gaat als bekend niet over ‘wat als’. Hoe dan ook, de mythe dat Israël (Palestina) een land zonder volk zou zijn voor een volk zonder land, is allang ontmaskerd.

Hoe dan ook, de mythe dat Israël (Palestina) een land zonder volk zou zijn voor een volk zonder land, is allang ontmaskerd

Concessies 

In relatief korte tijd groeide Israël uit tot een regionale supermacht, ook met Amerikaanse steun. Met name sinds de Zesdaagse Oorlog in 1967 onderhouden de Verenigde Staten met Israël een speciale band, wat wil zeggen dat Israël in het geopolitieke schaakspel op allerlei manieren Amerika’s belangen vertegenwoordigt. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat die belangen altijd identiek zijn. 

In die Zesdaagse Oorlog veroverde Israël de Westelijke Jordaanoever op Jordanië en de Gazastrook op Egypte. De Sinaï, die ook was veroverd, werd dankzij een vredesverdrag tussen Egypte en Israël (onder leiding van respectievelijk Anwar Sadat en Menachem Begin) in 1978 teruggegeven aan Egypte. In dat vredesakkoord erkende Israël overigens ook bepaalde rechten van de Palestijnen. Of die concessies ver genoeg gingen of niet, daarover lopen de meningen uiteen. Zeker is dat latere Israëlische regeringen er niet over piekerden om de concessies te doen waartoe havik Menachem Begin eind jaren zeventig nog bereid was.  

In 1993 werden in Washington D.C. tussen Rabin en Arafat de Oslo-akkoorden gesloten, die de Palestijnen in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever een vorm van gedemilitariseerde autonomie gaven. De Palestijnse intellectueel Edward Said keerde zich meteen fel tegen deze akkoorden, ook vele anderen zagen in de Palestijnse eilandjes tussen bezet Israëlisch grondgebied iets van de Zuid-Afrikaanse apartheid met haar thuislanden.

foto de rotskoepel
De Rotskoepel vormt het decor van een straattheater voor Palestijnse bedoeïenen in Jeruzalem, die deze nabijgelegen gedenkplaats zelf niet mogen bezoeken

Betichting van apartheid 

Met de tweede Intifadah aan het begin van deze eeuw kwam de facto een eind aan de Oslo-akkoorden. In 2005 ontruimde de Israëlische premier Sharon de nederzettingen in de Gazastrook, en in 2007 nam Hamas de Gazastrook over van Fatah (de feitelijke opvolger van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO)), waardoor de Palestijnen twee verschillende, elkaar met geweld bestrijdende politieke organisaties hadden. De Palestijnse Autoriteit (PA), gecontroleerd door Fatah, in Ramallah (op de Westelijke Jordaanoever), en Hamas in Gaza.  

Tegen het internationale recht in heeft Israël vanaf de jaren zeventig op grote schaal nederzettingen gebouwd op de bezette Westelijke Jordaanoever, waarbij ook delen van Jeruzalem horen. De Palestijnen die daar wonen, in wat zo ongeveer door Israël geannexeerde gebieden zijn, hebben geen Israëlisch paspoort en kunnen niet stemmen in Israëlische verkiezingen. (Wel kunnen ze stemmen in verkiezingen voor de Palestijnse Autoriteit, maar die autoriteit heeft zich ontpopt tot een dictatuur en er zijn al lang geen verkiezingen meer gehouden.) Hoewel de Palestijnen die in Israël binnen de grenzen van 1967 wonen te maken hebben met structurele discriminatie, kan hun situatie niet goed worden vergeleken met de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. Israëlische Palestijnen hebben Israëlische paspoorten, kunnen stemmen in Israëlische verkiezingen, en zijn ook vertegenwoordigd in het Israëlisch parlement – wat niet wegneemt dat zij onderhevig zijn aan discriminatie, bijvoorbeeld omdat ze niet dienen in het Israëlisch leger. 

De eerste die Israël van apartheid beschuldigde was toenmalig Zuid-Afrikaans premier Hendrik Verwoerd tijdens een vergadering van de Verenigde Naties in 1961

Het was de toenmalige Zuid-Afrikaanse premier Hendrik Verwoerd (1901-1966) die in 1961, voor zover bekend als eerste, Israël van apartheid beschuldigde, toen Israël tijdens een vergadering van de Verenigde Naties voor een resolutie stemde waarin Zuid-Afrika’s apartheid werd veroordeeld. 

Daarna hebben serieuzere organisaties met veel meer onderbouwing deze beschuldiging herhaald, waaronder recentelijk de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem, in 2021, en Amnesty International, in 2022. 

De beschuldigingen in deze rapporten zijn goed onderbouwd, en hoewel de aanbevelingen in het rapport van Amnesty niet allemaal even realistisch zijn – bijvoorbeeld het recht van Palestijnen en hun nakomelingen om terug te keren naar huizen waar ze ooit hebben gewoond – is het rapport beslist een gegronde poging om substantiële rechten van de Palestijnen te erkennen en serieus te nemen. (Of Joodse Israëliërs ook het recht moeten hebben terug te keren naar hun oude huizen in Europa en Arabische landen waaruit ze veelal met geweld verdreven zijn, blijft een open vraag die niet wordt behandeld in dit rapport.) 

Maar als bekend, rechtvaardigheid en vrede staan nogal eens op gespannen voet met elkaar.

Palestijnse boeren uit het dorp Wadi Fukin op de bezette Westelijke Jordaanoever, met op de achtergrond de Israëlische nederzetting Beitar Illit.

Morele macht 

De reacties op het rapport waren bijna een ritueel. Volgens bijvoorbeeld NRC Handelsblad reageerde de Israëlische regering ‘furieus’, dergelijke furiositeit echter is voor die regering een pavlovreactie geworden. 

Na een paar dagen had niemand het meer over het rapport. 

Het klopt waarschijnlijk niet dat Stalin ooit heeft gevraagd, ‘hoeveel tankdivisies heeft de paus?’ Maar hij had het kunnen doen, en de vraag blijft relevant. Nu zouden we kunnen vragen, ‘hoeveel tankdivisies heeft een rapport van Amnesty International of welke andere ngo dan ook?’ Moraal is altijd ook macht en daarmee nooit volstrekt tandeloos, maar morele macht veronderstelt dat de machtigen zich wat aantrekken van het morele oordeel. De interesse in het Palestijns-Israëlische conflict is vergeleken met een paar decennia geleden verflauwd en daarmee zijn ook de morele oordelen machtelozer geworden. 

Men zou moeten erkennen dat de geschiedenis, hoe onrechtvaardig die ook is, niet altijd kan worden teruggedraaid

In Israël en de regio is het geloof dat gewapende strijd wezenlijke veranderingen teweegbrengt, uitgezonderd bij enkele fanatici, nihil. Het geloof in de ongewapende strijd is ook niet zo groot meer. Het ziet er niet naar uit dat aan de onrechtvaardige status quo in en nabij Israël een eind zal komen, ondanks tekenen van burgerlijke ongehoorzaamheid – om niet te spreken van burgeroorlog – tussen Joodse en Arabische Israëliërs tijdens de laatste militaire operatie in Gaza, in het voorjaar van 2021. 

Dit neemt allemaal niet weg dat onrechtvaardigheid benoemd moet blijven worden. Mijn aanbevelingen voor volgende rapporten zou wel zijn dat men erkent dat de geschiedenis, hoe onrechtvaardig die ook is, niet altijd kan worden teruggedraaid; hooguit is compensatie mogelijk. 

Daarnaast is geloof in een oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict tegenwoordig bijna een vorm van utopisme, niets wijst erop dat het verlangen naar autonomie en zelfbestuur van de Palestijnen binnenkort vorm zal krijgen. De vraag blijft, hoe zonder in messianisme te vervallen, eigenlijk fanatisme, te streven naar meer rechtvaardigheid en minder bloedvergieten?

Zie https://www.amnesty.nl/veelgestelde-vragen-over-amnestys-rapport-over-israels-apartheid-tegen-palestijnen voor veelgestelde vragen over Amnesty’s rapport.

Lees ook