Kinderombudsman: ‘Het lijkt alsof kinderrechten bij de grenzen van ons land stoppen’  

Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer kwam de laatste tijd in het nieuws toen ze wees op de grote gevolgen van de lockdown en de schoolsluiting voor (kwetsbare) kinderen. Maar als het om Nederlandse kinderen gaat, zegt ze, is er in ieder geval nog de intentie om ze te beschermen. Die ontbreekt vaak in onze omgang met minderjarige vluchtelingen.

Kinderombudsman
© Reyer Boxem/Hollands Hoogte

Margrite Kalverboer (60) wil het liefst zonder beeld bellen. Ook de Kinderombudsman heeft inmiddels wel genoeg van het naar zichzelf en anderen kijken op een klein beeldscherm. We laten de camera toch maar aan staan. Op de achtergrond is een witte muur te zien, zelf zit Kalverboer dicht op haar computerscherm, thuis in Groningen.

Hoe het met haar gaat? Ze moet even lachen. ‘Naar omstandigheden goed. Ik werk momenteel veel vanuit huis en ben weinig in Den Haag.’ Dat is ook meteen een belangrijk zorgpunt voor Kalverboer, die in april 2016 het ambt van de Kinderombudsman overnam van Marc Dullaert, de eerste Kinderombudsman van Nederland. ‘De groepen met wie het minder goed gaat in Nederland, die moet je opzoeken, maar door corona gaat dat nu niet of nauwelijks. Dat betekent dat kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld ongedocumenteerden, nu soms buiten beeld blijven. En heel veel met kinderen praten, wat ik bij voorkeur doe, dat zit er nu ook gewoon niet in.’

Recent is Kalverboer vooral in het nieuws geweest om te praten over de gevolgen van de lockdown en schoolsluiting voor (kwetsbare) kinderen, de problemen in de jeugdzorg, maar ook vluchtelingenkinderen en (alleenstaande) minderjarige asielzoekers staan scherp op haar netvlies. In september riep ze de regering – niet voor het eerst – op om de kinderen en hun naasten die vastzitten in de Griekse vluchtelingenkampen zoals Moria, op te vangen. De regering heeft nog altijd geen gehoor gegeven aan die oproep.

‘Je moet uitgaan van wat het beste is voor het kind. Dat kan soms iets anders zijn dan het vreemdelingenrecht voorschrijft’ 

Kalverboer zoekt even naar woorden. Dan fel: ‘Het is om je diep voor te schamen. Het lijkt alsof kinderrechten bij de grenzen van ons land stoppen. Bij onze eigen kinderen hebben we beschermingsrecht: als een kind mishandeld wordt, doen we het ook niet altijd goed hoor, maar onze intentie is in ieder geval om kinderen te beschermen. De intentie om kinderen die iets verder van ons af staan te beschermen, die is er niet.’

Kinderrechtenverdrag

Volgens Kalverboer is de situatie in Moria niet minder dramatisch dan een jaar geleden, toen het vluchtelingenkamp op het Griekse eiland volledig in vlammen opging. ‘Het is heel mensonterend’, aldus Kalverboer, ‘volgens het Kinderrechtenverdrag hebben kinderen het recht om zich te kunnen ontwikkelen. Alle landen die met dit Europese beleid te maken hebben, hebben dit verdrag ondertekend. Daarmee is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ook de ontwikkeling en het perspectief van de kinderen die daar zitten te waarborgen.’

Wat doet zo’n situatie als in Moria met kinderen? 

‘Het is extreem schadelijk voor de ontwikkeling. Ik ben er zelf nooit geweest, maar een collega vertelde me hoe het daar verslechterd is. Hoe ze bijvoorbeeld geconfronteerd werd met kinderen die niet meer spraken. Als je zo ongelukkig bent, dan kan het gebeuren dat je gewoon stopt met communiceren, net zoals je kan stoppen met eten.’

In de zogenoemde Moria-deal beloofde het kabinet honderd ‘kansrijke’ vluchtelingen, van wie vijftig kinderen, op te vangen – die van het UNHCR-quotum af zouden gaan. Nederland heeft met de VN-vluchtelingenorganisatie afgesproken om vijfhonderd vluchtelingen per jaar op te vangen. Slechts twee alleenstaande minderjarige vluchtelingen mogen uiteindelijk naar Nederland komen, de rest zou dus niet ‘kansrijk’ genoeg zijn. Dat wil zeggen dat deze minderjarige vluchtelingen onder de 14 jaar te weinig kans maken op een verblijfsvergunning.

Moet kansrijkheid een criterium zijn voor opvang? 

‘Nee, je hebt een extra beschermingsplicht voor kinderen. In de Moria-deal heeft de regering alleen gekeken naar kwetsbare ‘kansrijke’ kinderen tot en met 14 jaar. Maar een kind van 17 is ook kwetsbaar. Leeftijd zou geen keuzecriterium moeten zijn, maar kwetsbaarheid. Overigens gaat het Kinderrechtenverdrag tot 18, maar ik denk dat het tijd wordt dat we die bescherming uitbreiden. Niet alle kinderen zijn op hun 18de al volwassen.’

Kalverboer legt uit dat er een groot spanningsveld zit tussen kinderrechten en het vreemdelingenrecht. ‘Als een kind geen vluchteling is, betekent dat nog niet dat je je niet meer aan het Kinderrechtenverdrag hoeft te houden. En wat het beste is voor het kind, kan soms iets anders zijn dan het vreemdelingenrecht voorschrijft.’

Dit soort interviews direct in je inbox? Meld je aan voor de Wordt Vervolgd Nieuwsbrief

Dat is eigenlijk waar Kalverboer voortdurend tegenaan loopt: dat het vreemdelingenrecht altijd voorrang krijgt boven de kinderrechten. ‘Wat ik zou willen is dat kinderrechten verankerd worden in het vreemdelingenrecht. Dat zou ook moeten, want het is een internationaal verdrag. Dat gaat boven Nederlandse wetgeving.’

Geworteld

Als jurist en orthopedagoog houdt Kalverboer zich al jaren bezig met de positie van kinderen binnen het vreemdelingenrecht. In 2012 werd ze benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Daar zette zij ook het Onderzoeks- en Expertisecentrum voor Kinderen en Vreemdelingenrecht op.

Kalverboer verwierf ruim tien jaar geleden bekendheid met een rapport waarin ze stelde dat asielkinderen na een verblijf van vijf jaar ‘geworteld’ zijn in de Nederlandse samenleving. Bij alleenstaande asielkinderen zou hechting aan het gastgezin en leefomgeving nog sneller plaatsvinden. Kalverboer schreef destijds ook dat het terugsturen van asielkinderen naar het land van herkomst na jarenlang verblijf in Nederland permanente schade in de ontwikkeling kan opleveren.

Geboren 

20 december 1960, Groningen. 

Opleiding 

Studeerde orthopedagogiek aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) met een specialisatie in kinderrechten. Promoveerde (1996) op een onderzoek naar de wijze van rapporteren over opvoedings- en verzorgings- problematiek bij de Raad voor de Kinderbescherming. 

Werk 

Begon bij de justitiële jeugd-inrichting Het Poortje in Groningen (1996-2002). Daarna universitair hoofddocent op de afdeling jeugdzorg van de RUG. Sinds 2012 bijzonder hoogleraar (ortho)pedagogiek, kinderrechten en vreemdelingenrecht en sinds 2016 Kinderombudsman. 

Ambt 

Als het over haar naam en functie gaat, wil ze het liefst kinderombudsvrouw genoemd worden, maar het instituut heet De Kinderombudsman. 

Mede door de zaak van Mauro, waarover Kalverboer rapporteerde, werd in 2013 het Kinderpardon geïntroduceerd voor kinderen die lang in Nederland verblijven zonder verblijfsvergunning. Inmiddels is het Kinderpardon afgeschaft. Ook de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een verblijfsvergunning te verlenen in een ‘schrijnende’ situatie – zoals bij de zaak van Lili en Howick in 2018 – is twee jaar geleden afgeschaft. In plaats daarvan kan de hoofddirecteur van de IND in de eerste verblijfsprocedure nu beoordelen of er sprake is van een schrijnende situatie en eventueel een vergunning verlenen.

Kalverboer: ‘Dat pakt voor kinderen ontzettend slecht uit. Doordat het systeem niet werkt, ontstaan schrijnende situaties meestal gedurende de asielprocedure, en dan kan er nu alleen maar getoetst worden aan het begin en daarna niet meer.’

Vis in de zee

In maart en april keek Kalverboer met verbazing naar de verkiezingscampagnes en formatie. Wat zij daarin het meest miste? ‘Het kinderrechtenperspectief.’ Als Kinderombudsman moet Kalverboer onafhankelijk zijn, benadrukt ze. ‘Als ik te veel politieke uitspraken doe, dan zeggen ze: kijk daar heb je die activist weer. Het heeft me al heel wat moeite gekost om van dat imago af te komen.’

Toch deelt ze haar zorgen over de groeiende polarisatie in de samenleving. ‘Er is steeds meer vreemdelingenhaat. Terwijl het percentage mensen dat naar Nederland komt met een asielmotief maar een fractie is van alle migranten. In de discussie lijkt het alsof die groep heel groot is, maar dat is gewoon niet zo.’

Volgens Kalverboer is het grootste probleem in Nederland ‘die hele lange onzekere procedure’. ‘Dat is denk ik het meest beschadigend voor kinderen. Ik moet denken aan een meisje uit Afghanistan – ik zal haar nooit vergeten. Ze was twee jaar in Nederland en zat op de havo, maar moest terug naar Afghanistan. Ze zei tegen mij: het is net als een vis in de zee. Als een vis ooit de zee heeft gevoeld, kan hij niet meer terug in de kom.

‘Op basis van het Kinderrechten-verdrag zou je kijken: hoe ontwikkelt een kind zich hier? Hoe zou een kind zich ontwikkelen als ze terug naar het thuisland zou gaan? En wat zou, als het belang van het kind vooropstaat, het beste besluit zijn? Nou, dan zou je het kind in dit geval hier laten.’

© KOEN VERHEIJDEN 
De kinderombudsvrouw in 2018 op bezoek bij kermiskinderen in Weert.

Dat betekent niet dat dit altijd de beste oplossing is, zegt Klaverboer. Niet alle kinderen willen hier blijven. ‘Denk aan het missen van je familie, het missen van je land. Maar vaak kun je als kind niet zo makkelijk zonder gezichtsverlies voor jou en je familie terug – ook als je dat wel wil. Er zijn vaak allerlei beloftes gedaan en vaak is er geld betaald door familie. Dus moet je er als overheid in ondersteunen en investeren om kinderen perspectief in het thuisland te bieden.’

IS-kinderen

Kalverboer is voorstander van een individuele aanpak. Datzelfde geldt volgens haar ook bij een hele andere kwestie: IS-kinderen. De afgelopen jaren riep zij als Kinderombudsman het kabinet meerdere malen op zich tot het uiterste in te spannen om de kinderen van Nederlandse IS-strijders die vastzitten in Syrische kampen, terug te halen naar Nederland. Ook pleitte De Kinderombudsman voor een commissie die gaat onderzoeken wat Nederlandse kinderen van Syrië-gangers nodig hebben om terug te kunnen keren naar Nederland. De regering verzet zich daar echter tegen, en het gerechtshof in Den Haag bepaalde eind 2019 dat de Nederlandse staat niet verplicht is om vrouwen en kinderen uit de kampen op te halen.

‘De kans dat ze radicaliseren als je ze niet ophaalt is groter dan als je dat wel doet’, zegt Kalverboer resoluut. ‘Dus haal die kinderen nu! Vanuit de beschermingsgedachte en het recht op ontwikkeling, maar ook als het over veiligheid gaat. Als je bang bent dat deze potentieel ontspoorde jongeren een gevaar zullen vormen voor de Nederlandse samenleving, dan moet je ervoor zorgen dat ze heel goed opgevangen worden.’

Opvang in de regio

Hoewel ze veel kritiek heeft op het vreemdelingenbeleid, merkt De Kinderombudsman wel op dat de situatie nu eenmaal zo is en ‘daar heb je mee te dealen’. Ze is ook niet per definitie tegen opvang in de regio. Volgens de orthopedagoog hebben sommige kinderen er juist wel baat bij om terug te gaan naar het land van herkomst. Het is erg belangrijk, legt Kalverboer uit, dat een kind zich ergens thuis voelt. ‘Dan moet je kijken wat er nodig is om een kind in dat thuisland goed verder te laten gaan. Dus: is daar onderwijs? Is er huisvesting? Is het veilig daar?’
In de praktijk is dat er natuurlijk vaak niet. 

‘Nee dat klopt, maar je zou wel kunnen kijken: wat is er nodig om dat soort condities te realiseren? Nu steken we heel veel geld in azc’s, terwijl je de middelen ook zou kunnen steken in bijvoorbeeld goede scholen. Dan zou je veel meer denken vanuit het perspectief van ontwikkelingshulp of -samenwerking. Maar dat perspectief zit nog steeds niet in ons vreemdelingenrecht.’

Ze vervolgt: ‘Nu hebben we corona en doen we alles online en via beeldschermen. Daar zou je volgens mij veel meer mee moeten doen. Als kinderen terug moeten naar hun thuisland, zorg dan dat er contact is met een school, een vriendje of vriendinnetje, zorg dat je al ziet hoe de klas eruit gaat zien. Ik snap niet dat we eindeloos hetzelfde proberen en zeggen: mensen zijn niet uitzetbaar. Dat we geen creativiteit gebruiken. Als je meedenkt met jongeren in wat ze nodig hebben om een perspectief in het thuisland te krijgen, gaan ze eerder terug.’

Meer over dit onderwerp