
‘Toen mijn generatiegenoten en ik tieners waren en Oekraïense romans probeerden te lezen, ergerden we ons meestal aan hoe tragisch de verhalen waren en dat iedereen zo leed. Het was zo zeurderig. We vroegen ons af: waarom is iedereen zo ongelukkig? Maar ja, later, als je dan 35 jaar bent en zoals ik opeens midden in een genocide zit, realiseer je je dat er geen andere gelukkige periode was in de Oekraïense realiteit.’
Vanuit een trappenhuis kijkt schrijver Oleksandr Mykhed (37) me aan door zijn telefooncamera. Waar hij precies is, mag ik niet weten: naast schrijver van vele boeken is hij inmiddels soldaat bij het Oekraïense leger. Soms loopt er een anonieme man door het beeld, Mykhed groet dan kort. Over zijn nieuwe baan wil hij niet praten. Ik kom daar ook niet voor; ik wil hem vragen stellen over Oekraïense literatuur, de geschiedenis en het voortbestaan ervan, en over zijn dagboek De taal van oorlog.
‘De meeste Oekraïense schrijvers zijn niet gestorven op hun oude dag’, zegt Mykhed. ‘Meestal gingen ze dood voor hun 40e jaar. Als we spreken over “klassieke” Oekraïense schrijvers, moet je begrijpen dat we het meestal hebben over auteurs van zes werken, of elf – en dat het dan gaat over jonge schrijvers.’
Dat er een invasie nodig was om Oekraïne, onafhankelijk sinds 1991, eindelijk op de culturele kaart en uit de ‘schaduw van de grote broer’ te krijgen, is bitter, maar de wereldberoemde schrijver Oksana Zaboezjko zei er in 2022 al het volgende over: ‘Ik besef dat dit de eerste keer is dat Oekraïne haar fifteen minutes of fame krijgt in de wereldpers en dat we voor één keer de kans krijgen om te vertellen wie we zijn. We moeten die kans optimaal benutten. Tot nu toe werd Oekraïne gezien als een achtergebleven land, maar nu kijkt de wereld onverwacht met belangstelling en respect naar ons.’
Ook Mykhed haalt dit aan: ‘In mijn boek schrijf ik dat wij als Oekraïners veel interessanter en rijker zijn dan alleen ons verhaal over de volledige invasie’, zegt hij. ‘We hebben zoveel te bieden op het gebied van hedendaagse cinema, hedendaagse kunst en hedendaagse literatuur. Daarnaast zou ik graag willen onderstrepen dat journalisten ons, Oekraïense schrijvers, niet moeten vragen over Russische klassiekers, maar over Oekraïense canonieke literatuur. Als je je namelijk verdiept in onze literatuur, zie je hoeveel auteurs ooit door Rusland zijn geëxecuteerd. Dan besef je waarom je nooit van hen hebt gehoord.’
Oeuvre-repressie
Als oeuvres niet kunnen groeien, kan erfgoed dat ook niet. Een land met onderdrukt of verdwenen erfgoed, zoals Oekraïne, is makkelijker te vergeten: klassieke Oekraïense titels staan niet vaak in bibliotheken of boekhandels. Een voorbeeld: de klassieker The City van Valerian Pidmohylny komt uit 1928 en is pas afgelopen jaar vertaald naar het Engels.
Net als ik doet Oleksandr Mykhed sinds 2021 onderzoek naar de ‘Geëxecuteerde Renaissance’, ook wel ‘Rode Renaissance’ genoemd. Dit was een generatie Oekraïense schrijvers uit de jaren twintig en dertig. Ze richtten zich naar Europa en verzetten zich tegen proletarische Sovjetliteratuur, die onder druk stond van het Sovjetbewind. Velen van hen woonden samen in het door de Sovjets speciaal voor schrijvers gebouwde Slovo-huis (Huis van het woord) in Charkiv, de toenmalige hoofdstad van Sovjet-Oekraïne. Een groot deel van deze auteurs werd, na reeksen vervolgingen vanaf 1933, gedeporteerd en geëxecuteerd. In het jaar 1937, het hoogtepunt van Stalins terreur, werden deze schrijvers in showprocessen veroordeeld, naar de bossen van Sandarmokh gedeporteerd en daar, aan een naamloze weg ergens in het noordwesten van Rusland, doodgeschoten en in massagraven achtergelaten. Hier zijn enkele namen van auteurs die nooit bekend zouden worden in Europa, omdat de Sovjets andere plannen hadden: Mykhailo Kvylovy, Mykola Kulysh, Liudmyla Starytska-Cherniakhivska en Mykhailo Yalovy. Dit zijn er maar vier, maar het waren tientallen, honderden auteurs.
Een land met onderdrukt of verdwenen erfgoed, zoals Oekraïne, is makkelijker te vergeten
Oeuvre-repressie, in het verleden in gang gezet, verandert de koers van de toekomst. Golven van repressieve tijden deinen lang door. ‘Sovjet-Rusland was na de repressie de enige “bemiddelaar” tussen Oekraïne en de wereld’, zegt Mykhed. Door deze bemiddeling ontstond er wereldwijd vooral kennis over Russische literatuur. En door het ‘ontbreken’ van Oekraïense geschiedenis, ontstond er ook academische scheefgroei, legt Mykhed uit: ‘Je kreeg onderzoekscentra voor Russische en Oost-Europese studies, waar wetenschappers zaten met enkel Russisch georiënteerde bronnen. Dit waren Russischsprekende wetenschappers die niet geïnteresseerd zijn in het lezen van het werk van bijvoorbeeld Oekraïense historici of literatuurwetenschappers. Ze kenden geregeld alleen het Russische perspectief op bepaalde thema’s.’
Sinds de invasie brokkelt deze bias langzaam af, terwijl tegelijkertijd het gevaar dreigt dat het Russische narratief opnieuw dominant wordt en de geschiedenis zich herhaalt. Elk verhaal dat Russische oppressie bevestigt of Oekraïense soevereiniteit laat zien, moet worden vernietigd. Zo dook er eind april een verhaal op over de Oekraïense journaliste Viktoria Roshchyna, die onderzoek deed naar strafkampen achter het front, in bezette gebieden. Ze kwam zelf in zo’n kamp terecht en werd doodgemarteld. Haar lichaam werd teruggebracht naar onbezet gebied. Haar hersenen, ogen en strottenhoofd ontbraken.
Dat er een invasie nodig was om Oekraïne op de culturele kaart te krijgen, is bitter
‘Toen ik over de Rode Renaissance las, realiseerde ik me wat er zou kunnen gebeuren als Rusland [deze oorlog, red.] zou winnen’, zegt Mykhed. ‘Sinds de volledige invasie, zijn er al ongeveer 150 schrijvers vermoord. Ze zullen zeker intellectuelen executeren: leraren, schrijvers, docenten van de Oekraïense taal. Ze verbrandden al boeken en in Cherson plaatsten ze bijvoorbeeld een billboard met daarop een tekst van Poesjkin: “Rusland is hier voor altijd.”’
In Cherson werden niet alleen Poesjkin-billboards opgehangen; er werden ook Oekraïense schoolboeken verwijderd uit scholen en bibliotheken, Oekraïens als taal werd verboden en bustes van de Oekraïense nationale dichter Taras Shevshenko werden opgeblazen. In de stad Irpin, die in 2022 tijdelijk werd bezet door de Russen, zag ik tijdens een werkbezoek dat er een kogel door een buste van deze dichter was gejaagd, recht door zijn hoofd. De boodschap leek duidelijk: dood aan de Oekraïense nationale literatuur.
Geen grijstinten
Het dagboek van Mykhed, De taal van oorlog, windt er dan ook geen doekjes om: de vernietiging staat voor de deur en de onderdrukker is meedogenloos. Mykhed werkt met een afgekalfde woordenschat, staccato zinnen, niet-opgesmukte alinea’s, rauwe interviews en gejaagde stappen in de tijd. Dit alles maakt het boek scherp en overweldigend sterk. Ik vraag hem of deze oorlog de taal letterlijk in stukken breekt, zoals de wereldberoemde schrijver Victoria Amelina, die in 2023 overleed na gewond te zijn geraakt bij een raketaanval op de stad Kramatorsk, schreef in een gedicht: ‘… ik schrijf proza / maar de realiteit van de oorlog / vreet de interpunctie op / de samenhang van het thema / de samenhang / vreet hij op / alsof de taal / geraakt is door een granaat…’
In zijn antwoord spreekt Mykhed zoals hij in zijn dagboek schrijft: geen woord te veel, geen woord te weinig: ‘Wat ik met dit boek communiceer moet helder zijn. Het weerspiegelt de realiteit van deze oorlog. Er is geen grijs, het is zwart-wit. Je begrijpt wie de vijand is. Je begrijpt wat zuiver kwaad is. Je begrijpt wat genocide is. Echt, je hebt geen grijstinten nodig, dit is genocide. De Russen doden ons dagelijks met allerlei instrumenten: ze martelen, ze ontvoeren en ze elimineren. Ze plegen moorden. Ze plegen ecocide. Als je daarover schrijft, gebruik je geen grote metaforen. Geen alliteraties, geen onomatopeeën, niet van die ingewikkelde experimentele avant-garde dingen, want alles is verbrand en je probeert duidelijk te maken dat er alleen maar as is. Je kunt maar beter proberen te overleven en op zijn minst de basiswoordenschat van je leven en de basisinstrumenten die je hebt, behouden.’
Geen tijd voor fictie
Mykhed is twee schrijversgeneraties jonger dan Andrej Koerkov. Koerkov schreef al jaren dagboeken, sinds de volledige invasie heeft hij er al meerdere uitgeramd. Zijn laatste titel, Onze dagelijkse oorlog, heeft een andere toon dan het boek van Mykhed: het is rauw, verdrietig, maar soms ook ontzettend grappig. De stukken zijn vol, meanderend en rond. Zo is er bijvoorbeeld een tekst over het Museum van Levende Kwallen op het Onafhankelijkheidsplein in Kyiv, waar Oekraïense militairen gratis toegang toe hebben. Koerkov was eerst chagrijnig dat het particuliere museum in de plaats kwam van openbare toiletten, maar nu kan ook hij niet meer terug: dit is een sympathiek project.
Ik spreek Koerkov in Den Haag, waar hij eregast is bij literair Festival Winternachten. Op een hotelkamer schenkt hij zwarte thee in. Hij praat eerst honderduit over de demografische herverdeling van Oekraïne: binnenlandse vluchtelingen, Oekraïners die vertrokken naar het buitenland, en Oekraïners die, zoals hij, zijn gebleven. Net als in zijn dagboek trekt hij het breed: wat is de toekomst van zijn land, wat voor natie wordt het na de oorlog, welke politici zullen zichtbaar zijn? De vragen die ik over Oekraïense literatuur wil stellen, lijken bijna naïef. ‘Dat zijn ze misschien ook een beetje’, glimlacht hij vriendelijk.
Maar dan toch, wat heeft de oorlog met Koerkovs schrijven gedaan? Terwijl hij een slok zwarte thee neemt en mijn kopje naar me toe schuift, vertelt hij dat hij voorzichtig weer aan een roman werkt.
‘De laatste drie fictieboeken die ik schreef vóór 2022, gaan over de mysteries van Kyiv. Het zilveren bot gaat over het jaar 1919, over de tweede bezetting van Kyiv door de Bolsjewieken. Al is het een historische thriller; voor mij is de historische achtergrond belangrijker dan het plot. Ik probeer de echte gebeurtenissen altijd als decor neer te zetten: hoe was het leven toen, wat gebeurde er?’ Lange tijd werkte Koerkov niet aan een volgende roman; het voelde als blasfemie. Maar nu begint hij voorzichtig weer aan een boek waar hij drie jaar geleden, op 24 februari, mee stopte.
‘Het voelt alsof ik schrijf over de oorlog van vandaag. Er zijn zoveel parallellen: in 1919 was er van Russische kant dezelfde hoeveelheid geweld als we in 2022 zagen in Boetsja, hetzelfde soort geweld als in januari dit jaar, toen zes Oekraïense krijgsgevangenen onrechtmatig werden vermoord. Er is dezelfde haat voor alles wat Oekraïens is, hetzelfde wantrouwen. Dus, hm, ik verstop me voor de realiteit, terwijl ik mij tegelijkertijd niet verstop voor de realiteit, snap je? Ik verstop me in mijn fictie voor de thema’s van vandaag, al schrijf ik over dezelfde situatie, maar dan honderd jaar geleden. Daar voel ik me op mijn gemak, daar kan ik ermee omgaan.’
Gang zonder ramen
‘Voor mij hoort deze tijd bij non-fictie,’ vertelt Koerkov. En non-fictie schreef hij zeker: in het begin van de invasie schreef Koerkov honderden artikelen voor media overal ter wereld. Twee keer tijdens deze periode was hij mentaal gebroken en psychisch moe. Hij nam een pauze van welgeteld twee dagen. ‘Ik ging naar vrienden. Ik dronk whisky. Ik dronk wijn. Dit waren momenten waarop ik voelde dat ik uitgeput was, echt waar.’ Maar daarna kroop hij weer achter zijn bureau, in de gang van zijn huis, waar geen ramen zijn, zodat hij bij een bominslag niet direct geraakt zou worden door scherven.
Koerkov reist sinds 2022 de hele wereld over. Overal vertelt hij over Oekraïne. ‘Oekraïense kunst was aan het opkomen, we zagen het de afgelopen jaren’, zegt Koerkov. ‘Ook in het buitenland. Nu is het land natuurlijk nog even populair, maar wordt het op een bepaalde manier, door de oorlog, weer naar achteren getrokken, terug in de tijd.’ Na de eerste ‘inhaalslag’ die de wereld probeerde te maken om Oekraïne te leren kennen, zakte de aandacht in. ‘De lezers buiten Oekraïne hebben hun interesse in het land verloren. Ik kan het zien: in de boekwinkels zijn er geen tafels meer met boeken die alleen over Oekraïne gaan.’
‘Mijn boek gaat over de eerste dertien maanden van de invasie’, sluit Mykhed ons gesprek af vanuit zijn anonieme gang. ‘Dit zou de illusie kunnen wekken dat het sindsdien wel goed gaat hier. En het kan dat je, als je dit soort dagboeken in de verleden tijd leest, het gevoel hebt dat het ook verleden tijd is, dat dit verhaal al deel uitmaakt van de geschiedenis. Dit kan misleiden. Het is niet voorbij. Het gebeurt nog steeds. Deze oorlog gaat niet over Oekraïne. Het gaat over de mensheid. Dit gaat over orde en chaos. Over barbaren die de beschaafde manier van leven in stukken willen breken. Dit gaat over wreedheid tegen het leven zelf. Daarom is mijn boek in de tegenwoordige tijd geschreven.’