Actiejournalist Sander de Kramer: ‘Ik heb het DNA van Rotterdam: niet zeuren, lachen om te overleven’

We reizen de wereld rond, verzamelen verhalen en keren ermee terug naar huis. Welke plaatsen hebben een onuitwisbare indruk bij ons achtergelaten? De wereldkaart van, aflevering drie: ‘actiejournalist’, presentator, Chief Ouwe Dibbes Sander de Kramer (50). 

Sander de Kramer: ‘Ik was de bondscoach van Dakloos Oranje.’ Sander de Kramer
© Bart Hoogveld/ANP

Rotterdam

‘Ooit heb ik overwogen zo’n zeemanstatoeage te laten zetten, met een anker en een schip, weet je wel? Ik ben letterlijk aan de haven geboren. Machtig mooi. Ik ga nog regelmatig kijken hoe die joekels van schepen daar binnen komen varen en dan voel ik me echt Ketelbinkie, een straatschoffie uit Rotterdam. Ik was ook letterlijk een jongen van de straat toen ik me op mijn 23e ging inzetten voor de dak- en thuislozen. Ze hadden grote problemen, ik moest flink aan de bak, maar ik heb het DNA van de stad in mijn bloed: niet zeuren, aanpakken, opbouwen. Lachen om te overleven. Ik ontdekte al snel dat die gasten over dezelfde Rotterdamse humor beschikten: toen ik in 2000 het eerste daklozencafé had geopend, kwamen zij op het idee hun biljartclub “Weinig Keus” te noemen. Dat is toch geniaal?’ 

Graz

‘In 2003 werd het WK Daklozenvoetbal in het Oostenrijkse Graz gehouden en ik was de bondscoach van Dakloos Oranje… én buschauffeur én kok én van alles en nog wat want dit was het eerste, echte, grote toernooi. We behaalden brons. Het was één groot feest: ineens werden mensen die jarenlang met de nek waren aangekeken, omarmd, doodgeknuffeld en bewonderd. IJzersterke, jonge gasten tussen de 18 en 27 jaar oud. Er waren ook journalisten meegereisd en ik herinner me nog goed dat een verslaggever van NRC tegen me zei: “Joh, dit zijn toch helemaal geen daklozen?” Waarop ik antwoordde: “Kijk, nú zijn we er! Jullie denken bij een dakloze allemaal aan iemand die met een woeste baard en gaten in zijn kleren stinkend door de stad sjokt en uit vuilnisbakken eet, maar nee, er is een grote groep verborgen daklozen – er is sowieso veel verborgen armoede in de wereld – en dát hebben we hier voor het voetlicht kunnen brengen. Eén misstap, één uitglijer en je ligt in de goot. Door een bizarre speling van het lot kan je zomaar, buiten jouw schuld om, aan de andere kant van de streep komen te staan.” Die boodschap kwam aan. En die jongens – het hele team – zijn later allemaal goed terechtgekomen. Doet me nog steeds veel hoor, ja nou… Er is geschiedenis geschreven, daar, in Graz.’ 

© Blokplan

Sierra Leone 

‘Ik ging in 2007 naar Sierra Leone om daar een reportage over de gevolgen van de burgeroorlog te maken – nee, misschien moet ik eerst iets anders vertellen: mijn moeder heeft altijd gezegd dat ik mijn hart moest volgen. Het vuur zat al in me, maar zij heeft ervoor gezorgd dat het verder werd aangewakkerd. Ik ging als klein ukkepukkie mee naar een demonstratie bij De Doelen in Rotterdam van Native Americans die van hun land werden verjaagd omdat daar kostbare mineralen waren gevonden. Ik zag mensen onverschillig voorbijlopen en dacht: maar wíj staan aan de goede kant, wij knokken tegen onrecht. Het werd een rode draad in mijn leven. Ik ging fietswedstrijden organiseren in de straat, verkocht mijn knuffels op een kleedje voor de deur: allemaal voor het goede doel. Maar goed, waar waren we? Sierra Leone. Daar zag ik kinderen in diamantmijnen werken, weeskinderen die tijdens de burgeroorlog als baby’s waren achtergelaten en na de oorlog geronseld werden door louche diamanthandelaren die daar in Hummers rondreden. Ik kon het niet geloven; dat uitgerekend de duurste steentjes ter wereld, die we in het Westen in gouden ringetjes stoppen en aan elkaars vingers schuiven om de mooiste dag van ons leven te bezegelen, door doodongelukkige, kansarme kinderen onder afgrijselijke omstandigheden uit de grond werden gehaald… Ik wist meteen wat me te doen stond: die kinderen uit de mijnen halen en de wereld laten zien hoe een stel hufters zich gewetenloos verrijkte over de ruggen van de allerarmsten. Samen met Hugo Borst heb ik toen de Sunday Foundation opgezet. We hebben voor die mijnwerkertjes, maar ook voor de 14- en 15-jarige meisjes die op straat hun lichaam verkochten omdat ze niets te eten hadden, tientallen scholen laten bouwen. Ik werd in de districten Bo en Kambia benoemd tot Chief – Chief Ouwe Dibbes – en heb daar hutten staan waar ik helaas nooit kan blijven slapen omdat de plaatselijke maffiosi het, sinds we die kinderen uit de mijnen hebben gehaald, op mij gemunt hebben.’  

‘Eén kwartiertje lullen op tv en de donaties voor Oekraïne stroomden binnen. Schitterend, toch?’  

Cherson

‘Wendy, mijn vrouw, heeft het er wel eens moeilijk mee dat ik naar zoveel gevaarlijke landen afreis. Collega Frits Baarda noemde me ooit “actie-journalist”, dat is wel een goede omschrijving, vind ik. Voor mij is het vanzelfsprekend: ik lees hoe oorlogsslachtoffers in ­Oekraïne letterlijk in de kou zitten en stamp meteen de actie – “Kachels voor Oekraïne” – uit de grond. Het is niet om mezelf op de borst te roffelen, maar ik denk dat ik inmiddels veel krediet heb opgebouwd. Als mensen mij bij Op1 over die actie horen praten, denken ze misschien ook wel: die gozer heeft niet voor niets de Laurenspenning, de Majoor Boss­hardt Prijs en de Four Freedoms Award gewonnen (respectievelijk in 2009, 2013 en 2020, AV), als we hém steunen, komt dat geld vast goed terecht. Eén kwartiertje lullen op tv en de donaties stroomden binnen. We reden uiteindelijk met negenentwintig vrachtwagens, afgeladen met kacheltjes, naar Cherson. Schitterend, toch? Ik zal die eerste reis niet snel vergeten. Ten eerste werden we door de Russen beschoten. Dat doen ze expres, om burgers te intimideren en hulpverleners af te schrikken. Terwijl ik bij een oude vrouw met één been op bezoek ging, hoorde ik ­achter haar huis het mortiervuur afgaan. Het was een van de zwaarste beschietingen ooit. Wendy zag het op het Achtuurjournaal, maar kon mij niet bereiken omdat het telefoonverkeer was platgelegd. Ik vind het vreselijk haar zo bezorgd te maken, maar tegelijkertijd voel ik steeds weer die drang om iets te doen tegen dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. In zekere zin is dát misschien wel het lastigst: de onrust, het idee dat ik niet alles kan fiksen, hoe graag ik dat ook zou willen doen. Toch blijf ik optimistisch. Ik zeg nooit dat een situatie hopeloos is. Mensen zijn ook niet kansloos, maar kansarm en het is aan ons om ervoor te zorgen dat ze de mogelijkheid krijgen hun leven te ­verbeteren.’

Meer over dit onderwerp