‘Wie zijn vinger in zijn mond steekt‚ kan verwachten dat die nat wordt’

De chaos op het platteland in Zimbabwe als gevolg van de ‘versnelde landhervorming’ die blanke boeren van hun grond verjoeg‚ is niet voorbij. Bij Tendai Chifamba – ex-guerrillero‚ ex-oppositiekandidaat en bijna vermoord – werd zijn land ingenomen door een ándere zwarte boer. Een voorpublicatie.

Murewa – ‘Tofirei Chifamba? Dat is mijn broer’‚ zegt de Zimbabwaanse vijftiger die met kaarsrechte rug voor me staat‚ op zijn erf in de omgeving van Murewa‚ 100 kilometer ten oosten van hoofdstad Harare. De bomen en het veld achter hem‚ de ronde rotsheuvel van tientallen meters hoog die erachter oprijst: vagelijk herken ik het.

In 2000 was ik hier ook. Het waren de roerige tijden van de eerste landbezettingen‚ waarin aanhangers van president Robert Mugabe het land van blanke boeren kwamen opeisen en de eigenaars verjoegen. Twee blanke boeren en twee zwarte aanhangers van de oppositiepartij MDC waren net vermoord toen ik in gesprek raakte met achttien bezetters in een schamele tent‚ op het land van de Nederlandse tabaksboer Van Duren‚ tientallen kilometers hiervandaan.

De moorden gaven de landbezetters maar een slechte naam‚ zei Tofirei Chifamba‚ een lange man met blauwversleten baseballpet. ‘Wij beginnen nooit met geweld. Maar we reageren wel als mensen ons bestrijden. Als je je vinger in je mond steekt‚ kun je verwachten dat die nat wordt.’

‘Over een paar jaar ben ik rijk’

Later dat jaar zocht ik hem op bij Murewa op zijn la je grond van een halve hectare. ‘Zie je hoe weinig grond ik heb voor mijn gezin? Dáárom doe ik mee aan de landbezettingen’‚ legde hij uit. Ergens op de percelen van Van Duren lag 20 hectare grond op hem te wachten‚ wist hij. ‘Over een paar jaar ben ik rijk.’

De in 2000 begonnen landbezettingen‚ waarbij vierduizend blanke boeren werden onteigend en de landbouwproductie stilviel‚ veroorzaakten een economische crisis waarvan Zimbabwe nooit is hersteld. Zou Chifamba toch iets van zijn dromen hebben kunnen waarmaken? Zijn broer moet me teleurstellen: Tofirei is enkele jaren eerder aan aids overleden‚ en zijn vrouw daarna ook. ‘Iemand anders heeft vervolgens zijn land ingepikt.’

Ik geef hem een groepsfoto‚ gemaakt in 2000 op het land van Van Duren. Chifamba wijst zijn broer aan op de achterste rij‚ met blauwe pet. Dan trekt hij een gezicht vol walging‚ als hij een ander gezicht herkent. ‘Ai… Deze man hoop ik nooit meer te zien. Hij was berucht. Hij martelde aanhangers van de oppositie door brandend plastic op hun huid te druppelen.’

Anders dan zijn broer is Chifamba geen aanhanger van de regeringspartij ZANU-PF van Robert Mugabe. Begin jaren tachtig wel‚ toen hij in het leger ging. Maar hij kreeg genoeg van de ‘hebberige’ politici. ‘Toen ik in 2007 uit het leger kwam‚ had ik dat al‚ maar ik hield het voor me. Omdat ik ex-militair was‚ dachten de meeste mensen in mijn omgeving dat ik voor ZANU-PF was. Dat gaf rust.’

Rotswand

Wil ik de grot in de buurt misschien zien‚ vraagt Chifamba ineens. Zo begint een lange wandeltocht in de hitte‚ steil omhoog wandelend langs een schaars begroeide rotswand. Op de top wijst hij naar een grote rotsheuvel verderop. ‘Onder aan dat pad is het lijk van de boer David Stevens gevonden’‚ zegt hij.

Stevens was in 2000 het eerste blanke slachtoffer van de gewelddadige landbezettingen. De economische neergang die volgde‚ vergrootte de populariteit van de oppositiepartij MDC van Morgan Tsvangirai. In 2008 besloot Chifamba campagne te voeren voor die partij. Maar hij had de gevaren ervan onderschat. Na de eerste ronde van de verkiezingen rolde een golf van geweld over het land‚ met ZANU-PF-knokploegen die aanhangers van de MDC kwamen ‘straffen’ voor hun steun‚ om de winst van president Mugabe in de tweede ronde zeker te stellen. Zeker 190 aanhangers van de MDC kwamen dat jaar om door verkiezingsgeweld.

Hinderlaag

Op een dag zag Chifamba mensen langs de weg die autopech leken te hebben. Hij stopte. Maar het was een hinderlaag. ‘De mannen bij de auto begonnen keihard op me in te slaan en te schoppen. Op een gegeven moment hield ik me dood. Dat had ik in het leger geleerd: niet meer reageren‚ hoe erg de pijn ook is. “Laten we zijn lichaam met stenen verzwaren en in de dam gooien”‚ zei een van hen. “Ach‚ al die moeite”‚ zei een ander. Dankzij diens luiheid heb ik de aanval overleefd. Ik vluchtte naar Zuid-Afrika‚ waar ik me veertien maanden gedeisd hield.’

Als we Zimbabwe zouden verlaten, zou je de landbezetters het gevoel geven dat ze hadden gewonnen.

We lopen verder‚ dalen iets af en bereiken de ‘grot’‚ in feite een gewelf onder een huizenhoge‚ overhangende rotswand. Juist die rotswand imponeert: ik zie overal duizenden jaren oude grottekeningen – olifanten‚ koedoes‚ antilopen – gemaakt door de San‚ die in Zimbabwe leefden voordat andere volkeren hen verdreven naar het zuiden.

Vroeger kwamen hier veel toeristen‚ zegt Chifamba. Sinds Murewa synoniem was geworden voor politiek geweld‚ bleven ze weg en raakte de toegang naar de grot overwoekerd.

Verrader

De grot heeft een onbekende‚ lugubere geschiedenis‚ vertelt Chifamba: in 2000 werden twee blanken in elkaar geslagen en in de grot gedumpt. ‘Een neef van me heeft ze gevonden en gered. Later kreeg hij grote problemen met ZANU-PF-knokploegen‚ die hem een verrader noemden. Hij kon zich eruit praten‚ hij zei niet te weten dat het blanke boeren waren‚ dat hij alleen wilde helpen. Gelukkig lieten ze hem verder met rust‚ misschien omdat hij zo jong was.’

Dan begint Chifamba te vertellen over eind jaren zeventig‚ toen híj een tiener was. Zimbabwe heette nog Rhodesië en hij groeide op met een grote afkeer van blanken. ‘Mijn opa en mijn vader hebben altijd geweigerd op hun boerderijen te werken’‚ vertelt Chifamba. ‘Wat ik haatte was de racistische taal van de blanke bazen en hoezeer ze je leven controleerden. Vrijwel niemand in onze omgeving wilde er werken‚ vandaar dat de blanken hun arbeiders vooral uit Malawi haalden.’

Wat ik haatte was de racistische taal van de blanke bazen en hoezeer ze je leven controleerden.

Halverwege de jaren zeventig sloot Chifamba zich aan bij guerrillastrijders‚ die tegen de Rhodesische troepen vochten‚ hij was pas 14. Hij droeg granaten‚ en landmijnen die de guerrillero’s onderweg plaatsten. Het ging ze er vooral om ‘de hearts and mindste veroveren’ van de bevolking‚ zegt hij. Eerst gingen ze langs bij de traditionele leiders‚ om uit te leggen waarom ze tegen de regeringstroepen vochten. ‘We vertelden over de komst van de veroveraar Cecil Rhodes in de negentiende eeuw‚ aan wie het land zijn naam dankte‚ en de missionarissen met de bijbel‚ die kwamen om ons volgzaam te maken. Over hoe we werden gekolonialiseerd‚ hoe ze ons land afpakten.’

Liederen

Als de chiefs hun na drie weken welgezind bleken te zijn – ‘je moet dat laten bezinken’ – kwamen ze terug om de dorpelingen toe te spreken. Zo’n bijeenkomst begon met liederen over de kolonisatie‚ in een vorm die aansloot bij de traditionele manier van zingen.

‘Daarna nam een goede spreker het woord. Eerst riep hij slogans: “Weg met het kolonialisme‚ weg met het imperialisme‚ leve de vrijheid. Leve de macht van het volk. De macht van het volk‚ die zit… in jou!”’ Breed lachend wijst Chifamba op mijn borst‚ terwijl zijn woorden door het gewelf galmen. Zo wezen ze de dorpelingen erop dat ze hun lot in eigen hand moesten nemen.

‘Daarna‚ als het dorp van ons was‚ konden we er voedsel krijgen of geld. Of als we er een hinderlaag voor het leger wilden leggen‚ konden we de dorpelingen vragen het dorp te verlaten. Dan gingen wij mijnen leggen.’

‘We komen terug, snijden je ballen af en laten je achter om te sterven’, zeiden de kwelgeesten als afscheid.

Hij zal sommige aspecten van de bevrijdingsoorlog wel missen‚ zoals de saamhorigheid‚ opper ik als we teruglopen. Maar nee. ‘Ik leefde vijf jaar in spanning. Voor het contact met de dorpelingen gold: vertrouw niemand iedereen kan een verrader zijn. Ook ik moest mezelf de hele tijd bewijzen. Steeds was ik bang te worden gezien als spion‚ als informant van de Rhodesische troepen.

Maanden later lukt het me een van de twee blanke boeren op te sporen die in de grot waren achtergelaten. Het is Stuart Gemill‚ destijds 29 jaar. Met de boer Ian Hardy achtervolgde hij de ontvoerders van David Stevens‚ in de hoop hem te redden‚ vertelt hij via Skype. In plaats daarvan namen agressieve ‘oorlogsveteranen’ hem en Hardy gevangen en brachten hen naar de grot. ‘Ze sloegen en schopten ons en bonden ons vast.’

Struikgewas

Enkele uren later vertrokken hun kwelgeesten. ‘We komen terug‚ snijden je ballen af en laten je achter om te sterven’‚ zeiden ze als afscheid. Hardy en Gemill wisten zich los te wringen‚ konden de grot verlaten en zich verstoppen in het dichte struikgewas.

Na twaalf uur durfden ze hun schuilplaats te verlaten om water te drinken uit een plas onder aan de rots. Daar zag ‘een jonge boer‚ een twintiger’ hen‚ die zonder iets te zeggen weer vertrok om de politie te waarschuwen. Dat was de neef van Chifamba. Een politiewagen bracht de twee daarna in veiligheid.

Hardy en Gemill werden ook van hun boerderij verjaagd. Hardy vertrok naar Australië met zijn gezin. Gemill bleef in het land en werkt bij een ingenieursbureau in Harare. ‘Ik heb overwogen te emigreren. Maar wat mij is aangedaan‚ is een hate crime van een paar Zimbabwanen‚ niet van allemaal. Bovendien: als we zouden vertrekken‚ zou je ze het gevoel geven dat ze hadden gewonnen.’

Landroof

Ook Tendai Chifamba deed ervaring op met landroof. Het land van de ‘blanke’ boerderijen in de buurt is verdeeld onder streekgenoten. In 2004 pachtte hij zo’n stuk herverdeelde grond van een bejaarde zwarte vrouw‚ waarop hij vijf hectare tabak verbouwde. Tien jaar ging het goed. Maar in 2014 dook een man op die zijn land innam, zwaaiend met een vageoffer letter‚ het regeringsdocument dat de houder een bepaald perceel toewijst. ‘Misschien zijn mensen in die omgeving erachter gekomen dat ik kandidaat was voor de MDC en dat ze me daarom kwijt wilden’‚ zegt hij.

Een gang naar de kantonrechter was tevergeefs: in het vonnis verwees hij Chifamba door naar een hogere rechter‚ alsof hij zijn vingers niet aan de ‘politieke’ zaak wilde branden. Het frustreert hem: hij zag het perceel als zijn pensioen. ‘Ik ben 54‚ ik kan niet snel iets nieuws beginnen.’

Volgens een advocaat in Harare zou hij zijn zaak bijna zeker winnen: het pachtcontract van de eigenares deugt. Maar het griffiegeld is erg hoog. ‘Pas als er een andere politieke wind gaat waaien‚ wordt de rechtspraak eerlijker’‚ zegt Chifamba. Met onverbeterlijk optimisme zegt hij dit te zien gebeuren na de verkiezingen van 2018. ‘Dan stap ik weer naar de rechter.’

 

Dit is een bewerkt fragment uit We moeten gaan. Nederlandse boeren in Zimbabwe van Wordt Vervolgd-redacteur Marnix de Bruyne  (Podium‚ 392 p.‚ € 25‚00)