Eduard Nazarski: ‘We kunnen niet alleen maar zeggen wat er fout is’

Eduard Nazarski, sinds 2006 directeur van Amnesty Nederland, blikt terug op de Nederlandse Amnesty-geschiedenis. En kijkt vooruit.

© Karen Veldkamp

‘Toen ik pas bij Amnesty was, viel me op met hoeveel trots en liefde vrijwilligers, bestuursleden en betaalde krachten over hun organisatie vertelden. En ook hoe graag ze discussieerden. In de jaren zeventig en tachtig was er in Nederland een vruchtbare voedingsbodem voor internationale solidariteit, rechtvaardigheid en mensenrechten. Amnesty speelde daar creatief op in.

Op 18 april 1968 wordt de Nederlandse afdeling opgericht.

In 1974 noemde de hoofdredacteur van De Tijd, Arie Kuiper, lid worden van Amnesty als “het elfde gebod”. In 1976 kreeg Amnesty de Geuzenpenning, het jaar daarop kwam de Nobelprijs voor de Vrede. En toch was Amnesty niet alleen maar onomstreden.

1976. Bij de toekenning van de Erasmusprijs aan Amnesty dreigt prins Bernhard, de regent van het fonds, met een veto: Amnesty zou een politieke organisatie zijn. Op 17 september krijgt Amnesty alsnog de prijs, in aanwezigheid van Beatrix en Claus, maar zonder koningin Juliana en Bernhard.

Premier Lubbers wilde in 1984 niet aanwezig zijn bij de opening van Amnesty’s campagne tegen martelen. Dat was politiek nog een beetje riskant. Maar we hadden de wind mee van enkele spraakmakende politici die mensenrechten hoog hadden zitten, onder wie Max van der Stoel. Decennia later merkte ik in Griekenland hoe hij werd gewaardeerd voor zijn inzet voor gevangenen tijdens het kolonelsbewind (1967-1974). Hoe men zich hem in Tsjechië herinnert als de bewindsman die in 1977 dissidenten ontmoette. Jaren later gingen Van der Stoel en Peter Kooijmans, allebei oud-minister van Buitenlandse Zaken, mee toen actiecoördinator Anneke Bosman en ik een bezoek brachten aan de ambassade van Sudan. Tekenend was hun bescheiden opstelling. Toen ik hun vroeg hoe ze het gesprek wilden openen zeiden ze: “Begint u dat maar, wij zijn hier als lid van uw delegatie.”

Op initiatief van de Nederlandse afdeling komt er in 1982 een internationale thema-actie tegen ‘verdwijningen’ en politieke moorden.

We hebben tientallen grote organisaties opgericht of helpen oprichten. VluchtelingenWerk en Movies that Matter zijn prominente voorbeelden, maar we gaven ook de aanzet tot organisaties voor onder meer medisch onderzoek van asielzoekers, voor kunstenaars, advocaten, familieleden van verdwenen mensen, Chinese schrijvers, activisten in Zimbabwe.

In maart 1988 roepen 25 landelijke organisaties gezamenlijk de regering en het parlement op tot verbetering van het vluchtelingenbeleid. Amnesty doet de aftrap van deze estafette-campagne. Het aantal gemeenten dat vluchtelingen opneemt stijgt van 169 naar 602.

Een van de hoogtepunten voor de mensenrechten, én Amnesty International, lag ongetwijfeld in 1998. Het jaar dat Pinochet werd gearresteerd in Londen, dat het Internationaal Strafhof werd toegewezen aan Den Haag en dat Amnesty Nederland in de tv-actie De Uitdaging 3 miljoen handtekeningen verzamelde als steun aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Wereldwijd haalde het totale aantal handtekeningen dat werd aangeboden aan de Verenigde Naties, 13,5 miljoen, het Guinness Book of Records.

1990. In de wervingscampagne ‘Hoe ver moet het komen voordat u eindelijk lid wordt?’ staan onder anderen Johnny Kraaykamp en Astrid Joosten op campagnefoto’s geportretteerd als mishandelde gevangenen.

Koen Koch schreef toen waarschuwend in Trouw: “Amnesty heeft de mensenrechten gedepolitiseerd, ze zijn bijna zo vanzelfsprekend als het weer geworden.” Kritiek was er trouwens altijd. We hebben nooit alleen maar meegelift op waardering, we waren ook tegendraads.

De executie van Ken Saro-Wiwa in 1995 in Nigeria leidt tot intensieve druk op Shell, dat daarop besluit de Universele Verklaring in de bedrijfsbeginselen op te nemen.

In deze eeuw, na de aanslagen van 11 september 2001, is er rondom de mensenrechten hardere discussie gekomen. Misschien hebben we te lang verondersteld dat het allemaal wel goed zat met het bewustzijn van mensenrechten in Nederland. Maar uit onderzoek bleek dat scholieren hoegenaamd geen kennis en besef ervan hadden. Toch wilde de regering toen nog geen mensenrechteneducatie in het curriculum opnemen.

Popfestival Pinkpop vraagt in 2004 aandacht voor de honderden onopgeloste moorden op vrouwen in Mexico. De Mexicaanse ambassadeur biedt namens haar regering excuses aan. Honderd prominente vrouwen ontbijten op 10 december in Felix Meritis in Amsterdam in het kader van de campagne ‘Stop geweld tegen vrouwen’.

Vreemdelingen, asielbeleid, terreur – dat zijn kwesties die mensen vaker aan het twijfelen brengen over mensenrechten. De kritiek op organisaties is alom toegenomen. Ik krijg als directeur nu andere vragen dan mijn voorgangers: wat bereiken we, hoe onpartijdig zijn we, hoe besteden we ons geld en wat verdient de directeur?

2010. Amnesty Nederland discussieert over de vraag of het zich ook moet inzetten voor sociaaleconomische rechten, internationaal was dat al in 2001 besloten.

Ik zie de discussies als een verlengstuk van de passie voor mensenrechten die de achterban heeft. Gepassioneerde mensen vinden ook vaak dat het op hún manier moet gaan. Dus is men kritisch, zowel intern als extern, heeft men de neiging elkaar de maat te nemen. In vroegere jaren had Amnesty haar “mandaat”, als een soort heilige graal.

Onder een oproep voor betere en vooral minder vreemdelingendetentie in Nederland komen in 2013 90.000 steunbetuigingen.

Het beleid verbetert, maar heel langzaam.

Nu hebben nationale afdelingen meer eigen initiatief, er is een veel grotere rol voor plaatselijke mensenrechtenverdedigers, onderzoek en campagnes sluiten nauwer aan bij wat mensen in een bepaalde regio van de wereld belangrijk vinden. Als het onrecht nieuwe gedaanten aanneemt, vinden we nieuwe actiemethoden. Zoals we begin jaren zeventig bliksemacties bedachten tegen marteling en executie.

2015. Nieuwe onderwerpen zijn onder meer de vluchtelingen die massaal naar Europa worden gedreven. En de inperking van burgerrechten, de ‘krimpende ruimte voor het middenveld’ in tientallen landen, ook dichtbij zoals in Hongarije en Polen.

We pakken niet zomaar elk onderwerp aan en moeten dat ook niet doen. De media, politieke partijen, belangengroepen, ze willen allemaal graag Amnesty’s mening over euthanasie of abortus, over klimaatverandering, over prostitutie, over een quotumbeleid voor vrouwen. Het zijn complexe kwesties. We moeten onderzoek doen, deskundigen aantrekken, en vooral ook vaststellen wat we aan het werk van andere organisaties toe te voegen hebben.

In 2016 komt er een bankenconvenant, waarbij veertien banken afspreken met ministeries, Amnesty, Oxfam en PAX dat ze verantwoordelijkheid nemen voor het tegengaan van mensenrechtenschendingen door bedrijven waaraan leningen verstrekt worden. Eerder zijn de Eerlijke Bankwijzer (2009) en Verzekeringswijzer (2013) tot stand gekomen.

Ik heb in de loop der jaren geleerd dat de kern van werken voor mensenrechten bestaat uit twee dingen: werken vanuit het intuïtief gevoel van rechtvaardigheid en, ten tweede, goed kunnen beredeneren hoe het zit met menselijke waardigheid en hoe die aangetast wordt. Ons belangrijkste woord was heel lang “vrijheid”, maar we zien meer en meer hoe dat woord wordt gekidnapt door populisten en anderen die vrijheid voor zichzelf vragen ten koste van anderen. Wat mij betreft is “waardigheid” een sleutelwoord in mensenrechten. Mary Robinson, oud-Hoge Commissaris voor Mensenrechten, legde me dat ooit uit: in de Universele Verklaring staat waardigheid bewust vóór rechten. Vanuit de waardigheid werken we niet alleen tegen ernstige schendingen, we nemen ook deel aan het vervolg: de verantwoordelijkheid, de erkenning van het leed van mensen, het herstel van rechtsstaat en vertrouwen.

2017. De Schrijfmarathons op 10 december, internationale Mensenrechtendag, zijn uitgegroeid tot een fenomeen. In 2013 vond de eerste Schrijfmarathon plaats, toen op 160 locaties in Nederland. In 2017 waren dat 600 locaties, en er werden 170 duizend brieven geschreven voor gevangen en bedreigde mensen.

Mensenrechtenorganisaties wordt nogal eens verweten dat ze alleen maar staan voor de beginselen en niet voor de verantwoordelijkheid. Ik denk dat in het nemen van een bredere verantwoordelijkheid de toekomst van het mensenrechtenwerk ligt. We kunnen niet alleen maar zeggen wat er fout is, we moeten ook aangeven hoe het dan wél moet. Twee grote uitdagingen zijn er: mensenrechtenschendingen verschijnen in nieuwe gedaanten en de mensenrechten zelf zijn minder vanzelfsprekend. We moeten mobiliseren en organiseren, dat wil zeggen zoveel mogelijk mensen betrekken, en tegelijkertijd degenen vinden en steunen die langdurig betrokken willen zijn. Alles gebeurt omdat mensen zich inzetten. Ik geloof niet in de “spontane massa”, ik geloof in initiatieven die klein beginnen.

In februari 2018 zijn er in 47 Europese steden betogingen tegen uitzetting van Afghaanse asielzoekers. Drie vrouwen in Utrecht waren de initiatiefnemers.

Amnesty’s bliksemacties hebben voor misschien wel tienduizend mensen verschil gemaakt. Voor honderdduizend individuele slachtoffers heeft het, naar ik hoop, verschil gemaakt dat we hen bij naam noemden in rapporten. Marteling is teruggedreven, de doodstraf nog veel meer, er is een wapenhandelverdrag, er zijn wereldwijd werkelijke verbeteringen voor vrouwen en lhbt’ers, racisme is veel minder acceptabel geworden. Voor Amnesty’s werk geldt dat “de noodzaak blijft”, zoals het motto bij onze twintigste verjaardag luidde. Maar dat werk doen we met hoop en vastberadenheid, niet met pessimisme.’