Arnon Grunberg
© Jitske Schols

Vuur – column van Arnon Grunberg

Woede en verontwaardiging zijn instrumenten om sociale veranderingen mee teweeg te brengen. Geen revolutie zonder deze ingrediënten, al wil dat niet zeggen dat overal waar woede en verontwaardiging opduiken de revolutie begint.

Toen de zwarte, vrouwelijke tennisspeler Serena Williams recentelijk boos werd op een scheidsrechter, ging een deel van de discussie na afloop over de woede van de (zwarte) vrouw en het onbegrip dat zij daarmee over zich zou afroepen.

Bij de reëel bestaande machtsverschillen tussen man en vrouw horen de clichématige eisen die aan man en vrouw worden gesteld: een vrouw hoort niet boos te worden en vermoedelijk heeft een zwarte vrouw nog minder recht op woede dan een witte. Dat laat onverlet dat het onduidelijk is hoe we woede moeten beoordelen. Dat boosheid begrijpelijk en misschien ook een mensenrecht is, betekent nog niet dat de effecten van woede altijd positief zijn. Terecht werd in The New York Times gesteld dat de aanhangers van extreemrechts ook door woede gedreven zijn.

Woede gaat samen met sociale veranderingen, maar moet als wapen spaarzaam worden ingezet

Polarisatie kan begrepen worden als de ene woede die op de andere stuit, waarmee niet gezegd is dat het gelijk in het midden ligt, wel dat het vuur van de woede ook voor destructie kan zorgen. Een open deur, maar in tijden waar het heilige vuur van woede door zoveel mensen wordt aanbeden, is het goed deze deur nogmaals in te trappen.

En nog een open deur, helaas moet die worden ingetrapt: woede is onmacht. Onmacht an sich is geen deugd. De peuter is betrekkelijk onmachtig tegenover zijn ouders, maar dat betekent niet dat hij gelijk heeft omdat hij onmachtig is.

De volwassene die zich onmachtig voelt, zal vermoedelijk aan die onmacht willen ontsnappen – de vraag blijft welke middelen hem daarbij het beste helpen. En er is verschil tussen individuele onmacht (mijn partner begrijpt me niet) en structurele, door maatschappij, cultuur en politiek veroorzaakte onmacht, denk aan rassendiscriminatie, de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, geopolitieke onmacht – iemand die in Afghanistan leeft, heeft allicht reden zich structureel onmachtig en onveilig te voelen en ziet in migratie een middel om aan die toestand een einde te maken. De onmacht van werknemers moet hier evenmin worden vergeten, de sociaal-democratie en het communisme waren de gelukkige en minder gelukkige gevolgen van onvrede met die onmacht.

Tot slot moet worden benadrukt dat zelfs onder ideale omstandigheden het individu betrekkelijk onmachtig blijft; Obama mijmerde er graag over dat ook de president van de VS betrekkelijk onmachtig is.

Woede en verontwaardiging gaan allicht hand in hand met sociale veranderingen, maar als wapen moeten ze uiterst spaarzaam worden ingezet. Woede en verontwaardiging zijn geen argumenten. De gedachte dat macht ongevoelig is voor argumenten en alleen met blinde tegenmacht kan worden gebroken, herbergt het gevaar dat uiteindelijk slechts het ene exces door het andere wordt vervangen.

Wordt Vervolgd, nov. 2018