Arnon Grunberg
© Merlijn Doomernik

Rechtvaardigheid

De Franse filosoof Jacques Derrida schreef: ‘Is het ooit mogelijk te zeggen: ik weet dat ik rechtvaardig ben? Ik zou willen tonen dat een dergelijke zelfverzekerdheid in wezen onmogelijk is.’

Mensen willen graag rechtvaardig zijn‚ op zijn minst zo overkomen‚ een enkele psychopaat uitgezonderd. Zelfs de gemiddelde crimineel zal er strikte opvattingen over rechtvaardigheid op nahouden. Dat die opvatting niet overeenstemt met het Wetboek van strafrecht is in zijn ogen een detail.

Sociaal verkeer is gebaseerd op vertrouwen‚ en vertrouwen kan niet bestaan zonder ideeën over rechtvaardig- en onrechtvaardigheid. Er zit een diep verlangen naar rechtvaardigheid in mensen; tegelijkertijd hebben wij de neiging het rechtvaardige en ons eigen voordeel met elkaar te verwarren. Derrida waarschuwt om niet al te makkelijk overtuigd te zijn van de eigen rechtvaardigheid. De verleiding is immers groot het eigen gedrag te rechtvaardigen.

De verschillende opvattingen over wat een goede samenleving is gaan over verschillende opvattingen over rechtvaardigheid. Dikwijls over de vraag wie wij rechtvaardigheid verschuldigd zijn. Denk aan de debatten over migratie. Ons rechtvaardigheidsgevoel gaat gepaard met de behoefte de overtreders terecht te wijzen en te straffen.

 

Wij verwarren rechtvaardigheid met onze sadistische neigingen

Nadrukkelijk stelt Derrida dat recht niet zonder geweld kan‚ wij hebben immers machten nodig die de wetten afdwingen. Als de mensen zich vrijwillig aan de wetten zouden houden en het consequente pacifisme mogelijk zou zijn‚ zouden er geen wetten meer nodig zijn.

Om te voorkomen dat het gezag zelf zich onwettig gedraagt‚ zijn er diverse veiligheidsmechanismen in het rechtssysteem ingebouwd – er is de zogenaamde scheiding der machten‚ en in principe staat niemand boven de wet. In Nederland ook niet de volksvertegenwoordigers of de premier.

Maar de publieke opinie‚ door middel van bijvoorbeeld traditionele en sociale media‚ heeft zichzelf een corrigerende en bestraffende functie toegeëigend. Nu kun je zeggen dat persvrijheid neerkomt op het controleren van gezagsdragers‚ de overheid‚ het bedrijfsleven‚ kerkelijke instituten‚ oftewel de powers that be. Persvrijheid zonder de mogelijkheid om het gezag en gezagsdragers te controleren én te corrigeren is geen persvrijheid.

Deze corrigerende functie is meer en meer verworden tot een bestraffende functie‚ en aangezien de publieke opinie geen gevangenis- of taakstraffen kan uitdelen‚ bestaat de straf uit publieke vernedering.

Nu zullen allicht sommige (machtige) figuren die deze behandeling ten deel is gevallen dat ook verdiend hebben. Het blijft een onprettig idee dat straf en vernedering niet losgekoppeld kunnen worden.

Problematisch is het dat ons rechtvaardigheidsgevoel in praktijk te vaak neerkomt op het vernederen van hen die een misstap hebben begaan. Wij verwarren rechtvaardigheid met onze sadistische neigingen. Dat zou iedereen die in rechtvaardigheid geïnteresseerd is een paar slapeloze nachten moeten bezorgen.