Oorlogsmisdadiger met spijt

Nooit eerder speelde een verdachte bij een internationaal hof zo’n belangrijke rol als Milan Babić bij het Joegoslavië-tribunaal. Gedreven door berouw beschreef de Servisch-Kroatische ex-president gedetailleerd de etnische zuiveringen. Zelf ging hij eraan onderdoor: in 2006 pleegde hij zelfmoord. Portret van een ideale verdachte.

Een ‘etno-egoïst’‚ iemand die uitsluitend geïnteresseerd was in de belangen van zijn eigen volk. Zo beschreef de Servisch-Kroatische politicus Milan Babić (1956-2006) zijn eigen betrokkenheid bij de oorlogsmisdrijven‚ waarvoor hij in 2004 terechtstond bij het Joegoslavië-tribunaal. Hij kreeg dertien jaar cel.

Babić was een van de weinige verdachten die oprecht spijt hadden van de etnische zuiveringen in Kroatië begin jaren negentig. Zijn getuigenis over de gebeurtenissen is van onschatbare waarde geweest voor andere processen van het tribunaal. Maar voor hemzelf was de waarheid die tijdens het proces naar boven kwam uiteindelijk ondragelijk.

Babić was tandarts. Hij kwam uit een gerespecteerde familie en was een gezien burger in het Kroatische Knin waar tot eind jaren tachtig Serviërs en Kroaten vredig naast elkaar woonden. In 1990 sloot hij zich aan bij de nationalistische Servische Democratische Partij (SDS): hij voelde zich onzeker over de toekomst van de regio en bekommerde zich over het lot van de Servische minderheid onder het nieuwe regime van president Tudjman. Hij bracht het tot voorzitter van de partij en later tot president van de door de Serviërs uitgeroepen onafhankelijke Servische Republiek‚ dat eenderde van het Kroatisch grondgebied besloeg. Babić had regelmatig contact met het regime van de Servische president Slobodan Milošović dat de Serviërs in Kroatië steunde en van wapens voorzag.

Als president was Babić medeverantwoordelijk voor de politiek van etnische zuiveringen onder de niet-Servische bevolking‚ waarbij 15 duizend doden vielen en bijna 250 duizend burgers uit hun woongebied werden verdreven. Uit de processtukken blijkt dat Babić zich grote zorgen maakte over het toenemende geweld dat in zijn naam werd gepleegd. Hij ondernam pogingen het te stoppen‚ sprak zich uit voor overleg met de Kroatische regering en stond open voor een door de internationale gemeenschap geformuleerde vredesregeling. Maar extremisten binnen zijn eigen partij waren in de meerderheid en ondanks zijn grote weerzin bleef Babić meewerken aan de organisatie en de uitvoering van etnische zuiveringen. Tegenover de aanklager van het tribunaal verklaarde hij dat hij bang was ‘zijn politieke invloed’ te verliezen en ‘geïsoleerd te raken’. Hij was ‘bezweken voor zijn eigen ijdelheid’ en verslaafd geraakt aan de macht en het aanzien dat hij had verworven.

Inzicht

Babić had zich in 2003 vrijwillig bij het tribunaal gemeld‚ nog voordat er een aanklacht tegen hem was uitgevaardigd. Voor de aanklagers was hij niet alleen een ideale verdachte maar ook een belangrijke getuige. Babic´ verschafte hun veel inzicht in de oorsprong en het mechanisme van het massale geweld in de vroege jaren negentig. Zijn verklaringen laten zien hoezeer het handelen van die tijd gestuurd werd door de omstandigheden en door de Servische propaganda‚ maar zeker ook het resultaat was van individuele afwegingen.

Babić trad op als getuige in de zaak tegen Milošević en later tegen zijn voormalige naaste collega‚ Milan Martić‚ de beruchte politiechef van Knin. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Hij en zijn gezin werden bedreigd en geïntimideerd.

In 2006 pleegde hij zelfmoord in zijn cel in Scheveningen. De aanklagers en ook Babić’ advocaat hadden al tijdens het proces beschreven hoe hij gebukt ging onder schuldbesef. Samenwerken met het tribunaal moest Babić helpen achter de waarheid te komen over wat zich in ex-Joegoslavië had afgespeeld‚ maar vooral ook over zijn persoonlijke motieven. Toen hij zich meldde bij het tribunaal‚ was dat de enige plek op aarde waar hij voor zijn gevoel nog terechtkon. Dankzij het tribunaal is zijn verhaal nu bekend.