Na tienen wordt het stil in Adhamiya

Tienduizenden soennitische Irakezen zijn naar Bagdad gevlucht‚ als gevolg van de strijd tegen Islamitische Staat en uit angst voor wraakacties door sjiitische milities. Wie kan‚ vestigt zich in het soennitische Adhamiya. Minka Nijhuis bezocht oude bekenden in de ommuurde wijk. Huisarts Omar: ‘Veiligheid? Die is er nog steeds niet.’

Het ruime huis in Adhamiya‚ een historische wijk van Bagdad ten noorden van het centrum‚ is als vanouds een zoete inval. Op de keukentafel staan schalen met baklava‚ dadels‚ en chocola voor bezoekers. Uit de oven geurt appeltaart en op het fornuis kookt theewater. Kinderen rennen door de gangen.

Te midden van de drukte doet Omar*‚ de heer des huizes‚ een middagdutje na een vroege dienst in het mortuarium en om fris te zijn voor een lange avond in zijn privépraktijk. De conversaties zijn minder huiselijk van sfeer. Echtgenote Nadjwa bespreekt met een aangeschoven vriendin de recente offensieven vanuit het regeringskamp tegen Islamitische Staat en hun medestanders‚ die nu grote delen van Irak beheersen. Ze trommelt geërgerd op het plastic tafelkleed terwijl ze vertelt over een nieuw filmpje op Facebook‚ waarin een soennitische man die met Islamitische Staat zou hebben meegevochten‚ levend wordt verbrand door sjiitische veiligheidstroepen. De bewoners van het overwegend soennitische Adhamiya hebben de beelden driftig aan elkaar doorgestuurd. Nadjwa betwijfelt of het filmpje echt is. Toch laat ze zich meeslepen door haar woede over de brute moord. ‘Als dit waar is‚ dan zijn degenen die dit doen geen haar beter dan IS. Waar is het bewijs dat die man schuldig is? Laat een rechter dat bepalen.’

Ze tiert nog even door over de tienduizenden overwegend sjiitische strijders binnen het Iraakse veiligheidsapparaat‚ die een prominente rol spelen in de gevechten en bekendstaan als Hashad al-Shaabi (Uit het volk gemobiliseerde eenheden). Velen van hen zijn voormalige milities die het tijdens de burgeroorlog van 2005 tot eind 2007 vooral op soennieten hadden voorzien. ‘Eerst hadden deze groepen geen officiele status‚ maar nu zijn ze machtiger dan het leger. Ze gedragen zich alsof ze boven de wet staan’‚ zegt Nadjwa met een nijdige hoofdbeweging. Ook diverse mensenrechtenorganisaties hebben gerapporteerd over gruwelijke vergeldingsacties en ander geweld door de Hashad.

Bivakkeren

Nadjwa’s telefoon gaat voor de zoveelste keer. Aan de lijn is een kennis die Nadjwa vanwege haar verleden als hulpverleenster vraagt burgers bij te staan die na de recente gevechten en de terreur van IS zijn gevlucht. Ook in Adhamiya zie je steeds meer nieuwkomers. De in traditionele zwarte abaya’s gehulde vrouwen met hun uitpuilende boodschappentassen vallen op in de tamelijk gegoede wijk‚ met zijn veelal modern geklede bewoners. Honderden ontheemden bivakkeren in en rond de moskeeën‚ maar wie het zich kan permitteren huurt een huis tegen een woekerprijs. Toch vormen de vluchtelingen in Adhamiya maar een klein deel van het totaal: alleen families met een sponsor in Bagdad mogen de stad in. Vele anderen mijden de hoofdstad omdat ze te bang zijn als soennitische ‘vreemde’ voor een vijand te worden aangezien.

Terwijl Nadjwa rond de tafel reddert‚ komt Omar binnen. De arts‚ een gemoedelijke vijftiger met een rond gezicht‚ weet dankzij zijn baan in het mortuarium en zijn netwerk als geen ander welke temperatuur heerst in de samenleving. ‘Veel mannelijke vluchtelingen gaan alleen in de allergrootste nood naar het ziekenhuis. Soms worden patienten van hun bed gelicht als blijkt dat ze gevluchte soennieten zijn.’ Bij diverse hospitalen posten milities bij de ingang. Telkens als de gevechten en spanningen elders in Irak toenemen‚ staat de wijk Adhamiya extra militaire controles te wachten. Bij enkele kennissen van de familie vonden de afgelopen weken huiszoekingen naar wapens plaats. Mannen en jongens die oud genoeg ogen om te vechten‚ lopen het risico opgepakt te worden. ‘Ik ben blij dat mijn drie zoons in het buitenland werken’‚ verzucht Nadjwa.

‘Soms worden patiënten van hun ziekenhuisbed gelicht als blijkt dat ze gevluchte soennieten zijn’

Sinds de val van het regime van Saddam Hoessein in 2003 is de wijk van een half miljoen inwoners‚ met zijn statige ommuurde huizen met tuinen vol dadelpalmen en gardenia’s‚ een doorn in het oog van de nieuwe‚ overwegend sjiitische machthebbers. Saddam hield er vanaf een pick-uptruck zijn laatste toespraak‚ voordat hij verdween. Daarna bleven hardnekkige geruchten circuleren dat hij bescherming had gezocht in de wijk‚ bij oude getrouwen. Niet lang daarna werden er soennitische gewapende cellen actief en knalden de bomexplosies door de straten‚ gericht tegen patrouilles van Amerikaanse en Iraakse troepen.

In 2007 sloten Amerikaanse militairen Adhamiya af met een metershoge muur van vijf kilometer lang‚ met slechts enkele zwaarbewaakte doorgangen. Een wijk met befaamde restaurants en een fotogenieke boulevard langs de Tigris veranderde in een doodse enclave waarin families zich terugtrokken achter hun muren en waaruit de meeste niet-soennieten waren vertrokken. Omar maakte van de achtertuin een voetbalveldje om de jongeren uit de buurt nog enig vertier te bieden. Geregeld krioelde hun huis van loges‚ die in hun gastvrije huishouden op adem kwamen. Maar met de dag vertrokken meer vrienden naar het buitenland. De laatsten der Mohikanen‚ gingen de twee zich noemen.

Uiteengereten lichamen

Toen de burgeroorlog op zijn hevigst was‚ haalden sjiitische doodseskaders dagelijks mannen uit hun huizen. In de plantsoenen van Adhamiya legden ze hun lijken neer‚ om angst te zaaien. Soennitische militanten op hun beurt hadden vooral controle over de buitenwijken‚ waar ook zij dood en verderf brachten. Sommige kinderen zagen zo vaak uiteengereten lichamen‚ dat ze uit voorzorg hun naam op meerdere van hun eigen ledematen schreven. Het mortuarium waar Omar werkt‚ was in die dagen de duisterste plek van Bagdad. Al in de gangen hing de stank van ontbinding en buiten de koelcontainers lagen lichamen achteloos opgestapeld. In de zomer van 2007 kwamen er maandelijks zo’n twaalfhonderd anonieme doden binnen‚ de restanten van door explosies verminkte lijven niet eens meegerekend.

De meeste slachtoffers hadden schotwonden of sporen van marteling. Het waren voornamelijk soennieten‚ maar er waren ook sjiitische slachtoffers van bommen en zelfmoordaanslagen. Ook Omar‚ een soenniet werkend op het door sjiitische milities gecontroleerde ministerie van Gezondheidszorg‚ was zijn leven niet zeker.

In die sinistere omgeving werkte de patholoog- anatoom met een gedrevenheid die bijna onwerkelijk aandeed. Het was zijn levensdoel de anonieme slachtoffers uit de burgeroorlog en het terreurbewind van Saddam Hoessein te identificeren‚ zodat de families de kwellende zoektocht naar hun dierbaren konden afsluiten. De taak was immens. Toen het sektarische geweld luwde‚ wachtten alleen al uit de periode 2006-2008 zo’n 28 duizend doden op identificatie. Aan alle massagraven moest nog worden begonnen.

Net als Omar en Nadjwa waarschuwden talloze Irakezen intussen dat de in 2006 aangetreden premier Nouri al-Maliki en zijn medestanders het parlement marginaliseerden en het leger en justitie politiseerden: zo werden de soennieten buitenspel gezet. Terwijl Irak na het vertrek van de Amerikaanse troepen in 2011 uit de internationale media verdween‚ namen de aanslagen weer toe. Op 10 juni 2014 kreeg de terreurbeweging IS – bestaand uit ex-militairen uit het leger van Saddam Hoessein en diverse soennitische stammen – de controle over de noordelijke stad Mosul. Van daaruit begonnen ze een opmars naar het zuiden. Inmiddels is het grootste deel van de aan Bagdad grenzende provincie Anbar‚ inclusief de hoofdstad Ramadi‚ in hun handen.

Kaarsvet

Intussen kwam het megaproject in het mortuarium op gang. Het computersysteem bevat nu zo’n 50 duizend dossiers. Dankzij nieuwe middelen en technieken wordt ook DNA gebruikt bij de identificatie. In een smalle ruimte‚ die ‘de Vermisten’ heet‚ kijken dagelijks Irakezen die verwanten zoeken naar foto’s van verminkte lichamen of restanten. Maar terwijl het wrede verleden wordt gedocumenteerd‚ komen ook nieuwe gevallen binnen. In de zomer van 2014 arriveerden in het mortuarium tientallen lijken. Het waren vooral soennieten die sporen van marteling droegen. ‘Je zag dat sjiitische milities de daders waren aan het type foltering voorafgaand aan de moord‚ zoals het druppelen van kaarsvet op geslachtsdelen’‚ zei Omar toen.

En nog steeds komen er dagelijks slachtoffers van geweld binnen bij het mortuarium. Alleen al op 9 juni ontploften acht bommen in Bagdad. Rond het lage gebouw van gele baksteen voert de wind de stank van ontbinding en het weeklagen van vrouwen mee. Mannen sjorren lijkkisten op daken van auto’s.

Een medewerker laat zich ontvallen dat zich onder de 25 lijken die op een gemiddelde dag arriveren ook slachtoffers van afrekeningen bevinden. Hoeveel precies is onduidelijk. Om geen voeding te geven aan het sektarische conflict‚ maakt het mortuarium geen cijfers meer bekend over de anonieme lichamen. Ook moet verborgen blijven dat milities er nog altijd tot in de hoogste regionen de macht uitoefenen. Media krijgen er nauwelijks meer toegang.

Omar heeft tegenwoordig een minder prominente functie in het mortuarium. Volgens zijn omgeving is hij uit de gratie geraakt vanwege zijn openhartigheid over statistieken en vanwege zijn soennitische achtergrond. Ook zijn steun voor een rivaal van de toenmalige premier Maliki zal verkeerd zijn gevallen. Zelf maakt hij zo min mogelijk woorden vuil aan de behandeling. ‘Ik verwachtte een autobom’‚ grapt hij alleen.

Waar is het bewijs dat die man schuldig is? Laat het aan de rechter om hem te veroordelen.

Adhamiya is nog steeds deels door muren omgeven. Betonblokken en prikkeldraad houden de zijstraten afgesloten voor verkeer. Boven veel controleposten wappert de vlag met het bebaarde hoofd van imam Hoessein‚ de sjiitische martelaar‚ om te onderstrepen wie de dienst uitmaakt.

De nieuwkomers in de wijk worden extra in de gaten gehouden. Om de hoek van huize Omar‚ in een tweekamerflat vol bleke‚ vermoeide vrouwen‚ vertelt de 29-jarige Riem hoe op een nacht twee maanden eerder enkele auto’s abrupt stopten voor haar huis ergens in de provincie Anbar. Schoenen roffelden de trap op‚ naar de deur waar haar vriendin woonde. Politie en gemaskerde mannen namen de echtgenoot mee. Sedertdien is niets meer van hem vernomen. Haar wanhopige vriendin is met haar kinderen naar het platteland vertrokken.

Riem en haar meegevluchte‚ uitgebreide familie maken ook geregeld een ondervraging mee door politie en veiligheidsmensen in burger. ‘Maar we zijn hoogopgeleid en hebben goede papieren‚ dus we redden ons er makkelijker uit. Insjallah’‚ zegt ze.

Losgeld

Een jonge mensenrechtenadvocate die anoniem wil blijven weet van tientallen recente gevallen van arrestaties en verdwijningen in Bagdad‚ meestal onder soennieten. In het kantoor van een hulporganisatie vertelt een twintigtal uit Anbar gevluchte vrouwen dat na de zorgen over eten en onderdak de veiligheid van hun mannen en zonen hen ’s nacht wakker houdt. ‘Veiligheid?’ Omar lacht kort als het onderwerp bij hem ter sprake komt. ‘Die is er nog steeds niet.’ Gekleed in zijn blauwe artsenuniform manoeuvreert hij de BMW door de droge stoffige straten met kleine rotondes vol vuilnis en verpieterde paarse bougainville. Vanaf de achterbank kijkt een potige lijfwacht mee. Omar vertelt hoe twee dagen eerder een collega bezoek kreeg van mannen in militaire uniformen‚ die hem vroegen mee te gaan. De arts rook onraad en alarmeerde hooggeplaatste contacten. Die voorkwamen door een bliksemactie dat hij verdween in de tentakels van milities‚ die waarschijnlijk op losgeld uit waren.

Ook vandaag komen zijn patienten weer van heinde en verre. Ze weten dat Omars praktijk ook open is als zijn collega’s om veiligheidsredenen thuis blijven. De echtgenote van een patient‚ wier been onlangs is afgezet‚ vertelt dat ze de lange taxirit en het gesjouw over trappen met een rolstoel er graag voor over heeft. Even later kust de vader van een broodmager meisje‚ dat bij het broodbakken haar romp verbrandde‚ Omar op de wangen. De arts gaf hem gratis zalf en andere medicijnen omdat hij weet dat het vluchtelingengezin te arm is om te betalen. Terwijl patienten komen en gaan‚ floepen gekleurde lampjes aan rond het pleintje aan de overkant. Vanuit restaurants komt de geur van geroosterd vlees. In het milde avondlicht krijgt de wijk zijn vroegere allure weer enigszins terug.

Maar lang duurt dat niet. Terwijl vroeger tot na middernacht van de koelte werd genoten‚ blijven de meeste bewoners vanaf een uur of tien liever thuis. Terug aan de keukentafel zegt ze dat er ook goede berichten zijn. Nadat half mei een gewapende meute ongehinderd brandschattend rondtrok in Adhamiya‚ riepen soennitische en sjiitische imams op tot kalmte en drukten de wijkbewoners op het hart de provocaties te negeren. Jongeren van verschillende gezindten namen het initiatief om de troep op te ruimen. Maar al snel versombert Nadjwa’s gezicht weer. ‘Onze samenleving heeft verzoening en waarheidsvinding nodig. Maar nu de jaren van hoop weer voorbij zijn‚ lijkt die mogelijkheid heel ver weg.’

*Om veiligheidsredenen zijn de namen van Omar en Nadjwa gefingeerd.

 

Reageren? wordtvervolgd@amnesty.nl