‘Koerdischheid was verboden’

In haar woonplaats Diyarbakır maakte de Turks-Koerdische journaliste en activiste Nurcan Baysal van zeer nabij Turkse bombardementen mee. Door haar kritische artikelen en hulp aan slachtoffers wordt ze voortdurend in de gaten gehouden door de Turkse veiligheidsdienst. De recente verkiezingsuitslag zal de situatie niet verbeteren. ‘De politie ramde mijn voordeur in, terwijl ze wisten dat onze twee kleine kinderen thuis waren.’

Nurcan Baysal
© Amnesty International

Ik kom uit een geslacht van vrouwen die getuige waren van bloedbaden. Mijn grootmoeder, mijn nene, zag in haar 104 jaren onder meer de Armeense genocide en het Dersim-bloedbad. Ze vertelde mijn moeder vaak hoe haar familie en andere Koerdische dorpsbewoners de bergen in vluchtten om zich te beschermen tegen de regeringssoldaten. Mijn moeder vertaalde haar verhalen, want mijn oma sprak geen Turks en ik geen Koerdisch. Toen ik een kind was, was het verboden Koerdisch te praten in Turkije. De meeste Koerdische kinderen die opgroeiden in de steden kregen niet de kans hun moedertaal te leren en waren bang hem te spreken, zelfs met hun ouders.

De meeste Koerdische kinderen in de stad waren bang Koerdisch te spreken, zelfs met hun ouders

Ik groeide op in een van de armste buurten van Diyarbakır, de grootste Koerdische stad. Ik herinner me van mijn jeugd grote druk en veel angst. ‘Koerdischheid’ was in de jaren tachtig van de vorige eeuw verboden. In Turkse media en in de lesstof op school waren we ‘Bergturken’, van wie de naam afkomstig was van het geluid van lopen door de sneeuw: ‘Kart… koert…’ In de jaren negentig, toen ik op de middelbare school zat, trokken veel jonge Koerden de bergen in om te vechten voor de rechten van het Koerdische volk. Het was moeilijk om te midden van al dat geweld een normaal leven te leiden.

Mensenrechtenverdedigers, journalisten, mensen die opkwamen voor de rechten van Koerden of die gewoon hun recht op een eigen taal uitoefenden, werden gedood op straat. Hun lichamen liggen nog altijd in massagraven.

Na mijn studie politicologie in Ankara keerde ik in 1997 terug naar mijn thuisstad om te werken in de armoede- en ontwikkelingssector. Ik bezocht de platgebrande en geëvacueerde dorpen. Ik hield me bezig met gedwongen migratie, paramilitairen, onderwijs in de moedertaal.

Witte vlag

Na dertig jaar gewapende strijd kwam er in 2013 een vredesproces op gang tussen de Turkse staat en de Koerdische Arbeiderspartij PKK. Helaas van korte duur: twee jaar later al begonnen confrontaties, die zich dit keer in de stadscentra afspeelden. In augustus 2015 legde de overheid een uitgaansverbod op in Koerdische steden in Zuidoost-Turkije, en begon het bombarderen. Dagenlang, het geluid was in de hele stad te horen. De mensen zaten gevangen in hun huizen en moesten in leven zien te blijven met hun kleine noodvoorraad, voedsel en water. Families mochten hun doden niet begraven. In de stad Cizre legden moeders de dode lichamen van hun kinderen in de koelkast om ontbinding tegen te gaan. In gebieden met een uitgaansverbod werden mensen neergeschoten die een witte vlag in de lucht hielden. In Diyarbakır bleven maandenlang dode lichamen in de straten liggen.

Ik raakte actief betrokken bij het overleg tussen de partijen. Door mijn werkervaring kon ik vertegenwoordigers van de Koerdische beweging, van ngo’s en van de heersende AKP-partij bij elkaar brengen. Ik bezocht premier Davutoğlu om de aandacht te vestigen op oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen. De overheid beweerde dat er geen burgerslachtoffers waren, maar wij bewezen dat dat wel het geval was: door namen en leeftijden te noemen, en of ze al dan niet gewond waren. We probeerden mensen te redden die vastzaten in de gebieden waar het uitgaansverbod gold. Dat lukte maar ten dele. We haalden de dode lichamen op die werden aangevreten door dieren. Een paar keer werden we beschoten door de speciale eenheden.  

Meer macht dan ooit tevoren

Omdat de gevestigde Turkse media hun ogen sloten voor deze voortdurende oorlog en mensenrechtenschendingen, besloot ik erover te gaan schrijven voor de onafhankelijke nieuwssite T24. Rond 2016 begonnen de eerste bedreigingen, vooral door Turkse nationalisten. Maar de Turkse veiligheidsdienst ging nog verder. Toen het uitgaansverbod in Cizre in maart 2016 werd opgeheven, was ik erheen gegaan om foto’s te nemen en te schrijven over de oorlogsmisdaden door de Turkse veiligheidstroepen. Dat zorgde voor een enorme tegenreactie. Mijn artikel werd gecensureerd door de Turkse veiligheidsdienst en ik werd aangeklaagd. Het werd een voorwaardelijke veroordeling van tien maanden: ik mag de komende vijf jaar ‘de Turkse veiligheidstroepen niet vernederen’.

Vanwege vijf kritische tweets over het Turkse oorlogsbeleid, werd ik beschuldigd van terroristische propaganda

Op 21 januari 2018 werd ik opnieuw gearresteerd, een dag na het begin van het Turkse offensief op Afrin – een Koerdische enclave in het noordwesten van Syrië. De politie ramde mijn voordeur in, terwijl ze wisten dat onze twee kleine kinderen thuis waren. Vanwege vijf tweets waarin ik het oorlogsbeleid van de Turkse overheid bekritiseerde en vroeg om vrede, werd ik beschuldigd van ‘terroristische propaganda’, het oproepen tot ‘provocerende actie’ en ‘het aanmoedigen van haat en vijandigheid’. Ik mag nu in vrijheid de rechtszitting in oktober afwachten.

Met de verkiezingen van 24 juni is er een nieuw regime aangetreden. Turkse burgers kozen niet alleen nieuwe parlementsleden maar, nog belangrijker, ze kozen een president met meer macht dan ooit tevoren. De pro-Koerdische partij HDP haalde de kiesdrempel van 10 procent en zit met 67 leden in het Turkse parlement. Maar de Turkse presidents- en parlementsverkiezingen waren vrij noch fair.

De afgelopen vijf jaar hebben de AKP-regering en Erdoğan aangetoond hoe makkelijk ze mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden begaan. Met de verkiezingsuitslagen van nu is het duidelijk dat ze het ons nog moeilijker zullen maken. Mijn nene was getuige van bloedbaden, mijn moeder en ik ook, en nu overkomt het mijn kinderen. Een eeuw is voorbij en het gaat maar door.

Nurcan Baysal (1975) is een Koerdische journaliste. Dit jaar ontving ze de Human Rights Defenders at Risk-prijs van Front Line Defenders.