Hissène Habré

In zijn hagelwitte, traditionele gewaad, met zijn charmante, bedachtzame blik, komt Hissène Habré, ex-president van Tsjaad, op archiefbeelden over als een beschaafd mens. Dat verhinderde hem niet tijdens zijn regeerperiode (1982-1990) uit te groeien tot een van de wreedste dictators van Afrika. Zijn veiligheidsdienst ontvoerde, martelde en executeerde erop los. De Tsjadische Waarheidscommissie verzamelde 3.780 namen van mensen die hun arrestatie niet overleefden. Het werkelijke aantal slachtoffers was ruim tien keer meer, schatte de commissie. Habré zelf werd afgezet en vluchtte naar Senegal, met koffers vol geld uit de staatskas. Een bank in Dakar ging tijdelijk dicht, aldus Senegalese media, om het geld te kunnen tellen.

Sindsdien deden zijn slachtoffers talloze pogingen Habré berecht te krijgen. Dat is mooi te zien in de documentaire The Dictator Hunter (2007) van Klaartje Quirijns. ‘Dictatorjager’ Reed Brody van Human Rights Watch zie je daarin opgetogen reageren als België in 2005 een internationaal arrestatiebevel tegen Habré uitvaardigt. Jaren eerder hadden 21 Tsjadiërs, onder wie drie met de Belgische nationaliteit, Brussel daarom verzocht. Senegal zegt echter Habré zelf te willen berechten, waartoe ze in 2006 ook de opdracht kreeg van de Afrikaanse Unie. Maar in 2012 is dat nog altijd niet gebeurd.

Geduld

Voor een ‘live’ vervolg van The Dictator Hunter, spoed ik me half maart naar de statige rechtszaal met gebrandschilderde ramen en hoge, houten plafonds, van het Vredespaleis in Den Haag. Want het geduld van België is op. Daarom heeft het Senegal voor het Internationaal Gerechtshof gedaagd, het VN-hof voor conflicten tussen staten. Zestien rechters uit alle windstreken, van wie er twee zijn aangewezen door Senegal en België, luisteren daar zes ochtenden, vanachter het langste houten bureau dat ik ooit heb gezien, naar beleefd geformuleerde pleidooien van Belgische en Senegalese advocaten.
Centraal staat het VN-Verdrag tegen Marteling, dat beide landen ratificeerden. Wie een ‘folteraar’ als Habré op zijn grondgebied heeft, moet hem berechten óf uitleveren aan een land dat voor een eerlijk proces kan zorgen, stelt dit. Senegal doet geen van beide, betoogde België op de eerste dag van het gerecht. Sterker nog, in 2011 kon maar net voorkomen worden dat Senegal Habré zomaar het land uitzette. Gérard Dive, tweede man in het Belgische team van advocaten, citeerde uit interviews met de Senegalese president Abdoulaye Wade, volgens wie het proces-Habré pas kon beginnen als andere landen de vereiste miljoenen euro’s beschikbaar hadden gesteld. Bleef het geld uit, zei Wade, dan zou hij Habré ‘tot vertrek te bewegen, al weet ik niet waarheen hij zou gaan’.

Vandaag proberen twee Senegalese advocaten de rechters ervan te overtuigen dat er helemaal geen conflict ís tussen beide staten. Zowel België als Senegal streeft naar berechting van Habré, zeggen ze, waarvoor Dakar stappen heeft gezet. Er zijn weliswaar drie uitleveringsverzoeken van België afgewezen, maar over een vierde is ‘nog niet beslist’. Senegal snapt de ‘grote haast’ van België niet, en vermoedt een ‘vooropgezet plan’ om Habré koste wat kost in België te berechten.

Krukken

Als het pauze is, blijft een dame uit Tsjaad in de banken zitten, met naast haar twee krukken. Het is Jacqueline Moudeïna, voorzitter van de Tsjadische mensenrechtenorganisatie ATPDH en advocaat van de slachtoffers van Habré. Ze loopt slecht, vertelt ze me, sinds een door Habré benoemde politiechef in 2001 met scherp liet schieten op een vreedzame demonstratie waarin zij zich bevond. ‘Ik geloof Senegal niet meer, na al die jaren’, zegt ze. Ze hoopt vurig dat het over enkele maanden te verwachten vonnis leidt tot uitlevering aan België. Alleen dat komt de ‘strijd tegen de straffeloosheid’ ten goede, zegt ze.
Het sterkste argument tegen de Senegalese pleidooien, is inderdaad de verstreken tijd. In 22 jaar is het land zelfs geen onderzoek naar Habré’s wandaden begonnen. Maar inmiddels kan de tijd ook in het voordeel van Habré’s slachtoffers werken. Want Wade, die gold als grote dwarsligger zowel voor uitlevering aan ‘Europa’ als voor berechting in Senegal, verloor op 25 maart de presidentsverkiezingen. Zijn opvolger Macky Sall zou wat de hete aardappel Habré betreft zomaar een heel andere koers kunnen kiezen.

Diplomaat en jurist Paul Rietjens, de ‘agent’ van België in deze zaak, sluit niet uit dat Habré onder Sall inderdaad wordt uitgeleverd. ‘De rechters van het hof kunnen vervolgens besluiten van een uitspraak af te zien. Het hof is er immers om conflicten te beslechten, en uitlevering helpt het conflict tussen Senegal en België uit de wereld.’ De jurist in hem zou dat echter ‘spijtig’ vinden, zegt Rietjens, omdat het de eerste keer is dat het VN-Verdrag tegen Marteling bij het Internationaal Gerechtshof wordt getest. ‘Het is een unieke zaak.’

Band met België

De zaak-Habré is om meer redenen uniek: het uitleveringsverzoek van België dateert namelijk uit een overgangsperiode van na 2003, toen de zogeheten ‘genocidewet’ werd gewijzigd. Op grond van de oude wet konden Belgische rechtbanken élke dader berechten van élk oorlogsmisdrijf, misdaad tegen de menselijkheid of van genocide; tegenwoordig moet er minimaal een band zijn met België: de wandaad moet in België zijn gepleegd óf de dader dan wel het slachtoffer moet Belgisch zijn op het moment dat de misdaad plaatsgrijpt. De drie ‘Belgische’ Tsjadiërs uit het uitleveringsverzoek, hadden nog niet de Belgische nationaliteit toen ze in de greep waren van de geheime dienst van Habré, vertelt Rietjens. Als zij de procedure tegen Habré nu zouden beginnen, zou hun zaak in België dan ook kansloos zijn.

Het zou goed zijn als Habré naar Brussel komt, al was het maar als laatste eerbetoon aan de vroegere ambities van het kleine land om internationale misdaden waar ook ter wereld te bestrijden. Maar ook als beloning voor volhouder Jacqueline Moudeïna. De slachtoffers die zij vertegenwoordigt, verdienen het.De zaak-Habré is om meer redenen uniek: het uitleveringsverzoek van België dateert namelijk uit een overgangsperiode van na 2003, toen de zogeheten ‘genocidewet’ werd gewijzigd. Op grond van de ‘oude’ wet konden Belgische rechtbanken élke dader berechten van élk oorlogsmisdrijf, misdaad tegen de menselijkheid of van genocide, tegenwoordig moet er minimaal een band zijn met België: de wandaad moet in België zijn gepleegd óf de dader dan wel het slachtoffer moet Belgisch zijn op het moment dat de misdaad plaatsgrijpt. De drie ‘Belgische’ Tsjadiërs uit het uitleveringsverzoek, hadden nog niet de Belgische nationaliteit toen ze in de greep waren van de geheime dienst van Habré, vertelt Rietjens. Als zij de procedure tegen Habré nu zouden beginnen, zou hun zaak in België dan ook kansloos zijn.

Het zou goed zijn als Habré naar Brussel komt, al was het maar als eerbetoon aan de vroegere ambities van het landje om internationale misdaden waar ook ter wereld te bestrijden. Maar ook als beloning voor volhouder Jacqueline Moudeïna. De slachtoffers die zij vertegenwoordigt, verdienen het.