Haradinaj

Ook op de tweede vrijspraak deze maand van het Joegoslavië-tribunaal – in de zaak tegen de drie Kosovo-Albanezen – is heftig gereageerd. Grote blijdschap in Kosovo over de vrijlating van voormalig premier Haradinaj, nog grotere ergernis bij de Serviërs.

Onder de vele reacties vond ik een persverklaring van het Internationaal Secretariaat van Amnesty in Londen. Hierin vraagt de organisatie zich af wie er dan wel terecht moet staan voor de martelingen en ‘verdwijningen’ nu de drie zijn vrijgelaten.

Met een dergelijke stijl en woordkeus schaart de organisatie zich bij de categorie emotionele reacties die ik op internet las. Men is boos en teleurgesteld. Dat is begrijpelijk. Maar een organisatie als Amnesty had het denk ik anders moeten aanpakken. Een vonnis is een juridische waardering van de tenlastelegging en geen moreel oordeel over historische feiten. De zaak tegen voormalig premier Haradinaj en twee anderen is vanaf het begin een voor veel juristen onbegrijpelijke opeenstapeling van onhandige en onverstandige beslissingen geweest. Het is een publiek geheim dat het merendeel van de juristen in het kantoor van de aanklager zich niet wilde wagen aan deze zaak.

Voor zover ik heb begrepen vond men het bewijs te mager en de zaak zelf onvoldoende belangrijk in vergelijking met andere zaken waar het tribunaal zich over buigt. Tijdens de eerste rechtszaak was de verdediging zo zeker van de zwakte van de zaak dat men geen getuigen à decharge opriep. Een zeer ongebruikelijke beslissing in dit soort zaken.

De eerste vrijspraak voor de – twee van de drie – Kosovaren kwam voor niemand als een verassing. Het besluit om de zaak te heropenen was voor veel juristen vervolgens als vloeken in de kerk. Tijdens het tweede proces vond de verdediging wederom dat het bewijs en de redenering van de aanklager dermate zwak waren dat men ook deze keer geen getuigen opriep. Het huidige vonnis om de Kosovaren vrij te spreken was een unanieme beslissing van de drie rechters.

Vergelijk dat met de eerdere vrijspraak deze maand waar twee van de vijf rechters het fundamenteel oneens waren met de beslissing om Gotovina vrij te laten. Dat brengt me terug bij mijn verwondering over de reactie van Amnesty op deze zaak. Dat had een zakelijker – lees: juridische – analyse moeten zijn van de zaak en het vonnis. Ook vraag ik me af waarom Amnesty in eerdere vrijspraken geen vragen stelde over ‘wie er dan moet boeten’.