Garzón
We staan voor het bekendste schilderij van Spanje en misschien wel van de wereld: de Guernica. Picasso’s woede over het bombarderen van het gelijknamige Baskische dorp in 1937 spat er af. Na de wereldtentoonstelling in Parijs reisde het schilderij door Europa om steun voor de Republikeinen te mobiliseren tegen het fascistische regime van Franco. Daarna ging het naar de VS. Picasso had bedongen dat het pas naar Spanje terugmocht als Franco en zijn fascistische dictatuur waren verdwenen. In 1982 werd de Guernica teruggebracht en het wordt sinds 1992 gekoesterd in het Museo Reina Sofía‚ een van de meest prestigieuze musea van Madrid. Links en rechts van het immense schilderij staan beveiligers die de grote stroom bezoekers in de gaten houden. In aanpalende zalen draaien films over de burgeroorlog en hangen oude affiches waarop de Communistische Partij wordt verheerlijkt en de Generalissimo beschimpt. Een hele verdieping kunst als ode aan de helden van weleer en ter ere van slachtoffers van het Franco-regime.
Maar wat kunst vermag‚ daar mag het recht zich niet in roeren. Niet ver van het museum wordt het enige proces gevoerd dat de Spaanse burgeroorlog tot nu toe heeft voortgebracht. Het is het proces tegen de Spaanse onderzoeksrechter Baltasar Garzón‚ de man die met het recht in de hand – net als Picasso – de misdaden door het Franco-regime uit de vergetelheid wilde halen. Hij is sinds de jaren tachtig verantwoordelijk voor de succesvolle vervolging van terroristen en internationale gezagdragers voor hun gewelddadig optreden tegen burgers. Sinds 2007 probeert hij de verantwoordelijken voor enkele van de meer dan 100 duizend verdwenen personen van de Spaanse burgeroorlog op te sporen. Maar zijn pogingen om daarnaast de corruptie in zijn land aan te pakken‚ heeft hij vorige maand moeten bekopen met de ontheffing uit zijn functie: Garzón had verdachte politici en hun advocaten laten afluisteren, wat op onwettige wijze zou zijn gebeurd. De vraag is nu wie de zaak van deze held gaat overnemen. Het Spaanse publiek is meedogenloos in zijn oordeel over Garzón. Hij moet het verleden met rust laten.
Ik vraag me af of de groepen Spaanse scholieren die met hun docenten langs de Guernica trekken de tegenstrijdigheid zien. Waarom mag de Guernica wel en Garzón niet? Kunst als wapen in de strijd tegen staatsgeweld is blijkbaar van een andere orde dan het recht. In de Guernica heeft Picasso de slachtoffers aan de vergetelheid ontrukt en heeft hij hun lijden zo mooi verbeeld dat ze symbool staan voor alle oorlogsslachtoffers van de wereld. De Spanjaarden hoeven zich bijna niet meer aangesproken te voelen. Garzón daarentegen plaatst de daders in het centrum van de aandacht. En hij doet meer. Hij heeft de daders en hun slachtoffers ook nog eens een naam gegeven. Garzón heeft hun anonimiteit op eigen houtje afgeschaft. De Guernica is weer een schilderij geworden over de Spaanse geschiedenis. En dat doet pijn.