© Milo

Uit de Chinese memoires van oud-minister Garrie van Pinxteren

Vol overtuiging gaf Garrie van Pinxteren‚ in 2012 minister in het kabinet Rutte II‚ vorm aan het nieuwe buitenlandbeleid. Belangrijke landen als China moesten niet meer lastiggevallen worden met mensenrechten‚ vond de VVD-PvdA-regering. Vanuit 2040 blikt ze met enige spijt terug op de toen ingezette koers.

Amsterdam‚ 1 november 2040.

Ik herinner het me nog als de dag van gisteren: het moment dat ik werd gevraagd om minister van het nieuwe superministerie van ELIBUZA te worden. Die vraag was zo eervol‚ ik zei meteen ja. Onder het tweede kabinet-Rutte‚ dat in 2012 onverwacht snel tot stand kwam‚ werd besloten om het buitenlandbeleid nog steviger te verankeren in de Nederlandse economie. Daartoe ging het deftige ministerie van Buitenlandse Zaken in zijn geheel op in het ministerie van Economie‚ Landbouw en Innovatie. Zo ontstond ELIBUZA‚ met mij aan de leiding.

Buitenlands beleid heb ik toen officieel gedefinieerd als: ‘Het bevorderen van de Nederlandse economische belangen in het buitenland op alle daartoe geëigende manieren.’ Ik vond dat een gezonde en vooral realistische insteek. Het ging ons economisch niet goed. We stonden er internationaal te zwak voor om ons nog te kunnen inzetten voor bijvoorbeeld de verdediging van mensenrechten.

Blinde muur

We schaften mensenrechten niet helemaal af: dat bleek politiek onhaalbaar. We baseerden ons voortaan op een theorie die al langer de ronde deed op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Die luidde grofweg zo: we lopen in China tegen een blinde muur aan als we beginnen over schendingen van de mensenrechten. China luistert gewoon niet‚ de hele mensenrechtendialoog is verworden tot een rituele dans. Dat kunnen we alleen veranderen door niet langer uit te gaan van wat wij belangrijk vinden‚ maar door in te spelen op de behoeftes die er in China zelf leven‚ op zaken waarvan ook de Chinese overheid vindt dat ze verbetering behoeven. We zetten bijvoorbeeld samenwerkingsprojecten op voor het trainen van Chinese rechters. Dat is voor China wel aanvaardbaar.

Deze theorie gaf ons een excuus om voortaan af te zien van de directe confrontatie met China over zaken die te gevoelig lagen. Toen bijvoorbeeld de dissidente kunstenaar Ai Weiwei opnieuw in de gevangenis belandde‚ hielden wij ons als overheid wijselijk stil.

Heldere boodschap

De theorie sloot ook goed aan bij het steeds wijder verspreide idee dat mensenrechten niet als universele‚ maar als typisch westerse waarden gezien moesten worden. Niet alleen in China‚ maar ook bij ons werd dat steeds meer zo gezien.

Van grote invloed op mijn herdefiniëring van het buitenlandbeleid was ook dat de meeste EU-landen een vergelijkbaar standpunt innamen. Als wij als Nederland maar eenzijdig bleven hameren op die mensenrechten‚ dan stelde ons dat ten opzichte van andere Europese landen op achterstand. Onze nieuwe boodschap was helder: China had het recht om zelf te bepalen hoe het met zijn eigen bevolking omging‚ wij in Europa konden niet langer de arrogantie hebben dat we wisten wat goed was voor China. Zeker niet omdat die arrogantie ons steeds meer direct in onze portemonnee kon raken. China was tenslotte geen economische dwerg als Birma of Zimbabwe.

Hillary Clinton belde me persoonlijk om te vertellen dat we de universele waardigheid van de mens te grabbel gooiden

De Verenigde Staten waren woedend over mijn besluit. Hillary Clinton belde me persoonlijk om te vertellen dat we daarmee niet alleen de universele waardigheid van de mens te grabbel gooiden‚ maar ook om me te waarschuwen voor de gevolgen. China zou ons niet langer serieus nemen‚ zei ze. Ik moest lachen toen ik dat hoorde: China zou ons vanaf nu juist veel meer gunnen‚ zeker ook op economisch vlak.

Ook uit kringen rond de Chinese Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo bereikten mij protesten. Zij wezen erop dat ik de dissidente beweging in China ernstig zou ondermijnen met mijn besluit. Als zelfs het Westen liet blijken dat mensenrechten als het erop aankwam niets meer waren dan een luxespeeltje in tijden van economische overvloed‚ hoe moesten zij de Chinese leiders er dan nog van overtuigen dat mensenrechten juist een universele sleutel tot stabiliteit konden zijn‚ en dat ook het Chinese systeem op den duur veel beter kon overleven als het zich omvormde tot een volwaardige rechtsstaat?

Teken van zwakte

De haviken‚ die groepen in China die vonden dat het land zich assertiever en agressiever moest opstellen tegenover de buitenwereld‚ voelden zich juist gesterkt. Nu Nederland bereid bleek om op dit punt toe te geven‚ zou het ook op andere punten wel gevoelig zijn voor Chinese druk. Ze zagen het besluit van Nederland als een teken van zwakte.

Mijn besluit had nog een onverwacht effect. Dat de rechtsstaat‚ voor zover aanwezig in China‚ zou verzwakken‚ hadden we wel voorspeld. Maar de concrete gevolgen voor de Chinese economie van zo’n zwakke rechtsstaat hadden we veel minder goed ingecalculeerd. De kloof tussen arm en rijk nam verder toe. Boeren en woningbezitters konden zich moeilijker verweren tegen onteigeningen‚ journalisten kregen nog minder ruimte om economische misstanden‚ corruptie aan de top of milieuschandalen aan de kaak te stellen. Kleine ondernemers konden minder doen tegen afpersing door de politie. De leden van de nieuwe middenklasse werden geen geëmancipeerde burgers‚ maar voorzichtige mensen zonder enige burgerzin die leefden binnen de cocon van gezin en werk. De spanningen tussen arm en rijk kwamen steeds vaker tot uitbarsting. In China dreigde instabiliteit. Het land moest steeds meer mensen en middelen inzetten ter voorkoming van chaos en onlusten. De veiligheidsdienst maakte een ongekende groei door. China werd een echte politiestaat.

Innigere banden

Voor Nederland leek mijn besluit in het begin alleen maar gunstig uit te pakken. De Chinese investeringen in Europa namen toe ten koste van de investeringen in de VS‚ de Nederlandse economie trok weer aan. De banden met China werden inniger. We hadden China toen nog veel te bieden‚ niet alleen met onze havens en logistiek‚ maar ook wat betreft hoogtechnologische kennis‚ waarvoor China zeer veel belangstelling toonde. Ik was een populaire minister bij het Nederlandse bedrijfsleven en een graag geziene gast in China.

Maar Chinese bedrijven begonnen zich‚ toen ze eenmaal onmisbaar waren geworden voor onze economie‚ steeds meer te bemoeien met de manier waarop onze samenleving was georganiseerd. Waarom was het bijvoorbeeld nodig dat onze media zo negatief berichtten over het feit dat Nederlanders wel als werknemers‚ maar niet als directeuren gewenst waren binnen Chinese bedrijven? Konden er geen regels komen die voorschreven welke onderwerpen wel‚ en welke onderwerpen niet behandeld mochten worden in de media? En was het niet mogelijk om Chinavijandige elementen in de samenleving preventief in hechtenis te nemen?

We konden ons als Nederland gewoonweg niet veroorloven om China weg te jagen: onze technologie kende voor China allang geen geheimen meer

Ik zag uiteraard niets in die Chinese plannen‚ die zeer indruisten tegen de principes van onze rechtsorde. Toch moest ik op steeds meer punten toegeven. We konden ons als Nederland gewoonweg niet veroorloven om China weg te jagen: onze technologie kende voor China allang geen geheimen meer‚ en ook Piraeus en Antwerpen waren mooie Europese havens. Wij waren veel afhankelijker van China dan China van ons. Een gevoel van onvrijheid en angst sloop de maatschappij binnen. Onze burgers verloren hun laatste restje interesse in de politiek.

Nu ik dit zo opschrijf‚ moet ik opeens denken aan een vergeten dichtregel uit een vergeten oorlog. Lang geleden‚ toen ik nog student politicologie in Amsterdam was‚ fietste ik vaak langs het Weteringplantsoen. Daar stond: ‘Een volk dat voor tirannen zwicht‚ zal meer dan lijf en goed verliezen‚ dan dooft het licht.’ Die tekst is inmiddels weggehaald op verzoek van de Chinese eigenaren van Heineken‚ dat zijn kantoor direct aan het plantsoen heeft. Ze vonden niet dat de dichtregel significant bijdroeg aan de stabiliteit van Amsterdam.

Garrie van Pinxteren is journalist en sinoloog. Zij was correspondent voor NRC Handelsblad en de NOS in China en is als senior visiting research fellow verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael. Een eerdere versie van deze column sprak zij op 30 augustus uit in De Balie tijdens Het Grote De Balie Buitenland Debat.

Wordt Vervolgd, november 2012