‘Er moet meer bloed vloeien voordat FMO iets doet’

Ook in Guatemala stak FMO geld in een waterkrachtproject. En ook hier is bruut geweld gebruikt tegen tegenstanders van het project.

Monte Olivo – ‘Vijftien maanden zat ik gevangen omdat ik me heb uitgesproken tegen de dam. De autoriteiten behandelen me alsof ik een terrorist ben of een zware crimineel. Maar ik ben een eenvoudige gezondheidswerker die tegen de komst van een buitenlands investeringsproject is.’

Voor zijn houten huis in het dorpje Monte Olivo, in het departement Alta Verapaz in Noord-Guatemala, vertelt Timoteo Chen (35) over het verzet in zijn dorp tegen de aanleg van een stuwdam in de rivier Dolores, medegefinancierd door de Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO). FMO gaf het project het label ‘A’, wat staat voor een ‘hoog risico’ wat betreft sociale gevolgen en invloed op het milieu. De lokale bevolking vreest dat de rivier, waarvan ze afhankelijk is voor drinkwater en om zich te wassen, vervuild zal raken.

Ze boden me een baan en een auto aan als ik mijn verzet zou opgeven.

Toen de eerste graafmachines in 2012 begonnen met de voorbereidingen voor de dam, zagen ze dat er olie, diesel en motorvet in het water terechtkwamen, wat hun argwaan voedde.  Het brute optreden van de autoriteiten verergerde dit nog. ‘Personeel van Hidroeléctrica Santa Rita S.A. (HSR) dat de dam aanlegt, bedreigt gewone dorpsbewoners zoals ik’, zegt Chen. ‘De regering, die het project steunt, stuurt politie en militairen op ons af. Ik ben vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs, maar de aanklacht dat ik voorstanders van de dam zou bedreigen, is niet ingetrokken. Ik kan zo weer opgepakt worden.’ Hij had zijn straf kunnen afkopen, als hij was ingegaan op het voorstel van het bedrijf. ‘Ze boden me een baan en een auto aan als ik mijn verzet zou opgeven.’

In de regio waar het waterkrachtproject is gepland wonen vooral inheemse Maya-Kekchi, van oudsher een sterk gemarginaliseerde bevolkingsgroep. Internationale verdragen die Guatemala heeft geratificeerd, verplichten het land de inheemse bevolking te raadplegen en te informeren voorafgaand aan projecten die hun manier van leven sterk kunnen beïnvloeden.

Bij de Kekchi is dat niet gebeurd, zegt Carlos Isaias Guitz Pop (33) uit Monte Olivo. ‘Mensen van CEDER (het Guatemalteekse Centrum voor Rurale Ontwikkeling, dat door HSR was ingeschakeld voor de uitvoering van een sociaal plan, red.) kwamen in de dorpen van alles aanbieden, zoals scholen en werk’, vertelt hij in zijn huis, liggend op een houten bed. ‘Ook deelden ze golfplaten uit voor de bouw van daken, maar duidelijke informatie over de dam gaven ze niet. Ze moesten ons alleen overhalen met de dam in te stemmen. Tegenstanders werden door hen zwart gemaakt. Zo ontstond er verdeeldheid onder de mensen hier.’

Ik kan bijna niets meer, ik zit in een rolstoel en lig hele dagen op dit bed.

Guitz Pop kan het weten. In november 2013 kreeg hij een kogel in zijn rug van een beveiliger van de finca Xalajha, die grond had verkocht aan HSR voor de bouw van de dam. ‘Hij beschoot me toen ik van mijn werk op het land terugliep naar mijn huis. Nu kan ik bijna niets meer, ik zit in een rolstoel en lig hele dagen op dit bed.’

De achttien dorpen in de regio spraken zich in verschillende bijeenkomsten in 2012 in meerderheid uit tegen de komst van de dam, blijkt uit documentatie van de Consejo de Pueblos de Tezulutlán, de raad die de inheemse bevolking vertegenwoordigt. Ze hadden geen vertrouwen in de beloftes van CEDER en HSR. Te meer daar niet het bedrijf, maar de overheid beslist of er in de dorpen elektriciteit kan komen.

Intussen was HSR erin geslaagd het project te laten registreren als een Clean Development Mechanism (CDM). Dit systeem maakt deel uit van het Kyoto-protocol, het verdrag dat de opwarming van de aarde moet terugdringen: landen kunnen zogeheten emissierechten ‘verdienen’ voor de uitstoot van broeikasgas van hun eigen industrie door in ontwikkelingslanden de uitstoot te verminderen met investeringen in ‘groene’ projecten.

Het was aanleiding voor nationale autoriteiten om zich te gaan bemoeien met het verzet van de bevolking, die defincaXalajha had bezet om het werk aan de dam stil te leggen. CEDER vertrok eind 2013 en vertegenwoordigers van het Systeem van Nationale Dialoog (een overheidsinstantie) voerden nu samen met de gouverneur de onderhandelingen met de gemeenschappen.

Op het kantoor in Cobán, de hoofdstad van Alta Verapaz, vertelt Máximo Bá Tiul van de Consejo dat de dorpen gedurende drie jaar een jaarlijks bedrag van 750.000 Quetzal (ruim 90.000 dollar) zouden krijgen voor ontwikkelingsprojecten. Het leidde ertoe dat de vertegenwoordigers van 14 van de 18 dorpen in juli 2014 een samenwerkingsakkoord sloten met HSR, met de Guatemalteekse president Otto Molina Pérez als eregetuige.

Monte Olivo volhardde echter in het verzet. Volgens de tegenstanders van de dam waren er veel meer mensen in de dorpen tegen het project, maar die waren moe en bang geworden. Een aantal tegenstanders hield nog steeds de plek van de werkzaamheden bezet.

Onze bezittingen waren grotendeels vernield en de maïsoogst was verwoest.

Een maand later, op 14 augustus, vielen 1.600 politieagenten het dorp binnen en verdreven mensen uit hun huizen. Mannen, vrouwen – sommigen hoogzwanger – en kinderen vluchtten de bergen in. Rodrigo Chen, de broer van Timoteo, zag het allemaal gebeuren. ‘Ik had me verstopt achter struiken en zag hoe agenten mijn oom met stokken sloegen, voor hij kon wegrennen. Nog altijd kan hij zijn hand niet gebruiken. Na een etmaal in de bergen zonder eten en drinken, keerden we terug. Onze bezittingen waren grotendeels vernield en de maïsoogst was verwoest.’

Na deze inval vraagt de Consejo aan de FMO de financiering van het Santa Rita-project stop te zetten. Bá Tiul reist zelf af naar Nederland, waar hij onder andere een bezoek brengt aan de FMO. ‘Ik had een gesprek met drie jonge dames van de bank van twintig minuten. De bank stelde dat de investeringen goed waren voor Guatemala. Dat betwijfel ik, want alleen een kleine groep profiteert ervan, wij lokale bewoners hebben er niets aan. Als de dam af is, verdwijnen ook de banen die de aanleg ervan eventueel oplevert. Bovendien zijn de gevolgen voor ons onduidelijk.’

Bá Tiul vertelde de FMO over de aanslagen op tegenstanders van het project, de dood van drie mensen onder wie twee kinderen die werden neergeschoten door een ex-beveiliger van het bedrijf en de arrestaties en stigmatisering van tegenstanders. ‘Ze vroegen of ik kon bewijzen dat het geld van de FMO werd gebruikt voor de acties van de politie en wie de daders van de aanslagen waren. Hoe zou ik dat kunnen?’

De bank veranderde haar beleid niet. ‘Daarvoor moet kennelijk eerst meer bloed vloeien.’ Tegelijk diende hij een officiële klacht in bij de Office of the Compliance Advisor Ombudsman (CAO), het klachtenmechanisme van de Wereldbank, over de gang van zaken. De CAO heeft de klachten ontvankelijk verklaard en voert nu onderzoek uit. De FMO wacht de uitkomst van dit onderzoek af, voor ze eventuele andere stappen neemt.

Lees ook ‘Hoe de moord op Berta Cáceres FMO uit Honduras joeg’