Elke dag tuurt hij vanaf het dak naar Syrië

Na vijf jaar burgeroorlog leven meer dan 4‚5 miljoen gevluchte Syriërs in een van de buurlanden. Bijna een derde van hen zit in Jordanië. Bij de Jordaniërs begint de onvrede te knagen over de gestegen prijzen door de komst van vluchtelingen. ‘We moeten twee keer zo hard werken om te overleven.’

Amman – De 46-jarige Syrische vluchteling Amir opent het dubbele tentdoek dat toegang biedt tot het ‘huis’ dat hij maakte voor zijn gezin met zes kinderen. ‘Mensen uit het dorp hebben ons geholpen aan een koelkast‚ en ik ben hun nog 100 dinar (130 euro) schuldig voor de tentstangen’‚ zegt hij.
De kinderen verzamelen zich rond hun vader‚ lachend en met aarde aan hun broek. We staan net buiten het Jordaanse dorp Moghart Alsakhar‚ tien kilometer ten zuiden van de grens met Syrië. Er staat een handvol tenten‚ die zijn neergezet op een stuk toevallig beschikbaar land.

We kunnen alleen maar wachten op iemand die ons komt helpen.

Drie jaar woont Amir hier al met zijn gezin. ‘We zijn Jordanië dankbaar dat ze ons accepteren‚ maar ik wou dat ik mocht werken. Nu zitten we in een tent waar we alleen maar kunnen wachten op iemand die ons komt helpen’‚ zegt Amir terwijl hij een sjaal met rode banen om zijn hoofd wikkelt.

Geïmproviseerde kampen

Volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR zijn er in Jordanië 635 duizend geregistreerde Syrische vluchtelingen. De Jordaanse regering schat dat er 1‚27 miljoen Syriërs in het land zijn‚ wat neerkomt op één op de zes inwoners. Dat cijfer omvat ook alle ongeregistreerde vluchtelingen én de Syriërs die al voor het conflict in Jordanië woonden. Minder dan 110 duizend Syriërs wonen in grote‚ officiële kampen. De rest huurt kamers of appartementen‚ leeft op straat of woont in kleine‚ geïmproviseerde kampen‚ zoals Amir. Diens tent bestaat uit twee ruimtes‚ gescheiden door tapijten met bloemmotief. Het ene vertrek vormt een eenvoudige keuken met oven en kookplaat. In het andere liggen bruine kussentjes op de grond‚ waarop het gezin slaapt. Er staat een kleine televisie en bovenin brandt een kale gloeilamp. ‘Als het regent stroomt alles hier over’‚ zegt Amir‚ ‘en ’s nachts is het zo koud dat de kinderen liggen te rillen.’

Terwijl hij een kralensnoer door zijn hand laat lopen‚ noemt Amir de namen van alle familieleden die door het leger van de Syrische president Bashar al-Assad zijn gedood. ‘De mensen in ons dorp dachten dat zijn soldaten ons kwamen redden‚ maar wat ze deden was alle mannen bijeendrijven om hen te vermoorden. Ze staken alles in brand‚ ook ons huis.’

Afgedwaalde bommen

Sommige vluchtelingen zijn kleine bedrijfjes begonnen. Zoals Zahra‚ een vrouw uit Ramtha‚ een stad dicht bij de Syrische grens die meerdere keren is geraakt door afgedwaalde bommen. ‘Toen we hier kwamen‚ kregen we niet genoeg hulp om te overleven’‚ zegt ze. ‘Dus begonnen we Syrische specialiteiten van yoghurt en melk te bereiden‚ die we verkochten aan de buren. Via mond-tot-mondreclame zijn we gegroeid.’

Toen we hier kwamen, kregen we niet genoeg hulp om te overleven.

Ze verdient nu 100 dinar per maand met de verkoop van gevulde aubergines‚ geitenkaas en olijven in citroensap. Omdat haar echtgenoot noch haar zonen werk hebben‚ betaalt Zahra de huur. Het gezin bewoont een appartement op de begane grond van een betonnen gebouw met vier verdiepingen‚ op een perceel van rode aarde. Elke ochtend klimt Zahra’s man naar het dak van het gebouw om een sigaret te roken. Dan kijkt hij in de richting van zijn olijfgaard in Syrië‚ die aan de andere kant van de heuvels aan de horizon ligt. Vaak hoort hij de bommen en ziet hij de rookpluimen.

Onzeker

In de kapsalon van Ali Ashour‚ in Mafraq‚ een Jordaanse grensplaats‚ praten de klanten op luide toon over hoezeer de Syrische vluchtelingen de prijzen van voedsel en huisvesting omhoog hebben gejaagd. Sinds de oorlog begon‚ steeg de huur van een gezinsflat van 100 naar 300 dinar per maand‚ begint een besnorde man in zwartleren jas een opsomming. Kostte een kilo schapenvlees eerst 7 dinar‚ nu is dat 12. Kippenvlees steeg van 1‚30 naar 1‚80 dinar per kilo. Daar komt nog bij dat veel Syriërs bereid zijn te werken voor minder loon dan de Jordaniërs‚ zegt hij – en dit is al een land met een hoge werkloosheid (eind 2015 bijna 14 procent van de beroepsbevolking‚ volgens cijfers van het Jordanese ministerie van Statistiek).

‘Ik weet niet wat er gaat gebeuren met mijn zaak’‚ zegt kapper Ali. ‘Alles is onzeker‚ ons land ligt op zijn knieën.’ In zijn ene hand houdt hij een wegwerpscheermesje vast‚ in de andere een sigaret. ‘We moeten twee keer zo hard werken om te overleven.’

Prothese

In een huis in de Jordaanse hoofdstad Amman zit de 12-jarige Syrische jongen Adib in zijn rolstoel te tekenen. Zijn tekening stelt een jongen voor die ook in een rolstoel zit. Boven de stoel hangen ballonnen. ‘Ik heb mijn protheses nu‚ dus de rolstoel kan gauw wegvliegen’‚ zegt hij. Adib revalideert‚ tekent en gaat naar school op het met particulier geld gefinancierde Al Bader Centrum in Amman. Daar leren kinderen die in de oorlog benen‚ armen of ogen hebben verloren zich aan te passen aan een nieuw leven‚ met hulp van psychologen‚ fysiotherapeuten‚ artsen en leraren.

Vorige winter speelde Adib met zijn twee neefjes in de sneeuw op het dak van hun huis toen vliegtuigen van Al-Assad er vaatbommen op wierpen. De eerste bom ontplofte niet. De tweede verbrandde Adibs ene neef en reet de andere neef aan stukken. De derde bom raakte Adib. Hij werd wakker in het veldhospitaal van een rebellengroep. ‘Ik probeerde overeind te komen‚ maar toen zag ik dat ik geen benen meer had om op te staan. De dokter zei: “Wees niet bang‚ we geven je nieuwe benen.” Ik wist niet dat er protheses bestonden‚ dus ik dacht dat ik de benen van een dode man zou krijgen. Daar moest ik de hele dag aan denken.’

‘Je krijgt nieuwe benen’, zei de arts. Prothese kende ik niet, ik dacht: ik krijg die van een dode.

‘Mijn vrienden hier zijn de beste die ik ooit heb gehad’‚ zegt Adib over de drie jongens met wie hij zijn leven deelt in het Al Bader Centrum. Op het beddengoed staan superhelden afgebeeld‚ op het gordijn Disneyfiguren. ’s Nachts ziet Adib er monsters in: ‘Schaduwen‚ grote donkere schaduwen.’ Op de eerste tekening die hij maakte in het Al Bader Centrum tekende Adib zichzelf met echte benen‚ niet met protheses of een rolstoel. Hij staat in zee en er zwemmen vissen om hem heen.

Adib zegt dat het zijn droom is terug te keren naar Syrië en te trouwen en ‘veel kinderen’ te krijgen. Op dit moment staan zes- tot zevenhonderd vrouwen en kinderen op de wachtlijst voor protheses en revalidatie in het Al Bader Centrum. Volgens de organisatie Handicap International hebben 80 duizend Syriërs protheses nodig als gevolg van oorlogswonden. Adib: ‘Ik ga leren lopen met mijn protheses en als ik groot ben‚ ga ik leren ze te maken zodat ik andere kinderen kan helpen. Ik heb zoveel kinderen gezien in Syrië die geen hulp krijgen.’

 

Chronisch gebrek aan fondsen

Het enorme aantal vluchtelingen uit Syrië legt een steeds grotere last op de Jordaanse bevolking. De kosten van huisvesting en voedsel schieten omhoog‚ scholen moeten ’s middags extra lessen organiseren voor de talloze Syrische kinderen; de druk op de gezondheidszorg heeft volgens de VN een kritisch niveau bereikt.

Jordanië stelde meer grenscontroles in‚ maar sloot de grens niet hermetisch af. Kwetsbare vluchtelingen kunnen nog naar binnen en andere steken de grens over buiten de controle om. Die laatste categorie vluchtelingen wordt later vaak alsnog teruggestuurd naar Syrië. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR schat dat zo’n 20 duizend vluchtelingen gevangenzitten in niemandsland: een gebied van zandheuvels op de grens tussen Syrië en Jordanië. Ze wonen in tenten van dekens en dekzeilen en hebben zo weinig toegang tot voedsel‚ water en medicijnen dat volgens hulporganisaties hun leven gevaar loopt.

De VN hebben door chronisch gebrek aan fondsen al enkele keren moeten snijden in de hulp aan vluchtelingen in Jordanië. In 2015 on de UNHCR slechts een derde van de geregistreerde vluchtelingen buiten de officiële kampen helpen met wat geld voor voedsel en huur. In januari deden de VN een beroep op de lidstaten om bijna acht miljard dollar te doneren voor het werk in Syrië en de buurlanden voor 2016.

Volgens VN-cijfers leven negen van de tien vluchtelingen in Jordanië onder de armoedegrens. Vele maken schulden om te overleven‚ zijn ondervoed of sturen kinderen eropuit om te bedelen. Ook huwen ze jonge meisjes uit voor de bruidsschat. Op de internationale donorconferentie in Londen in februari werd Jordanië 2‚1 miljard dollar toegezegd voor een periode van drie jaar‚ een kwart van wat volgens Amman nodig is. In maart zijn afspraken gemaakt tussen Jordanië en de EU over miljoenen euro’s aan investeringen in het land. Jordanië heeft beloofd tot 200 duizend Syriërs te laten werken in nieuw gecreëerde banen‚ in ruil voor verlaging van de importtarieven van de EU voor Jordaanse producten.

Uit het Deens vertaald door Daan Bronkhorst. De namen van de vluchtelingen in het stuk zijn gefingeerd om familieleden in Syrië te beschermen.