Een neonazi in blauw mantelpak

Het is de dag dat Duitsland zijn grenzen openzet voor duizenden vluchtelingen als ik in München de langverwachte heropening bijwoon van het proces tegen vijf neonazi’s. Tussen 1999 en 2007 zou deze groep zeker negen allochtonen en een Duitse agente hebben vermoord en bomaanslagen en bankovervallen hebben gepleegd.

Ook de Duitse staat zit in de beklaagdenbank‚ omdat zij de moorden jarenlang afdeed als afrekeningen binnen de Turkse maffia: de misdrijven werden amper onderzocht en de extremisten konden blijven doorgaan. Duitse media spreken van het belangrijkste terreurproces sinds de rechtszaken tegen de linkse Rote Armee Fraktion (RAF) in de jaren zeventig.

Toga’s

Vanaf de perstribune zie ik de ronde en raamloze rechtszaal langzaam zwart worden van de toga’s. De fotografen verdringen zich rond de verdachten – en vooral rond de 42-jarige Beate Zschäpe‚ die de aanslagen beraamde waarbij acht Duitsers van Turkse en een van Griekse komaf en een politieagent omkwamen.

Het is bijna niet voor te stellen dat deze in blauw mantelpak gestoken vrouw met keurig opgestoken haar ooit hecht samenwerkte met de andere beklaagden‚ die overwoekerd zijn met tatoeages en die hun capuchons diep over hun ogen hebben getrokken.

Racisme

Mijn aandacht richt zich vooral op de advocaten van de slachtoffers‚ de Nebenklägervertreter. Deze veertig juristen‚ die ruim zeventig familieleden vertegenwoordigen‚ vullen bijna de helft van de zaal. Ze zijn de drijvende kracht achter het proces: via websites en in interviews betogen ze dat het proces over méér gaat dan de misdaden van enkele extremisten.

Racisme‚ stellen ze‚ is een groot probleem in de Duitse samenleving en zit diep ingebakken in het overheidsapparaat‚ ook bij Justitie. De advocaten hebben de rechters gedwongen onderzoek te doen naar de achtergronden van de jarenlange passiviteit van de staat. Ze eisten dat leden van de veiligheidsdiensten als getuige werden gehoord en dat de levering van wapens aan de neonazi’s werd onderzocht.

Nicotine

De eisen zijn deels ingewilligd – maar niet van harte. Tijdens een rookpauze – de nicotine-inname onder Duitse juristen is hoog – vertelt een Nebenklägervertreter me dat hij en zijn collega’s door de rechters onder druk zijn gezet om hun activistische houding te temperen. Hoe doen die rechters dat‚ vraag ik. De advocaat maakt een breed gebaar: daar zijn de rookpauzes voor.

De boodschap van de advocaten kom ik de volgende dag tegen in een commentaar van de Süddeutsche Zeitung. De verdachten verschillen weinig van de Duitsers die protesteren tegen asielzoekers‚ waarschuwt de krant.

Open armen

Om die beangstigende gedachte te verdrijven‚ ga ik naar het centraal station van München‚ waar honderden Duitsers de Syrische vluchtelingen met open armen verwelkomen. Het is dit beeld dat dezer dagen overheerst in de media.

Maar waar de Süddeutsche Zeitung op doelt‚ speelt zich af buiten het zicht van de camera’s. Het activisme dat sommige rechters de Nebenklägervertreter verweten‚ is allesbehalve overbodig.