Arnon Grunberg
© Jitske Schols

Catch-22

De gebeurtenissen in Afghanistan in de zomer van 2021 – een land dat aan onze aandacht was ontsnapt – hebben de vraag naar de reikwijdte van onze verantwoordelijkheid op scherp gezet.

New York Times-columnist Thomas Friedman, die een voorliefde heeft voor gemeenplaatsen, heeft als het om (Amerikaanse) invasies gaat vaak de woorden gebruikt ‘you break it, you own it’ – of varianten daarop.

Begrijpelijk dat dat soort tekstjes in winkels met breekbare vazen en dergelijke te lezen zijn, maar is een land een winkel met vazen? Hebben we Afghanistan gebroken? En wie zijn wij?

Om met het eerste te beginnen, nee, Afghanistan – of welk land dan ook – is geen winkel met vazen. Maar Friedman bedoelde met ‘dan is het van jou’ dat je een bepaalde verantwoordelijkheid hebt als je een land bezet. Die verantwoordelijkheid is vastgelegd in internationale verdragen en het oorlogsrecht. We hebben het met andere woorden over wetten, al worden ook wetten, zeker als het gaat om het oorlogsrecht, nogal eens straffeloos met voeten getreden. Wat internationale wetten en verdragen betreft blijft de grote vraag: wie handhaaft al die wetten? Vrijwel niemand, want een wereldregering en een wereldpolitie zijn (gelukkig?) ver weg.

Militaire interventie of niet, mensen zullen proberen te ontkomen aan hun lot

Om aan de verantwoordelijkheden die samengaan met het bezetten van landen te ontkomen, neemt de bezetter doorgaans zijn toevlucht tot zelfbestuur van de lokale bevolking. Men zou dit neokolonialisme kunnen noemen, ware het niet dat dat woord zo misbruikt is dat vrijwel alles wat als onwenselijk wordt ervaren neokolonialisme wordt genoemd.

Een groot deel van de discussie over Afghanistan aan het eind van de zomer van 2021 ging over de vraag wat met ‘onze’ tolken en medewerkers moest gebeuren. Wie dienden we te evacueren? Dat is met alle respect een cynische discussie, hoezeer men ook verantwoordelijk dient te zijn voor huidige en voormalige werknemers, want verreweg de meeste Afghanen blijven achter in een land waar hongersnood en anarchie dreigen. Overigens was Afghanistan onder Ghani geen paradijs. Onder Karzai overigens ook niet, al was er de jaren na de invasie ondanks alle corruptie, ook toen al sprake van robuuste economische groei, waar delen van de bevolking van profiteerden.

Zoals een Nederlandse vriend, die in Afghanistan geboren en opgegroeid is, tegen me zei toen we in de zomer van 2015 door Kazachstan reden: ‘Er zijn heel veel landen waar je niet als mens geboren zou willen worden.’

Op grond daarvan moet de westerling zich vooral niet al te superieur voelen, hij moet hooguit beseffen dat er, militaire interventie of niet, mensen zullen proberen te ontkomen aan hun lot. De meest effectieve manier om aan dat noodlot te ontkomen, blijft voor velen migratie.

Vooralsnog zie ik geen uitweg uit deze catch-22: de slimmeren, sterksten, meest bevoorrechten verlaten begrijpelijkerwijs de failed state, waarna die failed state dieper in het moeras zinkt.